ECLI:NL:OGHACMB:2023:175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
AUA201904485 - AUA2021H00150
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontvankelijkheid van een vakbond in een vordering tot nakoming van een convenant met de overheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vereniging Sindicato Aduanero di Aruba (SADA) tegen de openbare rechtspersoon Het Land Aruba. SADA, een vakbond voor douaneambtenaren, heeft een convenant gesloten met het Land dat per 1 januari 2018 een nieuw functiehuis en salarishuis voor douaneambtenaren zou worden ingevoerd. SADA stelt dat het convenant niet correct is uitgevoerd en vordert nakoming. Het Gerecht in eerste aanleg heeft SADA niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat er volgens het Gerecht een bijzondere rechtsgang openstaat. SADA is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.

In het hoger beroep heeft SADA twee grieven ingediend. De eerste grief betreft de niet-ontvankelijkverklaring van haar vordering tot nakoming van het convenant. SADA betoogt dat het niet kunnen optreden als partij in deze zaak een schending oplevert van het recht van arbeiders om zich te verenigen in een vakbond. Het Hof oordeelt echter dat SADA geen eigen belang heeft bij de vordering tot nakoming van het convenant, omdat de belangen van de leden van SADA niet voldoende zijn onderbouwd. De tweede grief, die betrekking heeft op de proceskosten, kan ook niet slagen.

Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en veroordeelt SADA in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 5 september 2023 door de leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA201904485 - AUA2021H00150
Uitspraak: 5 september 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de vereniging
SINDICATO ADUANERO DI ARUBA,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. C.L. Geerman.
Partijen worden hierna (ook) aangeduid als SADA en het Land.

1.De zaak in het kort

1.1
SADA, een vakbond voor douaneambtenaren, heeft met het Land een convenant gesloten dat onder meer inhoudt dat per 1 januari 2018 een nieuw functiehuis en een nieuw salarishuis voor de douaneambtenaren zal worden ingevoerd. In de visie van SADA is geen (volledige en correcte) uitvoering gegeven aan het convenant. Om die reden vordert zij in deze procedure alsnog nakoming van het convenant. Kern van dit geding is de vraag of SADA ontvankelijk is in deze civiele vordering. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) heeft die vraag ontkennend beantwoord en is daarom niet aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering toegekomen. In dit hoger beroep ligt de vraag of SADA ontvankelijk is in haar vordering tot nakoming van het convenant opnieuw voor.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 28 juli 2021 ingekomen akte van hoger beroep is SADA in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 16 juni 2021 uitgesproken vonnis van het Gerecht.
2.2
Bij een op 8 september 2021 ingediende memorie van grieven heeft SADA twee grieven voorgesteld, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
2.3
Het Land heeft op 12 oktober 2021 een memorie van antwoord ingediend waarin het de grieven heeft bestreden, het Hof heeft verzocht om het beroep van SADA af te wijzen en het vonnis waarvan beroep te bevestigen met veroordeling van SADA in de kosten van het hoger beroep.
2.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van het Land een pleitnotitie ingediend. De gemachtigde van SADA heeft geen pleitnotitie ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
SADA is een vakbond voor douaneambtenaren. Haar leden zijn allen ambtenaar in de zin van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma).
3.1.2
Tot 1 januari 2013 was de Departamento di Aduana Aruba (DAA) onderdeel van de Servicio di Impuesto y Aduana (SIAD).
3.1.3
Bij onderscheiden Landsbesluiten van 27 december 2012 is de SIAD met ingang van 1 januari 2013 opgeheven, onderscheidenlijk de DAA met ingang van 1 januari 2013 ingesteld.
3.1.4
Op 22 december 2016 hebben SADA en de minister van Financiën en Overheidsorganisatie een convenant ondertekend waarin partijen onder meer zijn overeengekomen dat een werkgroep herziening functieomschrijving en inschaling douaneambtenaren wordt ingesteld, die uiterlijk 16 januari 2017 met haar werkzaamheden aanvangt, uiterlijk 1 mei 2017 een concept functieomschrijving en inschaling voor de DAA formuleert en aanbiedt aan de Minister, en dat de definitieve versie uiterlijk 1 juli 2017 wordt behandeld en goedgekeurd in de Ministerraad.
3.1.5
Op 21 juli 2017 hebben de minister van Financiën en Overheidsorganisatie, de DAA, de SADA en de Landsbemiddelaar een convenant ondertekend omtrent het salaris- en functiehuis van de douaneambtenaren (het convenant). Daarin staat, voor zover van belang:

(…)
OVERWEGENDE:
- dat voornoemde werkgroep een nieuw functiehuis heeft voorgesteld voor de douanerangen van DAA (bijlage 1);
- dat voornoemde werkgroep eveneens een separaat salarishuis heeft voorgesteld voor de douanerangen van DAA (bijlage 2);
ZIJN OVEREENGEKOMEN DAT:
- voornoemd functiehuis per 1 januari 2018 zal worden ingevoerd;
- voornoemd salarishuis per 1 januari 2018 zal worden ingevoerd;
- in aanloop naar voornoemd salarishuis de ambtenaren van DAA per 1 juli 2017 een periodiek krijgen toegekend;
- per 1 januari 2018 de inpassing in voornoemd salarishuis kan geschieden volgens bijlage 2;
(…)
- de werkgroep hiermee haar taakstelling volledig heeft volbracht;
- de minister op 7 juli 2017 de instemming heeft verkregen van de ministerraad voor het vorenstaande mede op basis van advies DRH;
- hierna het vorenstaande zal worden geformaliseerd middels een LBham
(…)“.
3.1.6
Op 23 januari 2020 heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgekondigd het ‘Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 20 januari 2020 tot wijziging van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen douaneambtenaren en de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (AB 2020 no. 15)’ (hierna: het Lbham). Het Lbham strekt tot uitvoering van het convenant. In bijlage A van het Lbham is een gewijzigd functiehuis opgenomen. In bijlage B van het Lbham zijn de bezoldigingsschalen voor de douaneambtenaren opgenomen.
Vorderingen
3.2
In deze rechtszaak heeft SADA gevorderd, verkort weergegeven, dat het Gerecht
het Land beveelt de overeenkomst c.q. het convenant van 21 juli 2017 naar behoren na te komen
primair (het Land veroordeelt om) de Lbham althans bijlage B daarvan buiten werking/toepassing te verklaren en subsidiair het Land verbiedt de Lbham of onderdelen daarvan (de artikelen IV.A en IV.B en/of bijlage B. jegens SADA toe te passen cq te handhaven
het Land veroordeelt om maandelijks aan de leden van SADA een salaris en een verhoging uit te betalen als ware het Convenant van 21 juli 2017 in werking getreden en van kracht geworden
het Land veroordeelt tot betaling van een dwangsom van Afl 25.000,- per dag of dagdeel dat zij niet voldoet aan de op grond van i) en/of ii) subsidiair en/of iii) uit te spreken veroordeling(en)
enige andere beslissing neemt die het meent te behoren, alles met
veroordeling van het Land in de proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht SADA niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, kort gezegd omdat daarvoor een bijzondere rechtsgang openstaat of heeft opengestaan. SADA heeft enkel een afgeleid belang. Van een eigen belang zoals bedoeld in de op dit punt geldende rechtspraak (onder meer HR 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1296) is onvoldoende gebleken. Het Gerecht heeft SADA veroordeeld in de proceskosten die aan de kant van het Land zijn begroot op nihil.
3.4
Het Hof verenigt zich met dit oordeel op grond van het volgende.
SADA heeft geen eigen belang bij de vordering tot nakoming
3.5
Met haar eerste grief komt SADA op tegen de niet-ontvankelijkverklaring in haar vordering tot nakoming van de overeenkomst c.q. het convenant van 21 juli 2017 (zie 3.2 onder i)). Zij bestrijdt dat oordeel met het betoog dat zij weliswaar voor en namens haar leden optreedt, maar dat het niet zelfstandig kunnen optreden als een partij een met SADA namens en voor haar leden gesloten overeenkomst niet nakomt, een schending oplevert van het recht van arbeiders om zich te verenigen in een vakbond en zo als gelijkwaardige partner met een werkgever in onderhandeling te treden. Het ontnemen van SADA van haar rechten om als civiele contractspartij een door haar als rechtspersoon afgesloten overeenkomst in rechte te kunnen afdwingen is een dusdanige uitholling van het verenigingsrecht van werknemers dat hiermee sprake is van schending van verdragen, onder meer het ESH, aldus SADA.
3.6
Het Hof volgt SADA daarin niet. De vordering van SADA tot nakoming van het convenant strekt ter bescherming van de bij SADA aangesloten werknemers namens wie SADA de onderhandelingen heeft gevoerd die hebben geleid tot het gesloten convenant. Uiteindelijk zijn het immers de leden van SADA die daadwerkelijk nadeel stellen te ondervinden van het niet nakomen van het convenant doordat zij betalingen missen waarop zij recht menen te hebben. Het belang van SADA bij nakoming van het convenant vloeit dus voort uit het opkomen voor de gebundelde belangen van haar leden. Dat SADA een eigen belang heeft dat zelfstandig wordt beschermd door de norm waarop de vordering van SADA is gebaseerd – nakoming van een overeenkomst – en dat de toegang tot de burgerlijke rechter rechtvaardigt, heeft SADA ook in hoger beroep onvoldoende onderbouwd gesteld. SADA heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit een dergelijk belang kan worden afgeleid. Niet valt in te zien waarom het niet aannemen van een eigen civielrechtelijk belang van SADA in strijd zou zijn met het verenigingsrecht van werknemers en waarom dat in dit geval toegang tot de burgerlijke rechter van SADA zou rechtvaardigen. Nog daargelaten dat SADA die stelling niet heeft toegelicht, blijft gelden dat voor de individuele werknemers de gang naar de bestuursrechter openstaat. De bestuursrechter kan daarbij toetsen aan algemene rechtsbeginselen zoals het vertrouwensbeginsel. In dat kader kan ook worden beoordeeld of het Land het convenant correct is nagekomen.
De conclusie is dan ook dat van een eigen belang van SADA dat toegang geeft tot de civiele rechter niet is gebleken. Grief I slaagt daarom niet.
3.7
Grief II kan gelet op het bovenstaande evenmin slagen omdat SADA als de partij die ongelijk heeft gekregen terecht in de proceskosten (die aan de kant van het Land op nihil zijn begroot) is veroordeeld.
Slotsom
3.8
Het hoger beroep slaagt niet zodat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. SADA zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt SADA in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op Afl 193,61 aan verschotten en Afl 6.000 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 5 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.