[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats],
woning houdende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis voor het onder 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven ten aanzien van inbeslaggenomen goederen.
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft beperkt appel ingesteld, namelijk gericht tegen de feiten 3 en 4 en de door het Gerecht opgelegde straf.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door het Gerecht vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 4 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het Hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak onder 3 en 4. Dit laat uiteraard onverlet dat de onder 3 en 4 tenlastgelegde feiten aan het Hof ter beslissing voorliggen doordat het openbaar ministerie tegen de vrijspraken daarvan appel heeft ingesteld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.C. Vaders, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissingen van het Gerecht ten aanzien van de feiten 3 en 4 en de opgelegde straf. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep in zoverre zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
De procureur-generaal heeft met betrekking tot het beslag gevorderd:
- verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen en nog niet terug gegeven vuurwapen merk Smith & Wesson met serienummer [wapennummer] en de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven 176160 gram cocaïne;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven 28755 gram hennep en het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vuurwapen van het merk Glock model 26;
- de teruggave aan de rechthebbende ([bedrijf]) van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voertuig Nissan [automodel] met kenteken [kentekennummer 1].
De raadvrouw heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie wegens onherstelbare normschendingen in het voorbereidend onderzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Subsidiair heeft zij bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en meer subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de beslissingen ten aanzien van de feiten 3 en 4 en de opgelegde straf, en zal dit derhalve met overneming van en verbetering van gronden in zoverre bevestigen, met dien verstande dat het Hof:
- de bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2 op pagina’s 22 tot en met 25 van het vonnis waarvan beroep vervangt;
- de bewijsmiddelen 2, 13 en 14 van dat vonnis op na te noemen wijze aanvult;
- aan de gebezigde bewijsmiddelen een bewijsmiddel (15) toevoegt.
Het Hof zal het vonnis aldus vernietigen voor zover het de beslissingen ten aanzien van de feiten 3 en 4 en de aan de verdachte opgelegde straf betreft.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2:
Bewijsmiddel 2
Het Hof voegt aan de inhoud van dit bewijsmiddel het volgende toe:
Vier (4) van deze balen waren gedeeltelijk begraven en twee (2) lagen op de grond tussen de struiken.
Bewijsmiddel 13
Het Hof voegt aan de inhoud van dit bewijsmiddel het volgende toe:
a. het onder V. genoemde telefoongesprek op pagina 20 van het vonnis waarvan beroep wordt als volgt aangevuld:
Vervolgens zegt [medeverdachte 1] tegen iemand die vermoedelijk samen met hem is:
[medeverdachte 1]: Hij heeft gezegd dat zij de "Drone" hebben opgestegen.
b. aan dit bewijsmiddel wordt voorts toegevoegd:
Y. Op 12 augustus 2019 omstreeks 10:47 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door een NNman:
[medeverdachte 2]: Hallo.
NNman: [medeverdachte 2].
[medeverdachte 2]: Hey.
NNman: Alles goed?
[medeverdachte 2]: Ja, Ik ben in leven. Ik ben gered.
NNman: Homm.
[medeverdachte 2]: Heb je in het Krant gelezen?
NNman: Ja, zwager.
[medeverdachte 2]; Homm.
NNman: Daarom heb ik je opgebeld om te kijken of je in leven bent.
[medeverdachte 2]: Homm, twee (2) dagen doorgebracht in de bos. Met een Helikopter en
Drone op ons. Was een film.
NNman: Je bent gered.
(…)
Bewijsmiddel 14
Het Hof voegt aan de inhoud van dit bewijsmiddel het volgende toe:
CELL-ID HABITAD A staat gericht naar de omgeving van het adres [woonplaats] en het omliggende terrein.
Bewijsmiddel 15
Het volgende schriftelijke bescheid wordt als bewijsmiddel 15 voor het bewijs gebezigd:
15. Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] op 14 september 2021. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 september 2021 tegenover die opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van
[medeverdachte 2]:
Als [verdachte] binnen is, dan komt er niemand binnen zonder zijn uitdrukkelijke toestemming. Zowel bij zijn eigen huis als waar [medeverdachte 1] verblijft. Hij hield alles in de gaten. Er zijn sowieso veel regels. Niemand mag zomaar ergens binnen gaan, alles moet met toestemming. Er is veel controle. Ik heb wel de mogelijkheid te gaan waar ik wilde, mensen van buitenaf niet.
De vrouw van [verdachte] sluit zijn huis af als ze gaan slapen.
Wij laten u een afbeelding zien van [woonplaats].
Dat is het huis van [verdachte].
Overwegingen ten aanzien van het bewijs voor feiten 1 en 2
De overwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2 op pagina 22 tot en met 25 van het vonnis waarvan beroep onder het kopje ‘
Bewijsverweer’worden vervangen door het navolgende.
De raadsvrouw heeft als verweer gevoerd dat de telefoongesprekken en de printgegevens die zich in het dossier bevinden, onvoldoende zijn om deze feiten wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren. Zij heeft daarom vrijspraak bepleit.
Het Hof is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen. De gebezigde bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en printgegevens zoals door de raadsvrouw genoemd, worden door het Hof in onderling verband bezien, en brengen het Hof tot het oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen in de nacht van 10 augustus 2019 balen cocaïne en een vuurwapen heeft ingevoerd. Daartoe overweegt het Hof als volgt.
Aan de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen ontleent het Hof de volgende feitelijke gang van zaken:
- Op 10 augustus 2019 zijn in de mondi, ten noorden van het terrein van de familie [familienaam], balen met als inhoud (in totaal) ongeveer 176 kilo cocaïne en een vuurwapen aangetroffen (gedeeltelijk begraven).
- Deze balen zijn afkomstig van een aanlanding met een vaartuig op het strand van Daaibooi in de nacht van 10 augustus 2019.
- Voordat deze balen in de mondi zijn verstopt, zijn deze in een pick-up vervoerd naar het terrein [woonplaats].
- De verdachte heeft op dat terrein een woning met huisnummer [huisnummer].
- Op dat terrein zijn de balen overgeladen in een andere pick-up.
- Vervolgens is deze pick-up, met de balen en 5 personen in de laadruimte, naar de mondi gereden.
- De telefoon van de verdachte wordt rond 2.42 uur gebeld door een onbekend gebleven nummer, terwijl de telefoon van de verdachte op dat moment een zendmast aanstraalt in de omgeving van [woonplaats].
- Op een afstand van ongeveer 86 meter van de uiteindelijke vindplaats van de cocaïne en het vuurwapen zijn de personen omstreeks 2.46 uur uit de laadruimte van de pick-up gestapt en zijn de balen uit de pick-up geladen.
- De pick-up is met alleen de bestuurder als inzittende teruggereden naar het terrein [woonplaats].
- Nadat de pick-up op het terrein [woonplaats] is teruggekeerd, is er nog enige tijd bedrijvigheid van personen op dat terrein. Zo lopen om 3.20 uur twee personen vanuit het perceel [adres] richting de ingang van de woning [woonplaats], de woning van de verdachte.
- De verdachte wordt om 3.37 uur tweemaal gebeld door de andere verdachte [medeverdachte 1].
Het Hof stelt aldus vast dat de contrabande na de aanlanding in de nacht is vervoerd naar het terrein [adres], op welk terrein de verdachte ook een eigen woning heeft, te weten [woonplaats]. De telefoon van de verdachte was die nacht actief en bevond zich in de directe omgeving van het terrein [adres]. Twee personen zijn later die nacht vanaf de woning [adres] naar de ingang van de woning van de verdachte gelopen. Over die woning heeft de verdachte [medeverdachte 2] verklaard dat volgens zijn ervaring niemand die woning binnenkomt zonder uitdrukkelijke toestemming van de verdachte. De verdachte is vervolgens tweemaal gebeld door de verdachte [medeverdachte 1].
Op grond van het voorgaande komt het Hof tot de conclusie dat de verdachte in de nacht van de aanlanding aanwezig was op het terrein [adres]. Uit de omstandigheid dat de verdachte die nacht driemaal is gebeld en twee personen naar de ingang van zijn woning zijn gelopen, leidt het Hof een actieve betrokkenheid van de verdachte af bij de invoer van de cocaïne en het wapen via het terrein van de familie van de verdachte. Die actieve betrokkenheid van de verdachte ziet het Hof bevestigd in hetgeen zich in de dagen na de aanlanding heeft afgespeeld en de telefoongesprekken die daarbij zijn gevoerd.
Zo volgt uit de afgeluisterde telefoongesprekken die voor het bewijs worden gebezigd dat de verdachte [medeverdachte 2] bij het verstoppen van de balen in de mondi betrokken is geweest. Uit de zendmastgegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat zijn telefoon in de nacht van de aanlanding in de directe omgeving van [adres] was. Voorts volgt uit een afgeluisterd telefoongesprek dat [medeverdachte 2] die nacht samen is geweest met de verdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] voert immers omstreeks 4.03 uur een telefoongesprek met ene Eric, waarbij de verdachte [medeverdachte 1] de telefoon en het gesprek van [medeverdachte 2] overneemt. Vervolgens volgt uit telefoongesprekken die een dag later tussen de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden gevoerd, in de middag van 11 augustus 2019, dat [medeverdachte 2] instructies krijgt van [medeverdachte 1[ waar heen te lopen en dat hij niet zichtbaar moet zijn voor de politie.
Dat de verdachte op de hoogte is van de situatie blijkt uit een gesprek dat later die middag van 11 augustus 2019 om 15.12 uur wordt gevoerd door de verdachte met [medeverdachte 1], en waarin de verdachte (onder meer) zonder omhaal van woorden aan [medeverdachte 1] vraagt: “Is het goed gegaan?” en “Is hij alleen gebleven?”. Het Hof ziet hierin een bevestiging van verdachtes betrokkenheid bij de daaraan voorafgegane aanlanding. Datzelfde geldt voor gesprekken die daarna worden gevoerd door de verdachte met [medeverdachte 1], diezelfde middag om 16.34 uur en 19.42 uur, in welke gesprekken de verdachte respectievelijk waarschuwt voor de drone (het Hof begrijpt: van de politie) die is opgestegen en met [medeverdachte 1] bespreekt hoe de situatie is en hoe het verder moet. Ook geeft de verdachte op 17 augustus 2019 instructies aan [medeverdachte 1] dat hij niet op straat moet blijven hangen.
Hoewel over de concrete betrokkenheid van de verdachte in de nacht van de aanlanding op 10 september 2019 niet veel meer bekend is geworden, dwingt dat wat over verdachtes bijdrage wél is gebleken, zonder andersluidende aannemelijke verklaring van de verdachte, die ontbreekt, tot de conclusie dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met anderen en tezamen met hen de aangetroffen cocaïne heeft ingevoerd en het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Hierbij betrekt het Hof de omstandigheid dat uit de bewijsmiddelen volgt, dat de verdachte en zijn medeverdachten zich steeds zeer goed bewust zijn geweest van de aanwezigheid van de politie en het onderzoek dat toen en daar door de politie werd verricht, wat ertoe heeft geleid, hetgeen ook uit de bewijsmiddelen blijkt, dat de verdachten zich veel moeite hebben getroost om niet zichtbaar te zijn voor de politie.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2020, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand juni 2020, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 28755 gram, in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
hij op of omstreeks 30 juni 2020, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand juni 2020, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
een pistool (merk/type Glock 26, kaliber 9x19 mm),
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of eenentwintig (21) scherpe patronen, in elk geval één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 zulks terwijl hij, verdachte, ten tijde van dat voorhanden hebben wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat voornoemd (vuur)wapen een machinegeweer betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het Hof acht met eenparigheid van stemmen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks30 juni 2020,
althans op een tijdstip in of omstreeks de maand juni 2020,te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk
heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/ofin zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend, ongeveer 28755 gram
, in elk geval een hoeveelheid, hennep,
althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
hij op
of omstreeks30 juni 2020,
althans op een tijdstip in of omstreeks de maand juni 2020, te Curaçao, t
ezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad:
een pistool (merk/type Glock 26, kaliber 9x19 mm),
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,en
/of eenentwintig (21) scherpe patronen, in elk gevaléén of meerdere (scherpe) patronen
, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 zulks terwijl hij, verdachte, ten tijde van dat voorhanden hebben wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat voornoemd (vuur)wapen een machinegeweer betrof.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal van huiszoeking, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] op 1 juli 2020 (pagina 379 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 30 juni 2020 vond een huiszoeking ter inbeslagneming plaats in de woning op het adres [woonplaats], zijnde de woning van de verdachte [verdachte]. Bij aankomst in de woning omstreeks 06:20 uur is de verdachte [verdachte] aangehouden.
De woning bestond uit drie slaapkamers, twee badkamers, een keuken, een woonkamer en een garage.
Tijdens de huiszoeking zijn in het belang van het onderzoek onder meer de navolgende voorwerpen in beslag genomen.
Slaapkamer 2 ([verdachte] en [zoon van verdachte])
- een vuurwapen Glock onder het bed.
- 2 pakjes marihuana in de ijskast
- een zakje scherpe patronen .32 (oude patronen)
49 marihuana pakken in een vriezer in de garage.
2. Een aanvullend proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] op 31 maart 2022 (los stuk, ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Bij aankomst van het onderzoeksteam bij het adres [woonplaats] bleek dat het arrestatieteam de woning al had betreden en de verdachte [verdachte] had aangehouden. De leden van het arrestatieteam deelden mede dat zij toen ze de woning hebben betreden, zij de verdachte [verdachte] in de tweede slaapkamer hebben aangetroffen. [verdachte] stond al bij de slaapkamerdeur toen het arrestatieteam de woning betrad. Zij hebben [verdachte] op dat moment gefouilleerd en aangehouden.
De zoon van [verdachte] lag nog op bed. Hij werd gemaand uit de slaapkamer te komen en naar de woonkamer te gaan, hetgeen hij ook deed.
Vervolgens hebben de leden van het arrestatieteam het matras opgetild. Onder het matras werd een pistool van het merk Glock aangetroffen. Dat is in beslaggenomen.
De garage van de woning [woonplaats] zit achter de woning. De garage is geheel afgesloten en kan alleen betreden worden via de achterdeur van de woning zelf, een kleine deur naast de rolluikdeur of via de rolluikdeur.
De leden van het arrestatieteam verklaarden dat zij de rolluikdeur die op dat moment dicht was, door middel van een afstandsbediening die in de woning lag hebben opengemaakt. De kleine deur naast de rolluikdeur was toen ook dicht. De vriezer, met daarin de 49 pakken stond in de garage onder het keukenraam.
3. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op 30 juni 2020 (pagina 398 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant of één of meer van hen:
Bij weging van de 50 in plastic en folie verpakte pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste op hennep gelijkend kruid en een klein doorzichtig zakje inhoudende een geringe hoeveelheid op hennep gelijkend kruid, bleken een brutogewicht van 28755 gram te hebben. Deze verdovende middelen zijn tijdens de huiszoeking in een vriezer en in een koelkast op het adres [woonplaats] aangetroffen.
Wij hebben vervolgens zeven van de omschreven pakken getest met de van dienstwege verstrekte en daartoe bestemde Narcotest. Bij de door ons gebruikte Narcotest, waarmee wij op de aanwezigheid van hennep testen, trad een positieve kleurreactie op, zodat mocht worden aangenomen dat het geteste kruid vermoedelijk hennep betrof.
4. Een proces-verbaal van in beslag genomen vuurwapen en scherpe patronen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5]op 29 september 2020 (los stuk, ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Verdachte: [verdachte]
Ik onderzocht het in beslag genomen pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm, waarvan het serienummer mechanisch is geradeerd.
Ook zijn 21 scherpe patronen, waarvan 8 van het kaliber 9x19 mm, waarvan er 6 zijn voorzien van het bodemstempel “S&B” en 2 van het bodemstempel “II”, en 13 scherpe patronen van het kaliber .32 auto, voorzien van het bodemstempel “W-W” voor onderzoek aangeboden.
Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van het pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontplofing. De patronen van het kaliber 9x19 mm zijn geschikt om met pistolen van het kaliber 9mm Luger te worden afgeschoten. De patronen van het kaliber .32 zijn geschikt om met pistolen van het kaliber .32 auto te worden afgeschoten.
Door mij werden 2 van de inbeslaggenomen scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm gebruikt om met dit vuurwapen proef te schieten. Het vuurwapen werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het schieten normaal tot ontbranding gebracht.
- Het aangeboden pistool is een pistool in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
- De scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm werden normaal tot ontbranding gebracht.
Voornoemd pistool en scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm zijn deugdelijk. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
Het pistool is voor bedreiging of afdreiging geschikt.
5. Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] op 14 september 2021 (los stuk, ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 september 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[medeverdachte 2]:
Als [verdachte] binnen is, dan komt er niemand binnen zonder zijn uitdrukkelijke toestemming. Zowel bij zijn eigen huis als waar [medeverdachte 1] verblijft. Hij hield alles in de gaten. Er zijn sowieso veel regels. Niemand mag zomaar ergens binnen gaan, alles moet met toestemming. Er is veel controle. Ik heb wel de mogelijkheid te gaan waar ik wilde, mensen van buitenaf niet.
De vrouw van [verdachte] sluit zijn huis af als ze gaan slapen.
Wij laten u een afbeelding zien van [woonplaats].
Dat is het huis van [verdachte].
Overwegingen omtrent het bewijs.
Het Hof leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen af dat hennep, een vuurwapen en (scherpe) patronen zijn aangetroffen tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte en de tot die woning behorende garage op het adres [woonplaats].
In het feit dat deze voorwerpen in de woning van de verdachte en de tot die woning behorende garage zijn aangetroffen ligt besloten dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan en dat hij daarover feitelijke macht had in de zin dat hij over de hennep, het vuurwapen en de (scherpe) patronen kon beschikken.
Meer specifiek lag het pistool onder het matras van het bed in de slaapkamer waar de verdachte door de politie werd aangetroffen. In de keuken van de woning lagen de aangetroffen (scherpe) patronen. In de ijskast in de keuken lagen twee pakjes hennep. De overige aangetroffen 49 pakketten hennep lagen in de vriezer die stond in de afgesloten garage. Deze vindplaatsen brengen het Hof tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep, het vuurwapen en de (scherpe) patronen, in zijn woning en garage. Een die conclusie ontzenuwende verklaring heeft de verdachte niet gegeven. Voor de hennep in de vriezer is daarbij bovendien redengevend dat het volume daarvan (de aanzienlijke hoeveelheid van 49 pakketten) niet gemakkelijk over het hoofd is te zien. Daarbij komt, dat de garage van buitenaf voor derden was afgesloten, maar wel vanuit de woning van de verdachte toegankelijk was, en uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat niemand het huis van de verdachte binnenkwam zonder zijn toestemming, dat de verdachte alles in de gaten hield en er veel controle was.
Het dossier biedt onvoldoende handvatten om te komen tot de conclusie dat de verdachte wist, of behoorde te weten dat het pistool een automatisch werkend wapen - en daarmee een machinegeweer in de zin van wet - was. Dit (strafverzwarende) bestanddeel zal aldus niet worden bewezenverklaard.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4 van de Opiumlandsverordening 1960.
overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van een groothandelshoeveelheid van ruim 176 kilo cocaïne, met daarbij een vuurwapen. Deze partij cocaïne is in de nacht aan land gebracht en vervolgens in de mondi verstopt. Op een ander moment zijn bij de verdachte in zijn woning en de daartoe behorende garage ruim 28 kilo hennep, een pistool en (scherpe) patronen aangetroffen.
Verdovende middelen zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het betreft hier bovendien zeer aanzienlijke (groothandels)hoeveelheden, die bestemd moeten zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met allerlei vormen van (zware) criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. In die zin zijn de steeds in de nabijheid van de verdovende middelen aangetroffen vuurwapens en munitie exemplarisch. Het Hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof heeft kennisgenomen van de stukken die betrekking hebben op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ziet hierin geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden is.
Het Hof stelt vast dat sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. In dat verband wijst het Hof erop dat de verdachte op 20 augustus 2021 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep en dat de behandeling in tweede aanleg eerste vandaag – aldus niet binnen 16 maanden – met een eindvonnis is afgerond. Daarvoor zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen, nu de vertraging in de afdoening immers niet is gelegen in een de strafzaak van de verdachte betreffende omstandigheid maar het gevolg is van nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden in de strafzaak van een tegelijkertijd terechtstaande verdachte. Aldus is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, in hoger beroep met een periode van iets meer dan 3 maanden en de fasen van eerste en tweede aanleg tezamen bezien met een periode van 1 maand. Het Hof is van oordeel dat in dit geval deze overschrijding tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de gevangenisstraf met 1 maand moet worden verlaagd.
Dat betekent dat het Hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 11 maanden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Door het Gerecht is hierover overwogen:
“Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Verbeurdverklaring
De Nissan [automodel] met kenteken [kentekennummer 1] is niet vatbaar voor verbeurdverklaring. Dit voertuig behoort immers toe aan Autoverhuur [bedrijf]., terwijl niet is kunnen worden vastgesteld dat [bedrijf] met het gebruik van dit voertuig in verband met het strafbare feit bekend was of dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Het Gerecht zal de teruggave van dit voertuig aan [bedrijf] gelasten.
Ten aanzien van de Isuzu [kentekennummer 2] en de in beslag genomen telefoons heeft het onderzoek ter terechtzitting naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende aanwijzingen opgeleverd dat deze aan de verdachte toebehoorde en/of zijn gebruikt bij de bewezenverklaarde strafbare feiten.
Ten aanzien van de camouflagekleding overweegt het Gerecht dat zeer veel niet nader geïdentificeerde camouflagekleding in beslag is genomen. Dat bij het plegen van het feit camouflagekleding is gebruikt, kan op basis van het onderzoek ter terechtzitting wel worden aangenomen. Echter welke van de tientallen in beslag genomen camouflage kledingstukken dit betreft kan niet worden vastgesteld, kan het Gerecht niet overgaan tot verbeurdverklaring.
Ten aanzien van de telefoons en de camouflagekleding is het Gerecht niet in staat tot het geven van een last tot teruggave aan een met name genoemde persoon.
Onttrekking aan het verkeer
De verdovende middelen en het vuurwapen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het bewezen verklaarde is namelijk met betrekking tot deze voorwerpen begaan en het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal deze voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.”
Het Hof verenigt zich met deze overwegingen, neemt deze over en maakt deze tot de zijne.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75, 1:123 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 11 van de Vuurwapenverordening en de artikelen 3 en 11 van de Landsverordening verdovende middelen.