ECLI:NL:OGHACMB:2023:211

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
AUA2022H00267
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verhuizing van minderjarige naar Nederland

In deze zaak heeft de moeder in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin haar verzoek om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen werd afgewezen. De moeder heeft bezwaren tegen deze beschikking ingediend en verzocht om gratis admissie in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 waren zowel de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.J.C. Odor, als de vader aanwezig. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en een omgangsregeling te treffen, terwijl de moeder toestemming vroeg voor de verhuizing naar Nederland.

Het Hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de huidige woonsituatie van de minderjarige en de ouders. De moeder wil verhuizen naar Nederland om een MBO-opleiding te volgen, maar het Hof oordeelt dat de verhuizing ingrijpende gevolgen zal hebben voor de minderjarige, die momenteel in een stabiele situatie verkeert. De moeder heeft nog geen werkcontract in Nederland en er zijn twijfels over de geschiktheid van de woonsituatie daar. Het Hof concludeert dat het belang van de minderjarige zwaarder weegt dan de wensen van de moeder en bevestigt de beschikking van het Gerecht, waarbij het verzoek van de moeder wordt afgewezen. De moeder krijgt wel kosteloze toegang tot de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA202200226 – AUA2022H00267
Uitspraak: 3 oktober 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellante],
wonende in Aruba,
appellante,
in eerste aanleg verweerster,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Aruba,
geïntimeerde,
in eerste aanleg verzoeker,
hierna: de vader,
procederende in persoon.
Belanghebbende :
[belanghebbende], geboren op 8 september 2016 in Aruba (hierna: de minderjarige).

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 21 december 2022 ingekomen beroepschrift, met producties, is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 8 november 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de moeder bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof haar gratis admissie verleent in hoger beroep, de beschikking zal vernietigen en haar verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing naar Nederland met de minderjarige alsnog zal toewijzen.
1.2
Op 5 september 2023 heeft de mondelinge behandeling in hoger beroep plaatsgevonden in het Gerechtsgebouw in Aruba. Daarbij waren aanwezig de moeder, bijgestaan door mr. J.J.C. Odor, de vader en S. Figaroa namens de Voogdijraad. Mr. Odor heeft namens de moeder producties overgelegd en hij heeft aan de hand van pleitaantekeningen het hoger beroep nader toegelicht. Mr. Malmberg, die de gemachtigde van de vader was in de procedure in eerste aanleg, heeft het Hof bij mailbericht van 1 september 2023 laten weten hem niet meer bij te staan.
1.3
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
Uit een relatie van partijen is de minderjarige geboren. De vader heeft de minderjarige erkend en partijen hebben gezamenlijk gezag over haar (op grond van artikel 1: 252 lid 1 BW).
2.1.2
De minderjarige verblijft bij haar moeder, die samenwoont met [partner] en hun twee kinderen (van 2 jaar en 0 jaar). De vader woont bij zijn ouders in, samen met zijn 11-jarige dochter uit een eerdere relatie.
2.1.3
De moeder heeft in november 2021 in kort geding toestemming verzocht om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen. Deze kort geding procedure (AUA202200125) is geëindigd in een vaststellingsovereenkomst gedateerd 24 februari 2022. In die overeenkomst heeft de moeder verklaard niet met de minderjarige naar Nederland te zullen afreizen zolang partijen daarover geen overeenstemming hebben bereikt of zolang er nog geen definitieve beslissing is gegeven in deze bodemprocedure.
2.1.4
In een rapport van 26 augustus 2022 heeft de Voogdijraad geadviseerd de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader te bepalen, indien de moeder besluit naar Nederland te vertrekken, en indien de moeder in Aruba blijft de hoofdverblijfplaats bij haar te laten. Een omgangsregeling hoeft niet te worden vastgelegd, omdat de ouders dit in onderling overleg hebben geregeld.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De vader heeft (samengevat) verzocht de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen dan wel een omgangsregeling te bepalen waarbij de minderjarige evenveel tijd bij hem als bij de moeder doorbrengt, met een verbod aan de moeder om met de minderjarige naar Nederland af te reizen.
3.2
De moeder heeft in een zelfstandig tegenverzoek verzocht haar toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen.
3.3
Het Gerecht heeft bij tussenbeschikking van 1 maart 2022 een onderzoek van de Voogdijraad gelast over de vraag welke hoofdverblijfplaats in het belang van de minderjarige is. Bij de bestreden eindbeschikking heeft het Gerecht, voor het geval dat de moeder naar Nederland verhuist, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader bepaald. Het Gerecht heeft daarnaast de door de moeder verzochte vervangende toestemming voor de verhuizing geweigerd.

4.De beoordeling

hoofdverblijfplaats bij voorgenomen verhuizing- maatstaf
4.1
De moeder wil naar Nederland verhuizen om daar een opleiding te kunnen volgen. Beoordeeld moet worden welke hoofdverblijfplaats in het belang van het kind wenselijk is als de moeder haar plan doorzet om te verhuizen: bij de moeder in Nederland, of bij de vader in Aruba.
reden verhuizing
4.2
De moeder heeft aangevoerd dat zij met haar kinderen, waaronder de minderjarige, wil verhuizen omdat zij in Nederland een MBO-opleiding wil volgen. Na het afronden van deze opleiding wil de moeder terugkeren naar Aruba om daar te kunnen werken als pedagogisch medewerker in de kinderopvang en/of zelf een kinderopvang te kunnen starten.
omstandigheden in Nederland
4.3
De opleiding is een leer-werktraject (BBL) van 3 jaar, waarbij de moeder gedurende één dag in de week naar school gaat en gedurende vier dagen in de week zal werken. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij een online gesprek heeft gehad met een MBO-opleiding in Amersfoort. Zij kan per februari 2024 instromen in het BBL-traject, maar moet dan wel voordien een werkcontract hebben afgesloten van minimaal 20 uur per week. Volgens de moeder zal het niet moeilijk zijn een werkplek te vinden, maar zij heeft dat nog niet geregeld.
4.4
De moeder zal in Nederland met haar drie kinderen, waaronder de minderjarige, (tijdelijk) gaan wonen in de flat van haar moeder in Amersfoort, waar zij ook in haar jeugd lange tijd heeft gewoond. Zij heeft al een plek geregeld voor de minderjarige op een basisschool in de buurt van de woning van haar moeder. Haar partner [partner] is ook van plan om naar Nederland te gaan om daar te gaan werken, maar zal afzonderlijke woonruimte zoeken.
belang van de minderjarige-beoordeling
4.5
Uit de verklaringen van partijen ter zitting in hoger beroep en uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de minderjarige nu ongeveer even veel tijd doorbrengt bij de vader en zijn familie als bij de moeder en dat zij met de vader en zijn ouders een hechte band heeft. De minderjarige zit inmiddels in de tweede klas van de basisschool en doet het daar goed.
4.6
Een verhuizing naar Nederland zal ingrijpende gevolgen hebben voor de minderjarige, die zich nu in een stabiele, voor haar veilige situatie bevindt. Met de Voogdijraad komt het Hof tot het oordeel dat het belang van de moeder om een opleiding in Nederland te volgen en zich verder te ontwikkelen weliswaar begrijpelijk is, maar onvoldoende rechtvaardiging biedt om de minderjarige uit die stabiele situatie te halen. De impact van een verhuizing zal ook groot zijn op de vader, omdat hij zijn rol als mede verzorgende ouder dan niet meer kan uitoefenen en het bijna dagelijkse vanzelfsprekende contact met de minderjarige verliest. Dat laatste geldt ook voor de grootouders vaderszijde, waarmee de minderjarige een sterke band heeft. Videocalls vanuit Nederland en bezoeken tijdens vakanties zijn geen gelijkwaardig alternatief voor het dagelijkse contact dat de vader nu heeft. Deze wijziging van een stabiele situatie is kortom niet wenselijk in het belang van de minderjarige.
4.7
Daarbij komt dat de woon- en werksituatie van de moeder in Nederland niet op alle punten voorbereid en geregeld is. Zo heeft de moeder nog geen werkcontract en bestaat dus onduidelijkheid over haar inkomsten. Verder is weinig bekend over de bereidheid van oma moederszijde om het gezin op te vangen en op de kinderen te passen als moeder naar werk/school gaat en evenmin over de geschiktheid van de woning van oma voor inwoning van de moeder met drie kleine kinderen. Tenslotte heeft de vader verklaard te vrezen dat de moeder na haar opleiding niet naar Aruba zal terugkeren. Deze vrees is begrijpelijk en zou gegrond kunnen zijn.
slotsom
4.8
Het Hof komt tot hetzelfde oordeel als het Gerecht. Het hoger beroep gaat dus niet op en de bestreden beschikking zal worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.
4.9
Gelet op de overgelegde aanvraag voor een bewijs van onvermogen (gedateerd 12 december 2022) en hetgeen de moeder ter mondelinge behandeling heeft verklaard over haar gebrek aan inkomsten zal het Hof haar toelating verlenen om in hoger beroep kosteloos te procederen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent de moeder toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.A. Saleh en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 3 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.