ECLI:NL:OGHACMB:2023:214

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
AUA201901696 - AUA2020H00039
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door bomen en zinkplaten; vordering tot verwijdering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende onrechtmatige hinder veroorzaakt door bomen en zinkplaten. De appellante, wonende in Aruba, was in eerste aanleg gedaagde en is thans appellante. De geïntimeerde, eveneens wonende in Aruba, was in eerste aanleg eiseres en is thans geïntimeerde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 30 november 2021, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 14 juni 2022. De mondelinge behandeling is opnieuw gehouden op 5 september 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht en bewijsstukken hebben overgelegd.

De kern van de zaak betreft de aanwezigheid van bomen op het perceel van de appellante, die zich binnen twee meter van de erfgrens van de geïntimeerde bevinden. Op basis van artikel 5:42 BW is het niet toegestaan om bomen binnen deze afstand te hebben zonder toestemming van de eigenaar van het aangrenzende erf. De appellante heeft geen beroep gedaan op een landsbesluit dat een kleinere afstand toestaat en haar verweer dat er sprake is van een gewoonte is niet onderbouwd. Het Hof heeft geoordeeld dat de bomen onrechtmatig zijn en dat de appellante verplicht is deze te verwijderen.

Daarnaast is er een geschil over zinkplaten die door de appellante zijn geplaatst. De geïntimeerde heeft gesteld dat deze zinkplaten onrechtmatige hinder veroorzaken, omdat ze leunen tegen de scheidsmuur en over deze muur heen buigen. Het Hof heeft vastgesteld dat de constructie van de zinkplaten niet voldoet aan de eisen van stevigheid en dat deze een onveilige situatie opleveren. Het Hof heeft beide vorderingen van de geïntimeerde toegewezen en de appellante veroordeeld tot verwijdering van zowel de bomen als de zinkplaten, met dwangsommen voor het geval zij hieraan niet voldoet.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummer: AUA201901696 - AUA2020H00039
Uitspraak: 31 oktober2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor het procesverloop tot aan 30 november 2021 verwijst het Hof naar zijn vonnis van die datum (hierna ook: het tussenvonnis), waarvan de inhoud geldt als hier herhaald en ingelast.
1.2.
De bij het tussenvonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 14 juni 2022. Deze is aangevangen in het Gerechtsgebouw en voortgezet te Washington 37-D en 37-C. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor akte uitlating regeling.
1.3 [
appellante] heeft op 20 september 2022 een akte uitlating ingediend. [geïntimeerde] heeft op 15 november 2022 een antwoordakte genomen.
1.4
Bij mail van 14 augustus 2023 heeft de griffie van het Hof partijen bericht dat om organisatorische redenen vervanging van een of meer rechters ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden noodzakelijk is en dat om die reden en vanwege het tijdsverloop sinds de akte van uitlating een nieuwe mondelinge behandeling wenselijk is.
1.5
De nieuwe mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Aruba op 5 september 2023. Aanwezig waren partijen en hun gemachtigden. Beide gemachtigden hebben pleitnotities gehanteerd en partij [geïntimeerde] heeft ter zitting foto’s overgelegd.
1.6
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

De bomen
2.1
Op grond van artikel 5:42 BW, eerste en tweede lid, is het niet geoorloofd om binnen twee meter afstand van de grenslijn van het erf van iemand anders bomen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is. Op grond van een landsbesluit houdende algemene maatregelen of gewoonte kan een kleinere afstand zijn toegelaten. De eigenaar van het buurerf kan zich ingevolge het derde lid van genoemd artikel niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven.
2.2
Het Hof heeft onder 4.1.3 van het tussenvonnis vastgesteld dat zich op het perceel van [appellante] een kenepaboom, een watapanaboom en twee mispelbomen bevinden (hierna: de bomen). Tussen partijen is niet in geschil dat deze bomen zich bevinden binnen twee meter afstand van de grenslijn van het erf van [geïntimeerde]. [appellante] heeft geen beroep gedaan op een landsbesluit waarbij een kleinere afstand is toegelaten. [appellante] heeft wel als verweer gevoerd dat in dit geval een kleinere afstand is toegelaten op grond van gewoonte. [appellante] heeft, ook nadat [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van een gewoonte als bedoeld in artikel 5:42 BW, haar standpunt niet nader onderbouwd met een aantal duidelijk sprekende gevallen uit de directe omgeving die gelijksoortig zijn aan de situatie in deze zaak. [appellante] heeft weliswaar foto’s overgelegd van bomen in de nabije omgeving, maar enkel op basis van die foto’s kan, mede gelet op de betwisting door [geïntimeerde], niet worden vastgesteld dat de bomen op die foto’s zich bevinden binnen twee meter van een erfgrens. Gesteld noch gebleken is verder dat de situaties op de foto’s gelijksoortig zijn in die zin dat ook daar sprake is van over de erfgrens vallende blaadjes die overlast veroorzaken. De stelling van [appellante] dat de gewoonte in dit geval een kleinere afstand toelaat dan twee meter van de erfgrens wordt dan ook verworpen.
2.3
Ook de in de leden 1 en 2 van artikel 5:42 BW genoemde uitzonderingen doen zich niet voor. [geïntimeerde] heeft immers geen toestemming gegeven voor het hebben van bomen binnen twee meter afstand van de grenslijn. Verder doet zich niet de situatie voor dat de bomen niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen partijen. Uit de door [geïntimeerde] in eerste aanleg overgelegde foto’s en tijdens de op 14 juni 2022 gehouden descente is namelijk gebleken, dat de bomen hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven. Weliswaar heeft [appellante] gesteld dat zij de bomen na de descente heeft gesnoeid, maar zij heeft daarbij niet de hoogte van de scheidsmuur maar de hoogte van de door haar op haar erf geplaatste zinkplaten aangehouden. Zoals hierna zal blijken zijn echter ook de zinkplaten ongeoorloofd. Bovendien blijkt uit de door [geïntimeerde] tijdens de laatste mondelinge behandeling overgelegde foto’s dat de bomen inmiddels weer over de zinkplaten en tussen de zinkplaten heen zijn gegroeid, hetgeen door [appellante] niet is bestreden.
2.4
Het hebben van bomen binnen de afstand van twee meter van de erfgrens is van aanvang af onrechtmatig zodat verwijdering gevorderd kan worden. [appellante] is dan ook gehouden om de bomen die uitsteken boven de scheidsmuur te verwijderen.
[appellante] heeft nog aangevoerd dat zij bereid is om de bomen te blijven snoeien tot onder de hoogte van de scheidsmuur, zodat een veroordeling niet nodig is. Het Hof ziet echter gelet op de mislukte poging na de descente om tot een regeling te komen en het verhandelde ter zitting van 5 september 2023 slechts in een veroordeling van [appellante] een blijvende oplossing voor deze kwestie, die al langere tijd een bron van conflict is tussen partijen.
De zinkplaten
2.5 [
appellante] stelt dat zij op 18 december 2018 op haar terrein een scheidingsmuur van zinkplaten heeft geplaatst. Zij heeft acht afzonderlijke houten balken met een afstand van twaalf centimeter van de scheidsmuur van [geïntimeerde] geplaatst. Elke afzonderlijke houten balk zit met beton in de grond vast en er is niets in de scheids van [geïntimeerde] geschroefd. De zinkplaten zijn met schroeven aan de houten balken bevestigd. De zinkplaat ter hoogte van de kenepaboom is gebogen om te voorkomen dat de takken over de scheidsmuur van [geïntimeerde] komen.
2.6
Het Hof heeft op de door [appellante] overgelegde foto’s en tijdens de descente kunnen waarnemen dat de houten balken en de zinkplaten zijn bevestigd zoals door [appellante] gesteld. Daarnaast heeft [geïntimeerde] tijdens de behandeling op 5 september jl. bevestigd dat de zinkplaten niet aan de scheidsmuur vastzitten maar aan de op het terrein van [appellante] geplaatste houten balken. Het Hof gaat er daarom van uit dat de huidige situatie zo is dat de zinkplaten zijn bevestigd zoals door [appellante] gesteld.
2.7 [
geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van haar vordering tot verwijdering van de zinkplaten onder meer gesteld dat de zinkplaten enkel bevestigd zijn aan houten balken en dat dat geen stevige constructie is. Ook de bevestiging met ijzeren draden aan de bomen is niet voldoende. Dit maakt dat de zinkplaten niet stevig staan en op sommige plaatsen leunen tegen de scheidsmuur en over die muur heen buigen richting de tuin van [geïntimeerde], hetgeen een onveilige situatie oplevert.
2.8
De foto’s en hetgeen het Hof tijdens de descente heeft waargenomen bevestigen deze stellingen van [geïntimeerde], die door [appellante] niet gemotiveerd zijn bestreden. Het Hof heeft hiernaast geconstateerd dat op sommige plekken de takken van de bomen tussen de zinkplaten doorgroeien richting het perceel van [geïntimeerde].
2.9
Het feit dat de zinkplaten niet rechtstreeks aan de scheidsmuur van [geïntimeerde] zijn bevestigd neemt niet weg dat deze dus wel tegen die muur aanleunen en er overheen buigen. Dit levert onrechtmatige hinder op die [geïntimeerde] niet hoeft te dulden. Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de constructie van de houten balken met zinkplaten, gelet op de aard en het aanzicht van de platen, de ernst en de duur van de hinder, voor [geïntimeerde] een aanzienlijke en langdurige stoornis in het genot van haar eigendom opleveren en dat de zinkplaten dienen te worden verwijderd.
2.1
De slotsom is dat het Hof tot eenzelfde beslissing komt als het Gerecht en dat beide vorderingen van [geïntimeerde] zullen worden toegewezen. Het dictum ter zake de zinkplaten zal echter anders worden geformuleerd. Het Hof ziet verder aanleiding aan de op te leggen dwangsommen maxima te verbinden. Het bestreden vonnis zal daarom en omwille van de duidelijkheid van het dictum worden vernietigd. [appellante] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
beveelt [appellante] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis alle bomen binnen twee meter van de erfgrens tussen partijen te verwijderen en verwijderd te houden, tenzij deze bomen worden gekapt en gekapt worden gehouden op een hoogte korter dan de scheidsmuur, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte van een dag dat zij nalaat hieraan te voldoen, tot een maximum van in totaal Afl 5.000;
beveelt [appellante] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de houten balken en daaraan bevestigde zinkplaten te verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte van een dag dat zij nalaat hieraan te voldoen en tot een maximum van in totaal Afl. 5000;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] in hoger beroep gevallen en tot op heden begroot op Afl. 209.61 aan verschotten en Afl. 9.000 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, C.G. ter Veer en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 31 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.