ECLI:NL:OGHACMB:2023:333

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-27/23
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord en bewezenverklaring poging doodslag in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld en gevorderd dat het Hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van tien jaar. Tijdens de zitting op 13 september 2023 heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal en de verdediging gehoord. De procureur-generaal stelde dat de verdachte met voorbedachte raad handelde, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak van poging moord en een lagere strafmaat. Het Hof heeft de bewijsconstructie van het eerdere vonnis bevestigd, maar de strafmotivering aangepast. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel schuldig was aan poging doodslag. De uitspraak bevestigde de eerdere veroordeling, met aanpassing van de strafmotivering.

Uitspraak

Zaaknummer: H-27/23

Parketnummers: 300.06028/22 en 300.14891/22 (TUL)
Uitspraak: 2 oktober 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 27 januari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE]

geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres] in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis, onder deelvrijspraak van de voorbedachte raad, voor het onder 1 primair (poging tot doodslag), alsook het onder 2 (medeplegen voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van het beslag en de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. B.S. van Unnik, en van wat door de verdachte en zijn raadsman,
mr. G.A. Maldonado, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 impliciet primair (poging moord) en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de in preventieve hechtenis doorgebrachte tijd. Haar vordering behelst voorts de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer P-2019/14891 bij vonnis van 28 februari 2020 van het Gerecht voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van poging moord en poging doodslag, doch anders zal worden veroordeeld voor poging doodslag. Daarnaast heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie, en met dien verstande dat de strafmotivering wordt aangepast in die zin dat op pagina 9 van het vonnis, eerste alinea, laatste regel, waar staat: “
voor soortgelijke feiten” verbeterd wordt gelezen: “
voor overtreding van de Vuurwapenverordening”. Hetgeen de raadsman in hoger beroep met betrekking tot de strafmaat heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel dan de rechter in eerste aanleg.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte van 16 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (bijlage 4). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juli 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik wil aangifte doen tegen [verdachte] (opmerking verbalisant: met [bijnaam] bedoelt aangever [verdachte]). Ik had de nacht in de binnenstad van San Nicolaas doorgebracht. Tegen zonsopkomst kwam ik thuis aan. Onderweg naar huis merkte ik dat de airco van de auto van mijn vader het niet meer deed. Ik heb de auto voor de woning van mijn buren geparkeerd. Terwijl ik onder de motorkap bezig was, hoorde ik een auto aan komen rijden. Ik keek omhoog. Ik zag een zwarte [auto] vlak naast mijn auto. Ik herkende [verdachte] als bestuurder van de auto. Ik zag dat hij meteen een revolver tevoorschijn haalde en een gericht schot op mij afvuurde. Ik ben er zeker van dat het een revolver was. Ik heb het wapen goed gezien. [verdachte] zat niet alleen in de auto. Er zat iemand aan de passagier zijde.
2. Een proces-verbaal van 16 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (bijlage 9). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik heb onderzoek verricht naar de videobeelden gemaakt door de beveiligingscamera van het perceel [adres], dat beeld geeft van de voorgevels van de percelen [A], [B] en [C] en de verharde weg voor die percelen. Op die beelden is te zien dat [slachtoffer] op 16 juli 2022 om 07:14:31 uur staat voor een lichtgrijze auto van het merk [merk], waarvan de motorkap is geopend. De auto staat geparkeerd langs de weg naast de erfmuren van de percelen [adres]. Op een gegeven moment komt een zwarte [auto] uit oostelijke richting in beeld rijden. De ruiten van de [auto] zijn open. Op het moment dat de [auto] voorbij rijdt, is te zien dat [slachtoffer] plotseling door zijn benen zakt en tussen de [auto] en de erfmuur wegrent.
3. Een proces-verbaal van 28 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De tijdstippen op de videobeelden van de beveiligingscamera van perceel [adres], van welke beelden op 16 juli 2022 reeds een proces-verbaal is opgemaakt, komen niet overeen met de werkelijke tijdstippen van het delict, maar zijn 1 uur vooruit ingesteld.
4. Een proces-verbaal van 9 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (bijlage 30). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Bij het adres [adres] zag ik twee schotbeschadigingen bovenaan de kolom en het metalendeel van het hek bij de inrit. De beschadigingen pasten bij een projectiel dat is ingeslagen bij het metalen deel en de kolom en/of daartegen ricocheerde.
5. Een geschrift, te weten de bevindingen van 16 juli 2022 van [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 7], [verbalisant 8], [verbalisant 9] en [verbalisant 10] betreffende de aanhouding van [verdachte] (bijlage 1). Dit geschrift, dat alleen is ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 7] en [verbalisant 10], houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 16 juli 2022 omstreeks 06.20 uur begaven wij ons naar het adres [adres], alwaar de inzittenden van een zwarte [auto] op een persoon hebben geschoten.
Omstreeks 06.35 uur ter hoogte van [adres] zag ik, verbalisant [verbalisant 5], een zwarte [auto] met kenteken [kentekennummer] aan komen rijden. Wij, verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 9] en [verbalisant 10], besloten de zwarte [auto], waarin twee mannen zaten, te achtervolgen. Bij het voetbalveld stopte de auto, vlogen de portieren open en renden de verdachten weg. De verdachten renden in de richting van perceel [adres]. Een van de verdachten sprong over de muur en rende in zuidelijke richting. De ander rende door in oostelijke richting.
Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 10], gingen achter de eerstgenoemde verdachte aan. Deze man, die bleek te zijn genaamd [medeverdachte], is ter hoogte van het perceel [adres]] in de boeien geslagen.
Ik, verbalisant [verbalisant 8], heb de andere verdachte in de buurt van perceel [adres], gegrepen en naar de grond gebracht. Deze man gaf op te zijn [verdachte].
Ik, verbalisant [verbalisant 9], werd door een van de bewoners van [adres] geroepen. Hij verklaarde dat hij een hard geluid buiten zijn erf hoorde en dat hij bij controle een zwart/zilverkleurige revolver op de grond aan had getroffen. Ik heb het vuurwapen veiliggesteld.
6. Een proces-verbaal van 5 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (bijlage 27). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Er is op 16 juli 2022 een vuurwapen aangetroffen op het erf van het perceel [adres]. Ik heb dit wapen in beslaggenomen. Het vuurwapen bleek te gaan om een revolver van het merk [merk] (merk weggeslepen), model 37, kaliber 38. Special.
De trommel heeft een capaciteit van 5 patronen. De revolver was geladen. In de trommel werden drie patronen en een huls gevonden. De drie patronen en de huls zaten klem in de trommel en moesten met kracht uit de trommel worden verwijderd. De patronen bleken scherpe revolverpatronen te zijn van het kaliber .38. De huls was ook van het kaliber .38.
Er is een proefschot gedaan met een revolverpatroon van het kaliber .38 special uit de voorraad van het Korps Politie Aruba. Bij het proefschot trad geen storing op in de werking van het afvuurmechanisme.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat:
  • De revolver een echt vuurwapen is
  • De revolver deugdelijk is
  • De revolver onder de bepalingen van de Vuurwapenverordening valt;
  • De patronen onder de bepalingen van de vuurwapenverordening vallen.
7. Een proces-verbaal van 5 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (bijlage 29). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 16 juli 2022 om 09.30 uur heb ik op de politiewacht de zogenaamde schiethanden afgenomen van de verdachte [verdachte]. Voor de afname werd gebruik gemaakt van de onderzoekset schiethanden voorzien van het sporenidentificatienummer [nummer] .
8. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 november 2022, opgemaakt door [persoon 1]. Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (los document).
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de onderzoekset schiethanden [nummer] waarmee de handen van de verdachte [verdachte] zijn bemonsterd zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer er schotresten op deze bemonsteringen aanwezig zijn, dan wanneer er geen schotresten op deze bemonsteringen aanwezig zijn.
9. Een proces-verbaal van het Gerecht van de op 16 december 2022 gehouden openbare strafzitting, inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik was op 16 juli 2022 de bestuurder van de zwarte [auto] met het kenteken [kentekennummer], die langs de woning te [adres] reed omstreeks 06.30 uur. Tijdens de achtervolging zag ik dat het aangetroffen vuurwapen van onder de passagiersstoel schoof. Er is toen vanuit de [auto] een schot gelost.
Bewijsoverweging
De procureur-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord. Zij heeft er in dit verband op gewezen dat de verdachte op 16 juli 2022 eerst om 01:49 uur en daarna nog een keer om 06:14 uur met zijn zwarte [auto] door de straat waarin het slachtoffer woont, is gereden. Daarbij is van belang dat deze straat geen doorgaande weg is. Om 06:14 uur kwam de auto langzaam aanrijden, haalde de bestuurder/de verdachte direct een vuurwapen tevoorschijn, waarmee hij op aangever schoot. Uit deze feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte met voorbedachte raad en na kalm beraad en rustig overleg naar de woning van het slachtoffer is gereden met de bedoeling om hem van het leven te beroven, aldus de procureur-generaal.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het Hof overweegt dat uit de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting weliswaar is gebleken dat de verdachte op 16 juli 2022 twee maal als bestuurder van een auto langs de woning van aangever is gereden en dat er in ieder geval die tweede keer een vuurwapen in de auto aanwezig was, waarmee
– zoals het Hof hieronder nader zal overwegen – de verdachte in de richting van aangever heeft geschoten. Echter, deze omstandigheden acht het Hof - evenals de rechter in eerste aanleg – afzonderlijk, noch in samenhang met elkaar bezien, overtuigend bewijs dat de verdachte vooraf het weloverwogen voornemen heeft opgevat om de aangever te doden. Het Hof betrekt bij zijn oordeel dat de stukken in het dossier geen aanknopingspunten bieden voor de veronderstelling dat de verdachte wist dat de aangever zich op dát moment buiten zou ophouden. Daarbij hecht het Hof waarde aan het feit dat de aangever op dat moment nog buiten was om een even daarvoor door hem geconstateerd mankement aan de auto van zijn vader te repareren. Het Hof betrekt daarbij ook dat aangever zich niet voor zijn eigen huis bevond, maar voor de woning van de buren. Het Hof leidt hieruit af dat het daar aantreffen van aangever mogelijk een toevalligheid betrof. Ook daarom kan, naar het oordeel van het Hof, niet worden gezegd dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dit leidt ertoe dat het Hof voorbedachte raad niet bewezen acht.
Vaststaat dat er op 16 juli 2022 omstreeks 06:14 uur vanuit de zwarte [auto] is geschoten. Dat blijkt onder meer uit de verklaring van aangever, de beschadigingen bovenaan de kolom en het metalendeel van het hek bij de inrit van nummer [huisnummer] en de zich in het dossier bevindende camerabeelden waarop te zien is dat aangever op het moment dat de zwarte auto langsrijdt plotseling in elkaar duikt en wegrent. Een en ander volgt ook uit de verklaring van de verdachte zelf. Hij ontkent alleen dat hij degene is die heeft geschoten en wijst daarvoor naar een andere inzittende van de auto.
Ondanks verdachtes ontkenning, acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de schutter was. Het Hof leidt dit af uit de eerdergenoemde verklaring van aangever, die heeft gezien dat het de verdachte was die een revolver op hem heeft gericht en heeft geschoten. Het Hof betrekt bij zijn oordeel de conclusie van het schotrestenonderzoek, inhoudende dat de bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de onderzoekset, waarmee de handen van de verdachte zijn bemonsterd
zeer veel waarschijnlijkerzijn wanneer er schotresten op deze bemonsteringen aanwezig zijn, dan wanneer er geen schotresten op deze bemonsteringen aanwezig zijn, terwijl in de onderzoekset waarmee de handen van de andere aangehouden inzittende van de [auto] ([medeverdachte]) zijn bemonsterd, geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van schotresten. Gelet hierop schuift het Hof verdachtes stelling dat een andere inzittende op het moment van het passeren van de auto van aangever plotseling een wapen heeft gepakt en met dat wapen voor de verdachte langs door het open raam aan de zijde van de bestuurder op aangever heeft geschoten als ongeloofwaardig terzijde.
Dat de verdachte in de richting van de aangever heeft geschoten en niet – zoals door de raadsman is bepleit – bewust in de lucht, leidt het Hof, naast de verklaring van de aangever zelf, af uit het feit dat de kogel op relatief geringe hoogte is ingeslagen bovenaan de kolom en het metalendeel van het hek, die e zich achter de aangever bevonden. Door vanuit een rijdende auto van dichtbij een vuurwapen op de aangever af te vuren heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever daarbij dodelijk gewond zou raken, en heeft hij deze kans op een fatale afloop op de koop toe genomen. Het op dit punt door de raadsman gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.A. Angela, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. F.V.L.M. Wannyn, leden van het Hof, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, (zittings)griffier, en is uitgesproken op 2 oktober 2023 ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.