ECLI:NL:OGHACMB:2023:2

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
CUR2021H00176
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken bij Solid Holding N.V. in het kader van enquêteprocedure

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een enquêteprocedure. De zaak betreft de stichting Britannica Guarantee National Insurance Company Limited (BGNIC) die een onderzoek heeft aangevraagd naar het beleid en de gang van zaken bij Solid Holding N.V. (Solid). Het Hof heeft eerder op 25 januari 2022 een onderzoek gelast, waarbij BGNIC werd opgedragen zich uit te laten over bepaalde onderwerpen. De procedure omvatte onder andere de uitgifte van aandelen aan de stichting The Solid Fund Private Foundation (SFPF) op 24 mei 2017, een dividenduitkering van € 100 miljoen aan aandeelhouders en een lening van € 15 miljoen aan een derde partij. Het Hof heeft de omvang van het onderzoek nader bepaald en een onderzoeker benoemd, waarbij het onderzoek zich zal richten op de rol van betrokkenen en de gang van zaken in de periode van 1 mei 2017 tot 1 juli 2017. Het Hof heeft ook voorlopige voorzieningen in stand gelaten en verzoeken van BGNIC om verdergaande maatregelen afgewezen. De kosten van het onderzoek komen ten laste van Solid, die zekerheid moet stellen voor de betaling voordat het onderzoek begint.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummer: CUR2021H00176
Uitspraak: 17 januari 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak ex art. 2:271 BW (eerste fase enquête-procedure) van:
de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
BRITANNICA GUARANTEE NATIONAL INSURANCE COMPANY LIMITED (“BGNIC”),
hierna: BGNIC,
gevestigd in Georgetown, Crand Cayman, Kaaiman Eilanden,
met gekozen domicilie in Curaçao bij haar gemachtigden,
verzoekster,
gemachtigden: mrs. J.C. Maris en C.F. Klooster,
tegen
de naamloze vennootschap
SOLID HOLDING N.V.,
hierna: Solid,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigden: mrs. W. Princée en J.M.K.P. Cornegoor,
met als belanghebbenden:
1. de stichting
THE SOLID FUND PRIVATE FOUNDATION,
hierna: SFPF,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigden: mrs. W. Princée en J.M.K.P. Cornegoor,
2.
[belanghebbende 2],
[e-mailadres],
3.
[belanghebbende 3],
[e-mailadres],
4.
[belanghebbende 4],
[e-mailadres].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij beschikking van 25 januari 2022 heeft het Hof een nader te bepalen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Solid gelast, voorlopige voorzieningen getroffen en BGNIC opgedragen zich bij akte uit te laten over de in de beschikking genoemde onderwerpen.
1.2
Op 22 maart 2022 heeft BGNIC een akte ingediend, met producties 23-36.
1.3
Op 10 mei 2022 heeft Solid een antwoordakte ingediend, zonder producties.
1.4
Op 7 november 2022 heeft Solid een (tweede) productie 24 toegezonden.
1.5
Op 9 november 2022 heeft [belanghebbende 4] een
2nd Statementmet
exhibits 1-3toegezonden.
1.6
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 10 november 2022. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.7
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

Omvang van het onderzoek
2.1
Bij de beschikking van 25 januari 2022 heeft het Hof een nader te bepalen onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken bij Solid. Zoals in rov. 2.11 en 2.12 van die beschikking is overwogen, dient dit onderzoek in elk geval gericht te zijn op het beleid en de gang van zaken bij Solid in verband met:
a. de uitgifte van de aandelen aan de stichting The Solid Fund Private Foundation (hierna: SFPF) op 24 mei 2017,
b. de dividenduitkering van € 100 miljoen aan de aandeelhouders kort daarna, en
c. de lening van € 15 miljoen aan [belanghebbende 3], eveneens kort na 24 mei 2017.
Verder is in de beschikking van 25 januari 2022 overwogen dat het onderzoek naar die drie onderwerpen zich mede dient te richten op de rol daarbij van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
2.2
Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over andere procedures waarvan de uitkomst van belang zou kunnen zijn voor het onderzoek. Partijen hebben zich daarover uitgelaten. Naar aanleiding daarvan overweegt het Hof als volgt.
2.3
Bij verzoekschrift van 8 februari 2018 heeft BGNIC een procedure tegen Solid bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao aanhangig gemaakt, waarin zij vernietiging vordert van het uitgiftebesluit van 24 mei 2017. In die procedure heeft Solid een conclusie van antwoord ingediend en staat een mondelinge behandeling gepland. Solid heeft aangevoerd dat het onderwerp van de vernietigingsprocedure het onderwerp van deze enquêteprocedure verregaand overlapt. Dat is in zoverre juist, dat deze enquêteprocedure wellicht uiteindelijk (mede) tot vernietiging van dat besluit zou kunnen leiden (afhankelijk van het verdere verloop van deze procedure), zoals ook de vernietigingsprocedure daartoe zou kunnen leiden.
2.4
Op de Kaaiman Eilanden is geprocedeerd over de vraag of de truststructuren die [de vader] in het leven heeft geroepen verenigbaar zijn met het Israëlische huwelijksvermogensrecht en of [de vader] bij het opzetten daarvan heeft gedwaald. Solid heeft aangevoerd dat de uitkomst van die procedure kan meebrengen dat deze enquêteprocedure geen onderwerp meer heeft; BGNIC heeft aangevoerd dat de uitkomst van die procedure niet van belang is voor deze enquêteprocedure. Het Hof laat dat in het midden.
2.5
Ook over andere procedures hebben partijen het Hof ingelicht. Onder meer wordt in Singapore geprocedeerd over investeringen in het Lexinta-fonds.
2.6
Het Hof ziet geen aanleiding om het onderzoek in deze enquêteprocedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van de andere procedures. Weliswaar hebben de onderwerpen van een of meer van de andere procedures een overlap met die van deze enquêteprocedure, maar dat is van onvoldoende gewicht om in deze enquêteprocedure een afwachtende houding aan te nemen. Dit geldt ook indien het risico bestaat dat de uitkomst van een of meer van de andere procedures zal meebrengen dat achteraf gezien het onderzoek in deze enquêteprocedure niet nodig of niet zinvol is geweest. Hierbij weegt mee dat een onderzoek bij Solid in dit geval niet erg bezwaarlijk voor Solid kan worden geacht, in elk geval niet vanwege de kosten ervan.
2.7
Bij de beschikking van 25 januari 2022 heeft het Hof BGNIC niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek voor zover het betrekking heeft op SFPF. Het Hof heeft de mogelijkheid opengelaten dat het zou bepalen dat een ten aanzien van Solid lopend onderzoek zich mede uitstrekt tot het beleid bij SFPF als nauw verbonden rechtspersoon (rov. 2.4). Het is daarom niet in strijd met de eisen van een goede procesorde dat BGNIC dit onderwerp opnieuw aan de orde heeft gesteld.
2.8
Het Hof ziet geen aanleiding om terug te komen van zijn beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van BGNIC in haar verzoek, voor zover dat betrekking heeft op SFPF. Evenmin ziet het aanleiding te bepalen dat een ten aanzien van Solid lopend onderzoek zich mede uitstrekt tot het beleid bij SFPF als nauw verbonden rechtspersoon.
2.9
Het Hof ziet echter wel aanleiding om te bepalen dat de onderzoeker ook medewerking zal kunnen verlangen van functionarissen bij SFPF als bedoeld in art. 2:277 lid 1 BW en ook gegevens van SFPF zal kunnen raadplegen als bedoeld in art. 2:277 lid 2 BW. Het moet dan gaan om onderzoek naar de hiervoor in 2.1 genoemde drie onderwerpen.
2.1
BGNIC heeft aangevoerd te hebben vernomen dat de invloed van [belanghebbende 3] op het beleid van Solid al veel eerder dan op 23 mei 2017 een aanvang nam. Daarom heeft zij het Hof verzocht om ook eerdere handelingen bij Solid onderwerp van onderzoek te laten zijn. Het Hof zal dit verzoek niet honoreren. Er is niet gebleken van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of aan een juiste gang van zaken bij Solid in een andere periode dan de periode rond de uitgifte van de aandelen, de dividenduitkering en de lening van [belanghebbende 3]. Die periode kan worden gesteld op het tijdvak van 1 mei 2017 tot 1 juli 2017. Het Hof zal het tijdvak waarop het onderzoek betrekking heeft, bepalen op dat tijdvak.
2.11
Voor zover BGNIC het Hof heeft verzocht te bepalen dat het onderzoek zich zal uitstrekken over investeringen in het Lexinta-fonds, wordt dat verzoek afgewezen. Niet is gesteld dat Solid bij die investeringen is betrokken, laat staan hoe. Hetgeen BGNIC heeft gesteld, levert daarom geen gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid of aan een juiste gang van zaken bij Solid in verband met investeringen in het Lexinta-fonds.
Voorlopige voorzieningen
2.12
Het Hof zal de eerder getroffen voorlopige voorzieningen in stand laten. Zoals in de beschikking van 25 januari 2022 is overwogen, dienen die om de situatie te bevriezen. Dat is nog steeds nodig. Er is ook geen verzoek gedaan om die in te trekken.
2.13
BGNIC heeft verzocht om verdergaande voorlopige voorzieningen. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de bestuurders van Solid weigeren om verjaringstermijnen van vorderingen op derden te stuiten. Na verweer hiertegen door Solid heeft BGNIC dit verwijt niet of onvoldoende toegelicht. Ook voor het overige is hetgeen BGNIC heeft aangevoerd onvoldoende reden om thans verdergaande voorlopige voorzieningen te treffen.
Geen aanhouding voor schikkingsonderhandelingen
2.14
Solid heeft verzocht om de zaak aan te houden voor schikkingsonderhandelingen. Het Hof zal dat niet doen. Weliswaar kunnen schikkingsonderhandelingen tussen de beide zussen [belanghebbenden 3 en 4] en de moeder [belanghebbende 2] bijdragen aan oplossingen die een einde zouden kunnen maken aan deze procedure en aan andere procedures, maar de voortgang van de enquêteprocedure kan ook bijdragen aan de oplossing van problemen die binnen de doelstellingen van het enquêterecht vallen. Het Hof verwacht niet dat de voortgang van deze procedure in de weg zal staan aan zinvolle schikkingsonderhandelingen.
Slotsom
2.15
Het Hof zal thans de omvang van het onderzoek nader bepalen en een onderzoeker benoemen. Zodra het Hof een geschikte onderzoeker gevonden heeft, zal het die persoon bij beschikking als onderzoeker aanwijzen. Daarna zal worden beslist over het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bepaalt de omvang van het bij beschikking van 25 januari 2022 gelaste onderzoek (nader) als volgt:
- het onderzoek dient in elk geval gericht te zijn op het beleid en de gang van zaken bij Solid in verband met:
a. de uitgifte van de aandelen aan SFPF op 24 mei 2017;
b. de dividenduitkering van € 100 miljoen aan de aandeelhouders kort na 24 mei 2017; en
c. de lening van € 15 miljoen aan [belanghebbende 3], eveneens kort na
24 mei 2017;
- het onderzoek naar die drie onderwerpen dient zich mede te richten op de rol daarbij van [betrokkene 1] en [betrokkene 2];
- de onderzoeker zal ook medewerking kunnen verlangen van functionarissen bij SFPF als bedoeld in art. 2:277 lid 1 BW en zal ook gegevens van SFPF kunnen raadplegen als bedoeld in art. 2:277 lid 2 BW, voor zover van belang voor het onderzoek naar de hiervoor genoemde drie onderwerpen;
- het onderzoek dient beperkt te blijven tot het tijdvak van 1 mei 2017 tot 1 juli 2017;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
verzoekt de onderzoeker om binnen zes weken na de beschikking waarbij de persoon van de onderzoeker wordt aangewezen, een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan het Hof toe te sturen, met afschrift aan de advocaten van partijen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste van Solid komen en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker zekerheid moet stellen voordat de onderzoeker aan de werkzaamheden begint;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
houdt de beslissing over het onderzoeksbudget en iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en G. van Solinge, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.