ECLI:NL:OGHACMB:2023:328

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-56/2023
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis hoger beroep inzake vervoer van verdovende middelen door bemanningslid

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in Aruba, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het vervoer van verdovende middelen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, gevorderd dat het Hof het vonnis van het Gerecht zal bevestigen. De raadsman van de verdachte, mr. D.G. Croes, heeft een strafmaatverweer gevoerd.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar heeft de opgelegde straf herzien. De oorspronkelijke straf van vijf jaar werd als passend geacht, maar het Hof heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn rol als bemanningslid, besloten om de straf te verlagen naar 4,5 jaar. Het Hof heeft de bewijsmiddelen verbeterd en de strafoplegging aangepast, waarbij het vonnis voor het overige werd bevestigd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting in Aruba.

Uitspraak

Zaaknummer: H-56/2023

Parketnummer: 300.06226/22
Uitspraak: 2 oktober 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van 31 maart 2023 van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Croes, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en onder verbetering van de bewijsmiddelen.
Verbetering bewijsmiddelen
Het Gerecht heeft in bewijsmiddel 4 van het vonnis waarvan beroep opgenomen:
“(…) Ik zou 90.000 US$ krijgen als ik op het vaartuig zou gaan werken. Ik heb twee dagen voor vertrek als 20.000 US$ ontvangen. (…)”
Het Hof verbetert die zinnen als volgt:
“(…) Ik zou 9.000 US$ krijgen als ik op het vaartuig zou gaan werken. Ik heb twee dagen voor vertrek als 2.000 US$ ontvangen. (…)”
Oplegging van straf
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof verenigt zich met de overwegingen van het Gerecht ten aanzien van de strafoplegging, neemt deze over en verwijst daarnaar. Voor wat betreft de hoogte van de straf overweegt het Hof als volgt.
Gelet op de straffen die voor soortgelijke feiten, met vergelijkbare hoeveelheden, door de rechter worden opgelegd wordt de in eerste aanleg opgelegde straf in beginsel passend geacht. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals namens hem ter terechtzitting toegelicht, zijn beperktere rol als bemanningslid en zijn proceshouding wordt aanleiding gezien om over te gaan tot de oplegging van een lagere straf.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor wat betreft de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4,5 (viereneenhalf) jaar;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.A. Angela, voorzitter, mr. F.V.L.M. Wannyn en mr. H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, zittingsgriffier, en op 2 oktober 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. De Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.