ECLI:NL:OGHACMB:2023:327

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-57/2023
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake medeplegen van cocaïne vervoer

Op 2 oktober 2023 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor het medeplegen van het vervoer van 348 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd in Aruba, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, onder verbetering van de bewijsmiddelen. Het Hof overwoog dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het vervoer van de cocaïne en dat er voldoende bewijs was voor zijn rol als kapitein van het vaartuig. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne, maar het Hof oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, waarbij mr. De Doelder en de uitspraakgriffier buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

Zaaknummer: H-57/2023

Parketnummer: 300.06222/22
Uitspraak: 2 oktober 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van 31 maart 2023 van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats],
wonende in [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, onder verbetering van de bewijsmiddelen. Hetgeen de verdediging daartegen in hoger beroep heeft ingebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het Hof zal dat in de hierna volgende overwegingen motiveren.
Aanvulling bewijsoverwegingen
De raadsman heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen ten aanzien van het vervoer van verdovende middelen, nu de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en hij enkel de bedoeling had om naar de Dominicaanse Republiek te gaan.
Het Hof overweegt als volgt.
Anders dan waarvan de raadsman kennelijk uitgaat, is in het onderhavige geval sprake van een gezamenlijke uitvoering. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt immers dat de verdachte, samen met vier anderen, in de nachtelijke uren op een vaartuig voer binnen de territoriale wateren van Aruba. Tijdens een achtervolging door de Kustwacht gooiden twee van opvarenden vier balen overboord. Aan boord werden 14 balen cocaïne aangetroffen, in totaal bevattende ruim 348 kilo. Deze aangetroffen hoeveelheid vertegenwoordigt een economische waarde van honderdduizenden guldens. Op grond van algemene ervaringsregels gaat het Hof er, evenals het Gerecht, van uit dat organisatoren van het vervoer van een dergelijke waardevolle lading de risico’s van ontdekking en verlies daarvan zoveel mogelijk zullen willen beperken. Degenen die bij de invoer, het (verdere) vervoer, het in ontvangst nemen, uitladen en uit- en overpakken van deze lading betrokken worden zullen in het algemeen personen zijn die zij vertrouwen en die geïnstrueerd en geïnformeerd worden met het oog op het uitvoeren van de te verrichten taak: het drugstransport. Het is ook in het kader van diezelfde risicobeperking dat, zoals ook in dit geval, gebruik wordt gemaakt van vaartuigen die veelal in de nachtelijke uren opereren, om de kans op onderschepping zoveel mogelijk te beperken. Dit alles impliceert dat de rol van de bij de feitelijke smokkel betrokken personen voor een geslaagd transport van wezenlijke betekenis is. De specifieke taakverdeling volgt uit de verklaring van de andere verdachten, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen. Het Hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan die verklaringen voor wat betreft de aan de verdachte toegedichte rol, die van kapitein, zijnde een bijdrage van voldoende gewicht.
Gelet op het voorgaande acht het Hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte weet heeft gehad van de aard van de aanwezige lading en het doel van het transport, en bij dat transport nauw en bewust heeft samengewerkt met de overige personen aan boord. Om die reden kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt.
Het verweer wordt verworpen en het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.
Verbetering bewijsmiddelen
Het Gerecht heeft in bewijsmiddel no. 4 van het vonnis waarvan beroep opgenomen:
“(…) Ik zou 90.000 US$ krijgen als ik op het vaartuig zou gaan werken. Ik heb twee dagen voor vertrek als 20.000 US$ ontvangen. (…)”
Het Hof verbetert die zinnen als volgt:
“(…) Ik zou 9.000 US$ krijgen als ik op het vaartuig zou gaan werken. Ik heb twee dagen voor vertrek als 2.000 US$ ontvangen. (…)”

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.A. Angela, voorzitter, mr. F.V.L.M. Wannyn en mr. H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, zittingsgriffier, en op 2 oktober 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. De Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.