ECLI:NL:OGHACMB:2023:332

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-52/022
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het uit winstbejag verschaffen van verblijf aan personen die wederrechtelijk in Aruba verblijven

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van het uit winstbejag helpen van illegale Venezolanen bij het verkrijgen van verblijf in Aruba. Het Gerecht had de verdachte eerder vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een geldboete van Afl. 10.000,- of 200 dagen vervangende hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak of een voorwaardelijke straf. Het Hof oordeelde dat het bewijs tekortschiet voor de beschuldiging met betrekking tot een van de betrokkenen, maar dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan het helpen van andere illegale bewoners. Het Hof concludeerde dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat zijn huurders illegaal in Aruba verbleven, en dat hij uit winstbejag handelde. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van Afl. 2.000,- en 40 dagen hechtenis, bij gebreke van betaling.

Uitspraak

Zaaknummer: H 12/2022

Parketnummer: 300.09613/21
Uitspraak: 2 oktober 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 31 januari 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] en [adres 1]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde feit vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.J. Tromp, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van Afl. 10.000,-, subsidiair 200 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit of een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij in of omstreeks de periode vanaf januari 2019 tot en met 3 juli 2020 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans allen, een of meer ander(en), te weten [belanghebbende 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachten, wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat verblijf van genoemde personen daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachten een woning/appartement ter beschikking gesteld aan genoemde personen en/of huurpenningen geïnd van genoemde personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak
Het Hof is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om vast te kunnen stellen dat de verdachte zich ten aanzien van [belanghebbende 1] schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daartoe wordt het volgende overwogen. Dat het verblijf van [belanghebbende 1], een Venezolaanse vrouw, in de tenlastegelegde periode wederechtelijk was kan niet zonder meer worden aangenomen. Uit het procesdossier is niet meer af te leiden dan dat zij op 12 maart 2020 met een reguliere vlucht naar Aruba is gekomen voor een vakantie en dat haar retourvlucht op 15 maart 2020, door de tussentijds uitgebroken Corona pandemie en de daarmee gepaard gaande sluiting van de luchthaven, tot nadere orde is gecanceld. Daarom verbleef ze tot de dag van de politie-inval op 3 juli 2020 in Aruba, in het appartement dat ze van de verdachte huurde. Het moet er, bij gebrek aan andersluidende informatie, dan ook voor worden gehouden dat [belanghebbende 1] als toerist is toegelaten tot Aruba en daarna vanwege vluchtrestricties – die er in die tijd vanwege de Corona pandemie inderdaad waren – niet eerder van het eiland heeft kunnen vertrekken. Naar het oordeel van het Hof kan onder die omstandigheden niet worden gezegd dat de verdachte hulp heeft verleend aan iemand, die aan geen enkele rechtsregel enige titel tot verblijf kan ontlenen.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte voor het overige ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat hij in
of omstreeksde periode vanaf januari 2019 tot en met 3 juli 2020
teinAruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans allen, een of meeranderen, te weten
[belanghebbende 1] en/of[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba,
of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,terwijl hij
, verdachte en/of zijn medeverdachten,ernstige redenen had te vermoeden, dat dat verblijf
van genoemde personendaar wederrechtelijk was, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn medeverdachteneen
woning/appartement ter beschikking gesteld aan genoemde personen en
/ofhuurpenningen ge
ïnd van genoemde personen.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging, dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden, die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1
.Een proces-verbaal van bevinding van 3 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] [opsporingsambtenaar 3] (bijlage 1.1). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 3 juli 2020 te 04.00 uur is [medeverdachte 1] ter zake van de Vuurwapenverordening en de Landsverordening Verdovende Middelen in aangehouden in het perceel [adres 1]. Na zijn aanhouding begaven wij ons, met de rechter-commissaris naar het perceel [adres 1]. Omstreeks 04.30 uur had de rechter-commissaris gesproken met de tien bewoners in bovenvermeld vertrek, onder wie [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats].
Bedoeld vertrek is onderverdeeld in een woonkamer, een keuken, twee slaapkamers en een badkamer.
2. Een proces-verbaal van 20 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 3.1). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 3 juli 2020 te 04.00 uur is de verdachte [medeverdachte 1] op het adres [adres 1] aangehouden. Op dat adres werden twee personen van Chinese afkomst aangetroffen, onder wie: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats], de beheerder van de appartementen namens de eigenaar van [bedrijf 1], wonende op het adres [adres 1].
Op dat adres werden verschillende illegale immigranten van Venezolaanse afkomst aangetroffen, die zijn overgedragen aan de Guarda Nos Costa.
3. Een proces-verbaal van 25 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 2.4). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 juli 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 3]:
Ik ben met een vissersbootje vanuit Venezuela naar Aruba gekomen. Dat was eind februari van dit jaar. Ik heb $ 300,- voor de overtocht betaald. Ik ben vanwege de slechte situatie in Venezuela naar Aruba gekomen. In Aruba werkte ik in de bouw.
De politie is op 3 juli 2020 ons appartement binnengevallen. Vervolgens werden enkelen van ons overgedragen aan de Guarda Nos Costa, omdat wij illegaal waren. Ik woonde pas een week op het adres [adres 1].
Een Chinees, hij heet [verdachte] (
kennelijk is bedoeld de verdachte; opm. Hof), is de beheerder van de appartementen. Ik ken hem van de appartementen.
Ik verbleef in een appartement links gelegen achter de woning van [verdachte]. Dat appartement is gelegen naast het appartement waar [slachtoffer 2] verbleef.
Wij verbleven met 12 personen in het appartement. Ik betaalde niet voor het hele appartement, maar slechts voor het matras, waarop ik sliep. Daarvoor betaalde ik Awg 150,-. Een ieder betaalde hetzelfde bedrag, dus Awg 150,-, per matras.
Iedereen betaalde Awg 150,- aan [belanghebbende 2], die ook in het appartement verbleef, en [belanghebbende 2] betaalde vervolgens aan [verdachte]. Ik had [belanghebbende 2] gebeld en gezegd dat ik opzoek was naar een verblijfplaats. [belanghebbende 2] zei dat hij de afspraak met [verdachte] had, dat personen die in het appartement wilden verblijven Awg 150,- per matras moesten betalen en dat hij, [belanghebbende 2], verantwoordelijk is voor het innen van het huurgeld voor [verdachte]. Zo ben ik naar [adres 1] gegaan om te verblijven. We zaten erg krap. Het was een tijdelijke oplossing, totdat ik wat beters had gevonden.
4. Een proces-verbaal van verhoor van een getuige van 18 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 2.3). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 juli 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 2]:
Ik ben op 31 januari 2019 als toerist Aruba binnengekomen vanuit Venezuela, samen met mijn partner [slachtoffer 1]. Ik ben gekomen om te werken. De situatie is erg slecht in Venezuela. Onze retourvlucht was op 3 februari 2019, maar ik was niet naar het vliegveld gegaan, want mijn plan was om in Aruba te blijven werken.
Onze contactpersoon in Aruba was mijn zus. Mijn zus had een taxi gestuurd bij onze aankomst in Aruba en wij zijn toen naar [adres 1] gegaan.
Ik ken meneer [verdachte] (
kennelijk is bedoeld de verdachte; opm. Hof) van de appartementen te [adres 1]. Ik kwam via mijn zus in contact met [verdachte]. [slachtoffer 1] en ik wilden in een van de appartementen verblijven van [verdachte], omdat wij geen verblijfplaats hadden. Mijn zus trad op als tolk met [verdachte], want ik spreek geen Papiaments. Mijn zus heeft toen tegen [verdachte] gezegd dat wij net uit Venezuela waren gekomen en een verblijfplaats zochten. [verdachte] zei dat het goed was en dat wij in een appartement konden verblijven en dat hij eind van de maand via de factuur zou laten weten hoeveel wij aan huur moesten betalen.
Wij verbleven in een appartement gelegen achter de woning van [verdachte].
Per maand betaalden wij aan huur Awg 600,- en ongeveer Awg 400,- aan water en elektra. De rekening deelden wij door de helft. Dus [slachtoffer 1] en ik de helft en de andere helft betaalden [belanghebbende 1] en haar partner. Voordat [belanghebbende 1] en haar partner bij ons kwamen wonen, betaalden we ook ongeveer Awg 500,-.
Wij betaalden de rekening altijd contant en in florins aan [verdachte]. [verdachte] maakte facturen op van de betaalde huur. Ik ben illegaal en heb geen verblijfspapieren.
5. Een proces-verbaal van verhoor van een getuige van 15 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 2.2). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 juli 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring
[slachtoffer 1]:
Ik ben vorig jaar op 30 januari samen met mijn partner [slachtoffer 2] per vliegtuig vanuit Venezuela naar Aruba gekomen. Onze retourdatum was 2 of 3 februari 2019, maar ik ben niet naar het vliegveld gegaan, want mijn plan was om te blijven werken in Aruba.
Onze contactpersoon in Aruba was de zus van [slachtoffer 2]. Zij had een taxi gestuurd naar het vliegveld toen we in Aruba waren aangekomen. We zijn van daaruit rechtstreeks naar [adres 1] gegaan en zijn daar al die tijd verbleven.
Bij de inval op 3 juli 2020 zijn wij door de politie meegenomen, omdat wij illegaal zijn.
Op [adres 1] staat de woning van meneer [verdachte] en 8 appartementen. De woning is helemaal vooraan gelegen op het terrein en de appartementen bevinden zich achter de woning.
[verdachte] (
kennelijk is bedoeld de verdachte; opm. Hof) was degene aan wie [slachtoffer 2] of ik de huur betaalde aan het einde van de maand, elke keer contant. Wij betaalden maandelijks 600 Awg aan huur. Water en elektra kwamen maandelijks uit op ongeveer 400 Awg.
Toen [belanghebbende 1] en haar partner bij ons kwamen wonen, verdeelden wij de lasten door de helft.
[verdachte] gaf nooit een formele kwitantie, maar slechts een papiertje met daarop handgeschreven de verschuldigde bedragen aan huur en consumptie van water en elektra.
De andere bewoners betaalden ook aan [verdachte]. Aan het einde van de maand ging [verdachte] langs elk appartement en klopte op de deur om de huur op te halen.
[verdachte] heeft nooit gevraagd of wij illegaal waren of daar wat over gezegd. Ik denk, dat hij het wel moest weten.
Er waren geen nadere afspraken met [verdachte] over ons verblijf. Het enige waar [verdachte] om gaf was, dat wij de huur betaalden. Hij had wel een keer gezegd, dat als wij meer mensen zouden brengen om te wonen in het appartement, dat de huur omhoog zou gaan.
Ik ben illegaal en heb geen verblijfspapieren.
6. Een proces-verbaal van verhoor van 30 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 3.4). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 oktober 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de
verdachte:
Ik woon met mijn vrouw op [adres 1]. Wij wonen in een appartement. De eigenaar is [eigenaar appartementen]. Ik verhuurde de overige appartementen. Ik heb die appartementen zelf opgeknapt en zonder kennis van [eigenaar appartementen] aan derden verhuurd. Ik wilde gewoon wat extra geld verdienen.
Ik heb ik de appartementen aan de Venezolanen verhuurd, zonder contract, alles ging mondeling. Daarbij werd afgesproken dat elke maand het huurgeld en de water en elektra aan mij moest worden betaald. De huur, water en elektra werden aan mij betaald. Ik kreeg de winst.
Er waren verschillende prijzen. Voor groot Afl. 400,-, middelgroot Afl. 300,- en klein Afl. 200,-. Elk appartement heeft zijn eigen meter voor water en elektra en aan het einde van de maand bereken ik hoeveel de huurders hebben verbruikt en hoeveel zij schuldig zijn.
Ik hield geen administratie bij. Ik betaalde geen belasting over de verdiensten van de appartementen. Ik maakte gewoon een handgeschreven papiertje, waarop de betaalde bedragen stonden en die gaf ik aan de huurders, wanneer zij betaald hadden.
Wat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de huur hebben verklaard (dat ik aan hen heb verhuurd, huurgelden van hen heb ontvangen, geen formele kwitanties heb afgegeven) klopt, alleen kan ik me die namen niet herinneren. Er zijn personen, die lang hebben gewoond in de appartementen en ik heb nooit hun namen gekend. Ik noem iedereen Gayo.
7. Een proces-verbaal van de op 31 januari 2022 in het openbaar gehouden terechtzitting voor strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van
de verdachte:
Ik weet dat er in Aruba veel mensen zonder verblijfsvergunning rondlopen.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat hij niet uit winstbejag appartementen aan illegale Venezolanen heeft verhuurd. Zij heeft daartoe betoogd dat de verdachte het appartement, waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verbleven, aan de zus van [slachtoffer 2], die legaal in Aruba verbleef, had verhuurd en dat zij daar mochten verblijven. De verdachte wist niet en had ook geen ernstige redenen om te vermoeden dat zij illegaal in Aruba waren. Dit omdat beiden bij aankomst hun paspoort en andere documenten aan de verdachte hadden getoond. De verdachte wist niet van het bestaan van [slachtoffer 3] en evenmin van de door hem genoemde [belanghebbende 2]. Derhalve heeft hij geen financieel voordeel van [slachtoffer 3] gekregen in de vorm van huurbetalingen.
Het Hof overweegt omtrent de gevoerde verweren als volgt.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde mensensmokkel, als bedoeld in art 2:154 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, is vereist, dat verdachte uit winstbejag een ander behulpzaam is bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.
In de wet zijn naast elkaar opgenomen het (voorwaardelijk) opzet (‘wetende’) en de culpa (‘ernstige redenen heeft te vermoeden’), die betrekking hebben op het bestanddeel ‘wederrechtelijkheid’. In het laatste geval wordt gedoeld op grove schuld, te weten ernstige onachtzaamheid. Bewezen moet kunnen worden dat de verdachte heel goed had kunnen en behoren te weten, dat degene, op wie zijn behulpzaamheid betrekking had, geen recht op verblijf in Aruba had.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
  • op 3 juli 2020 om 04.00 uur heeft de politie op het adres [adres 1] een man in een appartement gearresteerd;
  • op dat adres was een huis en een aantal appartementen gevestigd;
  • de verdachte bewoonde samen met zijn vrouw het huis, dat hij van de eigenaar huurde;
  • de verdachte verhuurde op zijn beurt, zonder medeweten van de eigenaar, de appartementen aan Venezolanen en bracht hen, al dan niet door tussenkomst van een van de huurders, de huur en het water- en elektraverbruik in rekening, welke rekening steeds in contant door de huurders aan hem werd betaald;
  • de verdachte maakte geen gebruik van schriftelijke huurovereenkomsten, maar maakte alleen mondelinge afspraken met de huurders;
  • de verdachte schreef geen factuur of rekening uit bij betaling, doch gaf de huurders een stuk papier met de verschuldigde bedragen daar handgeschreven op. Hij hield geen administratie bij en gaf zijn verdiensten ook niet op bij de Belastingdienst;
  • In het appartement waar de aanhouding had plaatsgevonden woonden tien mannen uit Venezuela, onder wie [slachtoffer 3], die illegaal in Aruba verbleef. In dat appartement betaalde iedere bewoner Awg 150,- per maand voor een matras c.q. slaapplaats via een van de huurders, [belanghebbende 2];
  • In een ander appartement bevonden zich drie personen, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], allen Venezolanen, die illegaal in Aruba waren en het langst, namelijk vanaf 30 januari 2019, in het appartement verbleven. In dit appartement betaalden de huurders samen Awg 600,- aan huur en ongeveer Awg 400,- aan water en elektra.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden stelt het Hof vast dat de verdachte al enige tijd appartementen op zijn adres verhuurde aan Venezolanen en de getuigen in deze zaak en dat hij dat deed uit winstbejag, oftewel om wat extra geld te maken.
Het verweer van de verdediging dat [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet aangemerkt kunnen worden als huurders en dat de verdachte geen financieel voordeel in de vorm van huurbetalingen van hen heeft gekregen stuit op deze feitenvaststelling af en dient om die reden worden afgewezen.
De verdachte ontkent als verhuurder te hebben geweten dat zijn huurders illegaal op het eiland verbleven. Zo heeft hij ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij aan alle Venezolanen heeft gevraagd of zij geldige verblijfsdocumenten hadden en zij allemaal zeiden dat zij legaal waren en zelfs documenten hadden getoond die hij niet begreep omdat die in het Nederlands waren. Verder verklaarde hij dat er wel zonder zijn toestemming Venezolanen kwamen en dat hij niet wist dat het strafbaar was om illegale migranten onderdak te verschaffen.
Daar staat tegenover dat de getuigen hebben verklaard dat hun verblijfstatus op geen enkel moment met de verdachte aan de orde is gekomen, in die zin, dat ze het daar nooit met de verdachte over hebben gehad en de verdachte daar ook nooit naar heeft gevraagd.
Het Hof gaat uit van de juistheid van die verklaringen, dus dat de verdachte verzuimd heeft aan de getuigen te vragen of zij legaal in Aruba verbleven, aangezien de getuigen dat ieder afzonderlijk van elkaar en eensluidend hebben verklaard.
Voormeld verzuim past naar het oordeel van het Hof het beste bij de mindset horende bij de culpose variant van het tenlastegelegde feit, nu de verdachte klaarblijkelijk heeft nagelaten zich te vergewissen van de status van de verblijfstatus van zijn huurders.
Nu mag uit de culpose variant van art 2:154 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafrecht van Aruba ook geen algemene onderzoekplicht voor verhuurders worden afgeleid. Deze strafbaarstelling behelst echter wel dat tegen verwijtbare, of wellicht gefingeerde, naïviteit strafrechtelijk kan worden opgetreden. Van de verdachte mocht ook, gelet de specifieke omstandigheden in deze zaak, een bepaalde mate van alertheid worden verwacht, te meer, nu de verdachte – naar eigen zeggen – bekend was met het gegeven dat veel buitenlanders illegaal in Aruba verblijven. Dit te meer nu zijn klandizie juist uit buitenlanders, Venezolanen, bestond, die voor een rechtmatig verblijf afhankelijk zijn van een verblijfsvergunning, zeker als zij langer op het eiland verblijven, zoals het geval bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die sinds 31 januari 2019 bij de verdachte huurden. Dat strekt te meer, nu de verdachte zelf ook buitenlander is en uit die hoofde bewust moet zijn geweest van het belang van het hebben van een verblijfstitel. De verdachte liet zich echter niet informeren over de verblijfsstatus van in elk geval de drie personen op de tenlastelegging, namelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Niet alleen dat, de verdachte hield geen administratie bij van de huur, sloot enkel mondelinge overeenkomsten af en gaf zijn huurverdiensten niet op aan de Belastingdienst. De verdachte kon zich de namen van zijn huurders niet herinneren en merkte in dat verband op dat hij zelfs van personen die er lang hebben gewoond nooit de namen heeft gekend en dat hij iedereen “Gayo” noemt. Het moet er dus voor worden gehouden, dat de verdachte er als het ware voor heeft gekozen om niet te weten of zijn huurders legaal op het eiland verbleven. Het Hof merkt dit aan als ernstige onachtzaamheid.
Het Hof is derhalve van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat de verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat de huurders in de door hem verhuurde appartementen wederrechtelijk in Aruba verbleven. Het Hof verwerpt dan ook het andersluidende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:154 lid 1 sub b juncto artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba, terwijl hij ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het Hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van illegaal verblijf in Aruba, door drie illegaal in Aruba verblijvende personen met de Venezolaanse nationaliteit tegen betaling onderdak te bieden in appartementen, die door hem doorgaans met Venezolanen werden verhuurd.
Verdachtes handelen doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Aruba door personen met een andere nationaliteit en draagt bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat allerhande maatschappelijk ongewenste effecten met zich brengt.
Het Hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
In aanmerking genomen dat de verdachte handelde zoals bewezen uit financieel gewin acht het Hof oplegging van een geldboete van in totaal Afl. 2.000,- (te weten Afl 1.000,- voor het koppel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en Afl 1.000 voor [slachtoffer 3]) passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:1, 1:54, 1:55, 1:58 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van [belanghebbende 1] ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ten laste is gelegd heeft begaan;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.L.A. Angela, F.V.L.M. Wannyn en
H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, griffier, en op
2 oktober 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
De jongste rechter en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.