ECLI:NL:OGHACMB:2023:307

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
SXM2021H00185
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opheffing van beslag in civiele zaak tussen Best Boat Yard Services N.V. en Bobby’s Marina B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Best Boat Yard Services N.V. (BBY) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin BBY in kort geding vorderingen had ingesteld tegen Bobby’s Marina B.V. (Bobby’s Marina) met betrekking tot de opheffing van een executoriaal beslag. BBY had in eerste aanleg gevorderd dat het beslag dat Bobby’s Marina had gelegd op haar roerende zaken, zou worden opgeheven. Bobby’s Marina had in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder een verbod tot executie van een eerder vonnis en betaling van een voorschot op schadevergoeding. Het Gerecht had de vorderingen van BBY afgewezen en de executie van het vonnis in conventie geschorst, waarbij BBY in de proceskosten werd veroordeeld.

In hoger beroep heeft BBY haar eis vermeerderd en vorderde zij dat Bobby’s Marina het beslag op haar goederen zou opheffen. Het Hof heeft overwogen dat het vonnis van 17 augustus 2021, waaruit de vordering van Bobby’s Marina voortvloeit, in kracht van gewijsde is gegaan en dat BBY een schuld van US$ 30.000,- aan Bobby’s Marina heeft. BBY voerde aan dat zij niets meer verschuldigd was, maar het Hof oordeelde dat BBY niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. Het Hof bevestigde het bestreden vonnis en veroordeelde BBY in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in civiele procedures en de gevolgen van eerdere vonnissen in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummer: SXM202101467 – SXM2021H00185
Uitspraak: 13 september 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BEST BOAT YARD SERVICES N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: de heer E.I. Maduro,
tegen
de besloten vennootschap
BOBBY’S MARINA B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
De partijen worden hierna BBY en Bobby’s Marina genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van hoger beroep, ingediend ter griffie op 29 december 2021 is BBY in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 10 december 2021 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht) uitgesproken..
1.2
Bij op 18 januari 2022 ingekomen memorie van grieven met producties heeft BBY zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, haar eis vermeerderd en geconcludeerd dat het Hof bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende in conventie haar gewijzigde vordering alsnog zal toewijzen, en in reconventie de vordering van Bobby’s Marina alsnog zal afwijzen en zal bepalen dat de executie van het vonnis van 17 augustus 2021 voor het bedrag van US$ 13.888,16 dan wel het bedrag na verrekening, kan worden voortgezet, met veroordeling van Bobby’s Marina in de proceskosten van beide instanties.
1.3
Bobby’s Marina heeft bij op 11 april 2022 ingediende memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof al dan niet onder verbetering van gronden, het bestreden vonnis zal bevestigen, kosten rechtens.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn werkzaam in de jachthavenbranche.
2.2
Bobby’s Marina verhuurt aan BBY een scheepswerf en een tweetal bootkranen.
2.3
BBY werkt heel nauw samen met de onderneming Crown Boat Yard N.V. (hierna: Crown) die bedrijfsactiviteiten op hetzelfde terrein uitvoert.
2.4
Bobby’s Marina verhuurde ook aan Crown een terrein.
2.5
De bedrijfsactiviteiten van partijen worden uitgeoefend op aangrenzende percelen.
2.6
In de loop der jaren heeft BBY in opdracht en voor rekening van Bobby’s Marina de nodige werkzaamheden verricht. Daarvan is een deel onbetaald gebleven.
2.7
Tussen partijen was een geding aanhangig met betrekking tot verschuldigde huurpenningen en verrichte werkzaamheden als bedoeld onder 2.7. Bij vonnis van 17 augustus 2021 heeft het Gerecht uitvoerbaar bij voorraad:
  • in conventie: Bobby’s Marina veroordeeld om aan BBY te betalen US$ 56.113,04, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • in reconventie:
 BBY veroordeeld om aan Bobby’s Marina te betalen vanwege achterstallige huur dan wel gebruiksvergoeding US$ 30.000,- te vermeerderen met wettelijke rente;
 BBY veroordeeld om het huurpand te ontruimen binnen uiterlijk 1 maand na datum uitspraak op straffe van een dwangsom.
2.8
Tegen voormeld vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.9
Het Gerecht heeft in het vonnis van 17 augustus 2021 (rov. 2.15) onder meer het volgende overwogen:
De huurprijs is USD 5.000,00 per maand. Echter, vanaf maart 2017 brengt BM een gecombineerde huurprijs in rekening aan BBY van US$ 13.000,00; USD 8.000,00 voor Crown en USD 5.000,00 voor BBY. Afgezien van te late betalingen ontstaat er in oktober 2020 een huurschuld. In 2020 is er USD 15.000,00 onbetaald gelaten en in 2021 (tot en met maart 2021) USD 15.000,00. Dat betekent dus dat het Gerecht in principe USD 30.000,00 moet toewijzen aan BM, te vermeerderen met de wettelijke rente over de niet dan wel te laat betaalde bedragen vanaf 1 januari 2017 tot de dag van algehele betaling, zoals deze blijken uit het excell-overzicht. Dat deze huurachterstand bestaat wordt door BBY niet dan wel onvoldoende betwist. (…) Daarbij komt dat de huurovereenkomst per 1 augustus 2019 rechtsgeldig is geëindigd door opzegging en de gevorderde “huurpenningen” dus feitelijk zien op een gebruiksvergoeding. Dat betekent dat de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, zij het op een termijn van een maand zodat BBY meer tijd heeft om te ontruimen.
2.1
Een akte van cessie en zekerheidsstelling dd. 2 november 2020 luidt onder meer als volgt:
Best Boat draagt en cedeert - ter nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Crown Boat en op tevens van die van Crown Boat jegens Bobby Marina -bij deze haar rechten op de besloten vennootschap Bobby Marina B.V. tot een bedrag van US$ 60.000,-, onder de voorwaarde dat Best Boat tot het uiteinde toe de tegen Bobby Marina voor het Gerecht in Eerste Aanleg St. Maarten aanhangig zijnde zaak met registratienummer SXM20200505 (…) vonnis gestand zal houden en als zodanig zolang geen vonnis is gewezen het hiervoren vermelde bedrag als zekerheidsstelling voor de nakoming van Crown Boat aan haar betalingsverplichting jegens Bobby Marina zal gelden.
2.11
Op 19 november 2021 heeft Bobby’s Marina uit hoofde van voormeld vonnis van 17 augustus 2021 executoriaal beslag gelegd op roerende zaken van BBY tot verhaal van een vordering van US$ 30.000,- te vermeerderen met rente en kosten.
2.12
Op 1 december 2021 heeft BBY uit hoofde van voormeld vonnis van 17 augustus 2021 executoriaal beslag gelegd ten laste van Bobby’s Marina onder de WIB Bank tot verhaal van een vordering van US$ 69.982,16 te vermeerderen met kosten.

3.De beoordeling

Vorderingen en beslissingen van het Gerecht
3.1
In eerste aanleg vorderde BBY in conventie -zakelijk weergegeven-:
(i) een bevel tot opheffing van het door Bobby’s Marina gelegde executoriaal beslag;
(ii) een bevel om BBY in de gelegenheid te stellen het perceel te ontruimen;
(iii) oplegging van een dwangsom;
(iv) veroordeling van Bobby’s Marina in de proceskosten.
3.2
Bobby’s Marina vorderde in reconventie -zakelijk weergegeven-:
(i) een verbod tot executie van het vonnis van 17 augustus 2021 op straffe van een dwangsom;
(ii) veroordeling van BBY tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van US$ 5.000,-, te vermeerderen met rente;
(iii) veroordeling van BBY tot betaling van juridische kosten van US$ 1.980,-, te vermeerderen met rente en
(iv) veroordeling van de gemachtigde de heer Maduro in de proceskosten.
3.3
Het Gerecht heeft in conventie de vorderingen van BBY afgewezen en in reconventie met onmiddellijke ingang de executie van het vonnis in conventie van 17 augustus 2021 geschorst en BBY in conventie en in reconventie veroordeeld in de proceskosten.
3.4
Het Gerecht heeft hiertoe het volgende overwogen. Uitgegaan dient te worden van een vordering van Bobby’s Marina op BBY van US$ 30.000,- uit hoofde van het vonnis van 17 augustus 2021. De door BBY verrichte betalingen dateren van voor genoemd vonnis en moeten dus toegerekend worden aan oude huurschulden. Indien BBY het met het vonnis van 17 augustus 2021 niet eens was had zij hoger beroep moeten instellen en eventueel een vordering tot schorsing van de executie moeten instellen (rov. 4.2). Er is dan ook geen reden om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 17 augustus 2021 te schorsen nu BBY op het punt staat de beslagen goederen naar Suriname te transporteren (rov. 4.3). Bobby’s Marina heeft het recht om de keuze te maken tussen het belang van voortzetting van de executie boven de naleving van het ontruimingsbevel (rov. 4.4). Omdat BBY haar vordering op Bobby’s Marina aan Crown tot het bedrag van US$ 60.000,- heeft gecedeerd kan zij de bij vonnis van 17 augustus 2021 aan BBY toegewezen vordering van US$ 56.113,04 niet meer jegens Bobby’s Marina geldend maken. Het ontgaat het Gerecht ook waarom BBY gelet op laatstgenoemd bedrag beslag legt voor US$ 69.982,16 (rov. 4.10). Voortzetting van de executie levert misbruik van bevoegdheid op en dient te worden verhinderd (rov 4.11).
Omvang van het hoger beroep
3.5
Het hoger beroep is gericht tegen de hiervoor onder 3.2 tot en met 3.4 weergegeven beslissingen en overwegingen.
3.6
In hoger beroep heeft BBY haar eis in conventie vermeerderd. Zij vordert, verkort weergegeven, Bobby’s Marina op straffe van een dwangsom te bevelen het beslag op haar goederen op te heffen door het weghalen van alle sloten, afsluitingen en barricades en BBY toegang te verlenen tot de grond en bedrijfsruimten waar die goederen zich bevinden. Het Hof zal recht doen op de gewijzigde eis.
Beoordeling door het Hof
In conventie
3.7
Bobby’s Marina heeft uit hoofde van het vonnis van 17 augustus 2021, waarbij BBY is veroordeeld tot betaling van US$ 30.000,- in verband met een huurschuld, executoriaal beslag gelegd op roerende goederen van BBY. De huurschuld heeft blijkens voornoemd vonnis betrekking op de jaren 2020 en 2021. Het vonnis van 17 augustus 2021 is in kracht van gewijsde gegaan, zodat ervan moet worden uitgegaan dat BBY over de periode 2020 en 2021 US$ 30.000,- aan Bobby’s Marina verschuldigd is. Van een kennelijke misslag is niet gebleken.
3.8
BBY stelt dat zij niets meer aan Bobby’s Marina verschuldigd is. Zij voert hiertoe aan dat het Gerecht in het vonnis van 17 augustus 2021 partijen heeft aangeraden om tot verrekening over te gaan en dat daaruit zou blijken dat BBY ten tijde van het vonnis en tot september 2021 geen huurpenningen aan Bobby’s Marina verschuldigd is.
3.9
Het Gerecht heeft in het vonnis van 17 augustus 2021 overwogen dat partijen ieder voor zich met de eigen betalingsverbintenissen in verzuim zijn geraakt en dat het Gerecht daarom niet in zal gaan op het verrekeningsverweer. Het Gerecht heeft verder overwogen dat partijen aan de hand van de beslissing zelf kunnen uitrekenen welke bedragen zij kunnen verrekenen. Gesteld noch gebleken is dat partijen dit hebben uitgerekend, laat staan dat daaruit is gebleken dat BBY niets meer aan Bobby’s Marina verschuldigd is. Uit de uitspraak van het Gerecht zelf valt, anders dan BBY lijkt stellen, ook niet af te leiden dat BBY na verrekening niets meer aan Bobby’s Marina verschuldigd is.
3.1
BBY voert verder aan dat zij vanaf mei 2020 tot en met juli 2021 US$ 6.500,- per maand aan huur heeft betaald. Ook over de periode oktober (zonder jaartal) tot en met juli 2021 is US$ 6.500,- betaald. In totaal heeft BBY gelet hierop US$ 19.500,- teveel aan huur betaald. Deze stelling gaat niet op, alleen al omdat uit het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 17 augustus 2021 volgt dat moet worden uitgegaan van een door BBY verschuldigde achterstallige huur van totaal US$ 30.000,- over de periode 2020 en 2021.
3.11
BBY voert ook aan dat de huur vanaf maart 2020 tot en met september 2020 reeds is verrekend met een deel van het door Bobby’s Marina aan BBY verschuldigde bedrag tot US$ 22.500,-. Ook deze stelling gaat niet op nu BBY, mede gelet op de cessie van haar vordering op Bobby’s Marina aan Crown, deze berekening niet (voldoende) heeft onderbouwd.
3.12
BBY stelt dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen geen reden te zien om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 17 augustus 2021 te verbieden of te schorsen aangezien BBY op het punt staat de -roerende zaken naar Suriname te transporteren en aannemelijk is dat toewijzing van het gevorderde bevel de onttrekking van de roerende zaken aan het beslag tot gevolg zal hebben. In haar toelichting hierop stelt BBY dat het beslag onrechtmatig is. In de eerste plaats omdat BBY niets aan Bobby’s Marina verschuldigd is en in de tweede plaats omdat Bobby’s Marina de roerende goederen van BBY achter slot en grendel heeft geplaatst en BBY de toegang daartoe heeft ontzegd, voordat zij executoriaal beslag heeft gelegd.
3.13
Het Hof heeft hiervoor reeds overwogen dat uitgegaan moet worden van een schuld van BBY aan Bobby’s Marina van US$ 30.000,-. Verder maakt het feit dat Bobby’s Marina, voordat de deurwaarder op 19 november 2021 beslag heeft gelegd, aan BBY de toegang tot haar goederen heeft ontzegd, dat beslag niet onrechtmatig.
In reconventie
3.14
Bobby’s Marina is bij het vonnis van 17 augustus 2021 veroordeeld tot betaling aan BBY van US$ 56.113, 04. Dit bedrag heeft betrekking op facturen van BBY aan Bobby’s Marina van juli 2017 tot en met januari 2020. BBY heeft haar vordering uit hoofde van het vonnis gecedeerd aan Crown (zie onder 2.10). Gelet hierop heeft het Gerecht terecht overwogen dat BBY het toegewezen bedrag niet meer geldend kan maken tegen Bobby’s Marina. Ook in hoger beroep heeft BBY geen inzicht gegeven in de opbouw van het bedrag van US$ 69.982,16, waarvoor zij op 1 december 2021 ten laste van Bobby’s Marina executoriaal beslag heeft gelegd. Dat het de hoofdsom betreft van US$ 56.113,04 vermeerderd met wettelijke rente gaat, in het licht van voornoemde cessie niet op. Voor zover BBY stelt dat het executoriaal beslag van 1 december 2021 ook facturen betreft van na januari 2020 wordt dat standpunt verworpen. Het aan het executoriaal beslag ten grondslag liggende vonnis van 17 augustus 2021 heeft immers op die facturen geen betrekking. Het Hof is dan ook met het Gerecht van oordeel dat voortzetting van de executie misbruik van bevoegdheid oplevert.
3.15
De slotsom is dat de grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bevestigd. BBY wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het bestreden vonnis;
veroordeelt BBY in de proceskosten aan de zijde van Bobby’s Marina gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 240,50 aan verschotten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 13 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.