ECLI:NL:OGHACMB:2023:342

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-167/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedrijfsinbraken en politiegeweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de verdachte is veroordeeld voor meerdere inbraken en een poging tot inbraak. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot zes jaar gevangenisstraf. Het Gerecht had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder diefstal met geweld. De verdachte heeft in hoger beroep betoogd dat de bewijsvoering onvoldoende is, met name met betrekking tot videobeelden en stemherkenning. Het Hof heeft de zaak op 7 december 2023 behandeld en heeft de vordering van de procureur-generaal gehoord. De verdediging heeft aangevoerd dat de politie bij de aanhouding van de verdachte geweld heeft gebruikt, wat zou moeten leiden tot strafvermindering. Het Hof heeft echter geoordeeld dat het geweld niet disproportioneel was en heeft de veroordeling bevestigd. Het Hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de inbraken en heeft de gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Zaaknummer: H-167/22

Parketnummers: 555.00031/22 (zaak A) en 500.00244/22 (zaak B)
Uitspraak: 21 december 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 17 oktober 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 op [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het in zaak A onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en heeft hem voor het in zaak A onder 1 en 4 en in zaak B onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door het Gerecht vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 2 en 3 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte beperkt ingesteld en is blijkens de akte instellen rechtsmiddel niet gericht tegen de beslissingen ten aanzien van zaak A onder de feiten 2 en 3.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op
7 december 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. A.K. Tiggelaar, en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, advocaat in Curaçao, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 4 en zaak B onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de videobeelden van de betreffende inbraken onvoldoende duidelijk zijn voor het doen van een betrouwbare persoonsherkenning en dat de bijbehorende geluidsopnamen onvoldoende zijn voor het doen van een betrouwbare stemherkenning. Zij heeft ten aanzien van zaak A onder 1 nog aangevoerd dat de verdachte weliswaar betrokkenheid bij de poging inbraak heeft bekend, maar dat in die zaak als strafverminderende omstandigheid heeft te gelden dat de verdachte bij zijn aanhouding geheel onnodig en onterecht door een verbalisant is mishandeld en dat hij daardoor letsel heeft bekomen. Ten aanzien van zaak A onder 4 heeft de raadsvrouw nog bepleit dat de herkenning van de verdachte door de bewaker evenmin betrouwbaar is, omdat de dader volledig bedekt was en de bewaker hem dus onmogelijk heeft kunnen herkennen. Ten aanzien van zaak B onder 1 en 2 heeft zij bepleit dat de zendmastgegevens, waaruit zou blijken dat de telefoon van de verdachte is aangestraald in de nabijheid van de inbraken bij de [bedrijf 1] en [bedrijf 2], ontoereikend zijn voor het bewijs dat de verdachte bij die inbraken betrokken was. Ten slotte heeft de raadsrouw bepleit dat de zich in het dossier bevindende tapgesprekken waarop de stemherkenningen zijn gebaseerd, onrechtmatig zijn verkregen. De tapmachtiging is afgegeven op grond van de ongefundeerde en onterechte stelling dat de politie er ambtshalve mee bekend is dat de verdachte zich bezighoudt met autodiefstallen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd:
Zaak A (parketnummer 555.00031/22)
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 (omstreeks 22:56) te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een container(s)) weg te nemen voedingsmiddelen en/of een lading munitie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5] en/of [medewerker bij bedrijf 5] en/of [belanghebbende 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die container(s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans alleen
-Het terrein van [bedrijf 5] heeft betreden en/of (vervolgens)
-Een of meermalen het slot en/of de vergrendeling van die container(s) heeft open geslepen/gebroken met een slijptol en/of een breekijzer;
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
NAF 105.000, althans enig (groot) geldbedrag, 10 bonnen van [bedrijf 3] ter waarde van NAF 150,- en/of 10 bankbiljetten van 200 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
- het (met bedekt gezicht) op die [slachtoffer 1] aflopen met een schroevendraaier in zijn hand, en/of (vervolgens)
- het beetpakken en/of duwen van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: ban paden, pa nos no bati bo mata, unda e kluis ta (ga naar binnen, als je niet wil dat we je dood slaan, waar is de kluis) en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B (parketnummer 500.00244/22)
Feit 1
hij op of omstreeks 4 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, te weten restaurant [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) te Santa Rosa, heeft weggenomen een of meerdere kassa’s, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] ([bedrijf 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 2
hij op of omstreeks 4 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, te weten restaurant [bedrijf 2], heeft weggenomen een geldbedrag van 14.614 Antilliaanse Guldens en/of een kluis met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [mede-eigenaar van bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 3
hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, te weten restaurant [bedrijf 4], heeft weggenomen een of meerdere Ipads en/of een of meerdere Macbooks en/of een of meerdere IPhones en/of een of meerdere opladers en/of een of meerdere flessen drank en/of een geldbedrag van 250 Antilliaanse Guldens, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] en/of [belanghebbende 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vrijspraak ten aanzien van Zaak B onder 3
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B onder 3 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het Hof is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal op 8 maart 2022 bij restaurant [bedrijf 4] in Curaçao. Het enkele feit dat de kleding die de daders van de inbraak bij [bedrijf 4] droegen overeen komt met de kleding die de daders bij de inbraken bij de [bedrijf 1] en bij [bedrijf 2] droegen, volstaat daarvoor niet. Hoewel deze omstandigheid opvallend is te noemen, kan daaruit niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal worden afgeleid. Het Hof betrekt daarbij dat de desbetreffende kleding op zichzelf weinig onderscheidend is. Daar komt nog bij dat dat deze inbraak op een andere datum heeft plaatsgevonden dan de inbraken bij de [bedrijf 1]en bij [bedrijf 2]. Nu niet is gebleken van andere, de verdachte belastende, feiten of omstandigheden, zal het Hof de verdachte van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde vrijspreken.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de persoons- en stemherkenningen
In het dossier bevinden zich (compilaties van) beeldopnames van de inbraken bij [benadeelde 1], [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Verdachtes betrokkenheid bij die inbraken is goeddeels gestoeld op de herkenning van de verdachte door een verbalisant op die beelden. Vooropgesteld wordt dat het Hof die beelden zelf heeft bekeken en heeft beluisterd en deze van voldoende kwaliteit acht om op grond daarvan persoons- en stemherkenningen te doen.
Uit de beeldopnames van de inbraak bij [benadeelde 1] blijkt dat één van de daders een camouflagepak droeg. Deze persoon is door verbalisant [opsporingsambtenaar 1] herkend als zijnde de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte niet alleen herkend aan zijn manier van lopen, postuur en lengte, maar ook aan zijn stem. In dit verband is van belang dat de betreffende verbalisant de verdachte gedurende enkele maanden in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek heeft getapt en dat hij de verdachte heeft verhoord in het onderzoek naar de inbraak bij [benadeelde 1]. De verbalisant was dus bekend met de verdachte en zijn stem. Ook heeft hij in de afzonderlijke processen-verbaal steeds gerelateerd waarom en aan de hand van welke kenmerken hij de verdachte en/of zijn stem heeft herkend. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen de verbalisant heeft gerelateerd.
Op 18 maart 2022 is de verdachte, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], aangehouden voor een poging tot inbraak bij [bedrijf 5]. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze poging tot inbraak erkend. De kleding die de verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg – een camouflagepak – is vergeleken met het camouflagepak dat één de daders bij de inbraak bij [benadeelde 1] droeg. De kleding bleek, op de schoenen na, identiek. Uit het voor het bewijs gebezigde proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 28 e.v.) in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte 2] van 30 april 2022 (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 41 e.v.) leidt het Hof af dat de verdachte en [medeverdachte 2] na hun aanhouding op 18 maart 2022 hun schoenen hebben gewisseld. Ook blijkt daaruit dat de schoenen die [medeverdachte 2] ten tijde van het maken van de foto’s op het politiebureau droeg gelijk zijn aan de schoenen die de man in het camouflagepak op 1 maart 2022 aanhad.
Het Hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte de persoon in het camouflagepak is, die was betrokken bij de poging tot inbraak bij [bedrijf 5] (zaak A onder 1) en de inbraak bij [benadeelde 1] (zaak A onder 4).
Op 4 maart 2022 hebben binnen een uur na elkaar inbraken plaatsgevonden bij de [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Verbalisant [opsporingsambtenaar 1] heeft de verdachte op de beelden van de inbraak bij de [bedrijf 1] herkend aan zijn stem. Daarnaast herkende hij de verdachte aan zijn lichaamsbouw, zijn manier van wandelen. Het Hof herhaalt dat de verbalisant bekend was met de verdachte en zijn stem en dat de verbalisant in de afzonderlijke processen-verbaal steeds gerelateerd waarom en aan de hand van welke kenmerken hij de verdachte en/of zijn stem heeft herkend. Het Hof ziet in hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door de verbalisant.
Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van de inbraak bij [bedrijf 2] leidt het Hof af dat de daders van die inbraak dezelfde kleren droegen als de daders van de inbraak bij de [bedrijf 1].
Gelet op de korte tijd tussen deze twee inbraken en het feit dat de kleding van de daders van beide inbraken hetzelfde was, gaat het Hof ervan uit dat dezelfde daders zich aan deze inbraken schuldig hebben gemaakt. Uit het feit dat een verbalisant de verdachte en zijn stem bij de eerste inbraak heeft herkend en het feit dat de telefoon van de verdachte tijdens de tweede inbraak een zendmast aanstraalt in de directe omgeving van [bedrijf 2], leidt het Hof af dat de verdachte een van de daders van die inbraken was.
Het Hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte betrokken was bij de inbraken bij de [bedrijf 1] (zaak B onder 1) en [bedrijf 2] (zaak B onder 2).
Het Hof bezigt de herkenning door bewaker [slachtoffer 1] van het [benadeelde 1] hotel niet voor het bewijs, zodat het op dit punt gevoerde verweer van de raadsvrouw geen verdere bespreking behoeft.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld “dat het afluisteren en dus de zich in het dossier bevindende tapgesprekken, waarop de herkenningen is gebaseerd, onrechtmatig zijn verkregen.”
Nog daargelaten de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van de door de raadsvrouw bedoelde tapmachtigingen heeft kunnen komen, zijn de tapmachtigingen waarop de raadsvrouw afgegeven in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek. Het verweer van de raadsvrouw kan reeds daarom in de onderhavige strafzaak niet het – naar het Hof aanneemt – door de raadsvrouw gewenste resultaat van bewijsuitsluiting hebben. Te minder nu de stemherkenning mede op de verhoren van de verdachte in de zaak [benadeelde 1] is gebaseerd.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 1 en 4 en in Zaak B onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 555.00031/22)
hij op 17 maart 2022 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een container weg te nemen goederen, toebehorende aan [bedrijf 5] en zich daarbij de toegang tot die container te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders,
  • het terrein van [bedrijf 5] heeft betreden en
  • de vergrendeling van die container heeft open gebroken met een slijptol en een breekijzer,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 1 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een groot geldbedrag,
  • 10 bonnen van [bedrijf 3] ter waarde van NAf 150,- en
  • 10 bankbiljetten van 200 euro,
toebehorende aan [benadeelde 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld be
stonden uit,
- het met bedekt gezicht op die [slachtoffer 1] aflopen met een schroevendraaier in
zijn hand, en
- het beetpakken en duwen van die [slachtoffer 1] en
- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: ban paden, pa nos no bati bo mata, unda e
kluis ta (laten we naar binnen gaan, als je niet wil dat we je dood slaan, waar is de kluis).
Zaak B (parketnummer 500.00244/22)
feit 1
hij op 4 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, te weten restaurant [bedrijf 1], heeft weggenomen twee kassa’s, toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

feit 2hij op 4 maart 2022 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, te weten restaurant [bedrijf 2], heeft weggenomen een geldbedrag van 14.614 Antilliaanse Guldens en een kluis met inhoud, toebehorende aan [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

Het Hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Zaak A onder 1
1. Een proces-verbaal van aangifte van 18 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (einddossier [bedrijf 5], pagina 21 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 maart 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[medewerker bij bedrijf 5]:
Op 17 maart 2022 omstreeks 18:30 uur heb ik het gebouw van [bedrijf 5] goed dicht op slot gedaan en de containers op het terrein ten westen van het gebouw intact op slot achtergelaten. Op 17 maart 2022 omstreeks 23:20 uur zag ik via het camerasysteem van het gebouw dat onbevoegden bezig waren met het snijden van de vergrendelplaten van de witte container met serienummer 2047902. Onbevoegden hadden twee van de ijzeren platen van de witte container met serienummer [serienummer] vernield.
2. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
7 december 2023. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb me op 17 maart 2022 schuldig gemaakt aan een poging inbraak in een container op het terrein van [bedrijf 5] te Curaçao. Ik was niet alleen. Ik deed dit samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. We hebben de vergrendeling van die container met een slijptol open gemaakt. Ik heb ook een breekijzer gebruikt. Ik droeg die avond een camouflagepak.
Zaak A onder 4
1. Een proces-verbaal van aangifte van 14 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 3 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 maart 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 1]:
Ik werk al 6 jaren bij [benadeelde 1] hotel (het Hof begrijpt hier en hierna telkens: te Curaçao), waarvan de laatste tijd als bewaker. Heden omstreeks 03:00 uur (het Hof begrijpt: in de nacht van 1 maart 2022) liep ik naar de kantine. Opeens zag ik een man in een camouflagetenue op mij afkomen. Deze man had een schroevendraaier in zijn hand. Ik zag een tweede dader aankomen lopen. Deze man droeg donkere kleding. Hij zei: ‘Para ketu ketu, ban paden ban paden’. De man in het camouflagepak duwde mij een kantoor in. Hierna zag ik een derde dader aankomen lopen. Hij had een lichte huidskleur. Zij zeiden tegen mij: ‘Ban paden pa nos no bati bo mata, unda e kluis ta.’ Ik zei dat het hotel geen kluis had. Zij liepen naar een tweede deur. Zij deden de deur open en zeiden dat ik niet mocht schreeuwen. Een man zag de kluis. Hij pakte zijn telefoon en zei tegen degene die opnam dat hij met de vrouw moest komen. Ik ging op de stoel in het kantoor zitten. De man in het camouflagepak liep naar buiten en liet mij met de man met de koevoet achter. Even later kwam de man met het camouflagepak terug met een oranje compressor, twee slangen, een apparaat om te snijden en een apparaat met een snavelvorm. Ik zag dat hij de twee slangen aan de compressor koppelde en driemaal trachtte de compressor aan te zetten. De compressor startte niet. Hij zei tegen de man met de koevoet dat hij mij in de andere kamer moest zetten. Nadat ik in de andere kamer was gezet, hoorde ik de compressor aangaan. Ik hoorde dat de kluis kapot werd gemaakt. Na ongeveer 10 minuten werd het stil. De man met de koevoet pakte mij bij mijn hand en nam mij mee naar het kantoor waar de kluis staat. Ik zag dat de kluis was opengebroken, maar dat ze nog niet bij het geld konden komen. Met een koevoet werden de ijzeren plaatjes van de kluis verwijderd.
Ik zag dat zij de volgende spullen uit de kluis haalden: een plastic tasje met gouden letter, een bruine damestas, twee witte enveloppen, een gele envelop en een plastic bakje met losgeld. Ze deden de spullen in een vuilnisbak. De man met het camouflagepak opende een van de enveloppen. Ik zag dat er geld in zat.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 1 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 7 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 maart 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[medewerker bij benadeelde]:
Ik ben financieel manager bij [benadeelde 1]. Op 1 maart 2022 omstreeks 04:15 uur werd ik van de beroving bij [benadeelde 1] in kennis gesteld. Bij [benadeelde 1] zag ik dat de kluis was vernield en dat de daders geld hadden weggenomen. In de kluis lagen:
  • envelopjes inhoudende tipgeld;
  • een zwarte zak met NAf 600,- aan kleingeld;
  • NAf 105.000,-;
  • 10 bonnen van NAf 150,- van [bedrijf 3] supermarket;
  • 10 bankbiljetten van 200 euro.
3. Een proces-verbaal van herkenning van 18 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 33 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 1 maart 2022 werd het [benadeelde 1] hotel beroofd. Bij het bekijken van de video-opname van de beroving bij [benadeelde 1] bleek de manier van lopen en omgang van de man in het camouflagepak nagenoeg gelijk te zijn als die van [verdachte]. Qua stem, postuur, manier van lopen en lengte komt de man in het camouflagepak overeen met [verdachte].
4. Een proces-verbaal van herkenning van 30 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 35 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 1 maart 2022 werd het [benadeelde 1] hotel beroofd. De videobeelden van de beroving bleken ook geluid te hebben. Op de video-opname is de man in het camouflagepak te horen, terwijl hij de bewaker aan het bedreigen is. Bij het horen van de stem van de dader in het camouflagepak herkende ik zijn stem als de stem van [verdachte]. Ik herkende zijn stem omdat ik maanden bezig ben geweest met het afluisteren van zijn telefoon. Ook heb ik hem verhoord, nadat hij op 18 maart 2022 voor de diefstal bij [bedrijf 5] was aangehouden.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (aanvullend proces-verbaal onderzoek Miraval en Brandweer, pagina 28 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 18 maart 2022 is de verdachte [verdachte] samen met de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden, nadat zij in het gebouw van [bedrijf 5] hadden ingebroken. Er is een foto gemaakt van de kleding die de verdachte [verdachte] toen droeg. Ook is er een foto gemaakt van de dader in het camouflagepak bij de beroving van het [benadeelde 1] hotel op 1 maart 2022. Bij vergelijking van de kleding is duidelijk te zien dat de kleding hetzelfde is en dat alleen de sportschoenen verschillen.
Nadere overweging
Uit dit proces-verbaal leidt het Hof af dat schoenen die [verdachte] draagt op de op het politiebureau genomen foto de schoenen zijn die [medeverdachte 2] droeg ten tijde van zijn aanhouding (pagina 29). De schoenen die [medeverdachte 2] droeg op de op het politiebureau gemaakte foto (pagina 31) zijn gelijk aan de schoenen die de man in het camouflagepak op 1 maart 2022 aanhad (pagina 32).
Het Hof begrijpt de politieverklaring van [medeverdachte 2] van 30 april 2022 (pagina 41 e.v.) zo dat de schoenen die [medeverdachte 2] op de op het politiebureau gemaakte foto droeg van [verdachte] zijn.
Ten aanzien van Zaak B onder 1
1. Een proces-verbaal van aangifte van 7 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (einddossier [bedrijf 5], pagina 246 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 maart 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[aangever 1]:
Op 3 maart 2022 omstreeks 23:00 uur verliet het personeel de [bedrijf 1] (het Hof begrijpt hier en hierna telkens: in Curaçao). Alles was gesloten en het alarm was geactiveerd. Op 4 maart 2022 omstreeks 03:15 werd er ingebroken. Men heeft zich de toegang verschaft door de glazen voordeur te breken. Om 3:17 uur ging het alarm af. Ze hebben getracht zich de toegang tot het kantoor te verschaffen. Dat is niet gelukt. Ze hebben twee lege kassa's weggenomen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (einddossier [bedrijf 5], pagina 249 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
3 april 2022 03:14:26 – 03:17:29 uur.
Een personenauto rijdt de parkeerplaats van de [bedrijf 1] op en parkeert ter hoogte van de glazen entreedeur. Uit de auto stapt een verdachte 1. Hij heeft een mokerhamer in zijn handen. Met de mokerhamer slaat hij de glazen deur in. Hij loopt terug naar de auto en een tweede verdachte 2 stapt uit. Verdachte 2 heeft een koevoet bij zich.
3 april 2022 03:16:03 uur.
Beide verdachten gaan via de vernielde entree de [bedrijf 1] in. Kort daarna gaat het alarm af.
3 april 2022 03:17:09 uur.
Beide verdachten komen met een kasregister naar buiten en stappen de auto in. De auto rijdt weg.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 9 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (einddossier [bedrijf 5], pagina 257 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het onderzoek werd de video-opname bekeken. Deze opname bleek voorzien van geluid, waarbij de stem van de verdachte kon worden gehoord.
Na het bekijken en beluisteren werd de stem van [verdachte] herkend. Ik herkende de stem van [verdachte], omdat ik hem in het verleden maanden heb getapt. Tijdens het de inbraak van [bedrijf 1] was hij ook onder de tap. Ook herkende ik hem aan zijn lichaamsbouw en aan zijn manier van wandelen. Ook heb ik hem enkele maanden geleden in verband met de beroving van [benadeelde 1] gehoord.
Video-opname met geluid
[verdachte] stapt uit de auto. Hij heeft een voorhamer in zijn hand en begint het glas van de hoofddeur te vernielen. Bij de vierde slag breekt het glas. [verdachte] gaat als eerste naar binnen. NN-man volgt hem. Hij heeft een koevoet in zijn hand. [verdachte] springt over de balie, maakt de deur open en loop naar achteren. NN-man springt ook over de balie en loopt ook achteren. Te zien is dat [verdachte] via een raam naar binnen kijkt en zegt “Ate le ey“ (vrije vertaling: daar is het) (opmerking verbalisant: via de glazen ruit is een kluis te zien). NN man komt naast [verdachte] staan en kijkt via de glazen ruit naar binnen. [verdachte] zegt: Nos no por hasi nada (vrije vertaling: we kunnen niets doen). [verdachte] loopt weg. NN-man zegt “laga mi wak” (vrije vertaling: laat me kijken). [verdachte] komt terug en overhandigt NN-man de voorhamer. NN-man zwaait de hamer tegen de deur van de kantoor. [verdachte] zegt: “ban ban ban” (laten wij gaan). Dan vluchten zij met twee lades van een kassa register.
Onderzoek Parker.
In de periode van de inbraak werd de telefoonnummer [telefoonnummer v/d verdachte] van [verdachte] met machtiging van de rechter-commissaris getapt.
Paal positie telefoon [verdachte].
Tijdens de inbraak straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in de directe omgeving van [bedrijf 1].
Ten aanzien van Zaak B onder 2
4. Een proces-verbaal van aangifte van 4 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (einddossier [bedrijf 5], pagina 274 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 maart 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[mede-eigenaar van bedrijf 2]:
Ik ben mede-eigenaar van de restaurant [bedrijf 2] (het Hof begrijpt hier en hierna telkens: in Curaçao). Vanochtend (het Hof begrijpt: 4 maart 2022) werd ik door een van de personeelsleden gebeld en ervan in kennis gesteld dat er in het kantoor was ingebroken. Ik zag dat men de ijzeren deur van het kantoor had geforceerd, de kleine kluis is geforceerd en de inhoud ervan is mee genomen. Ook is de grote kluis met inhoud, die aan de muur was geschroefd, meegenomen. Weggenomen goederen:
  • NAf 14.614,-;
  • een grote zwarte kluis met inhoud, die aan de muur was vastgeschroefd.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (einddossier [bedrijf 5], pagina 278 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op het ontvangen videobeelden zag ik het volgende.
04/03/2022 om 02:04:45 uur
Achterin “[bedrijf 2]” bevindt zich een klein kantoor en een open ruimte waarin spullen worden bewaard. Twee personen zitten op het dak van het kantoor. Verdachte 1 heeft een zaklantaarn bij zich. Hij verlicht de ruimte. Verdachte 2 hangt aan iets, voor hij enkele seconden later loslaat en op de grond belandt. Vervolgens neemt verdachte 2 de koevoet van verdachte 1 over. Verdachte 2 legt de koevoet op een vriezer en verplaatst enkele barstoelen zodat verdachte 1 ook naar beneden kan komen. Het hele lichaam van verdachte 1 is bedekt.
Beide verdachten lopen rondzoekend in de open ruimte. Verdachte 1 probeert de deur van het kantoor te open. Verdachte 2 begint met de koevoet de deur van het kantoor te forceren, terwijl verdachte 1 bij schijnt.
04/03/2022 om 02:09:00 uur
Beide verdachten trekken met kracht aan de koevoet om de deur open te forceren. Men probeert meermalen op verschillende plekken de deur te forceren.
04/03/2022 om 02:15:46 uur
Het lukt de verdachten de deur open te forceren. Zij gaan het kantoor binnen. Op dat moment zijn zij uitzicht van de camera.
04/03/2022 om 02:19:43 uur
Verdachte 1 komt naar buiten met de koevoet en met een ander voorwerp in zijn linkerhand. Hij houdt de deur open zodat verdachte 2 met een grote kluis naar buiten kan lopen. Ze lopen naar het gedeelte waar men van boven naar binnen was gekomen.
04/03/2022 om 02:21:43 uur
Uit schaduw beweging in de rechterhoek is uit te halen dat de verdachten naar boven zijn geklommen om weg te gaan.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (einddossier [bedrijf 5], pagina 287 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het onderzoek werd de video-opname (het Hof begrijpt van de diefstal bij [bedrijf 2]) bekeken. Deze video-opname vergeleken met de video-opname van de [BEDRIJF 1]. Deze diefstallen vonden plaats op dezelfde dag met een verschil van een uur.
Na het bekijken en beluisteren van de video-opname (Het Hof begrijpt: van de [BEDRIJF 1]) herkende ik de stem van [verdachte]. Ik herkende de stem van [verdachte] omdat ik hem in het verleden gedurende maanden heb getapt. Ook was ik belast met zijn verhoor. Tijdens de inbraak bij de [BEDRIJF 1] was hij ook onder de tap. Daarnaast herkende ik hem aan zijn lichaamsbouw en zijn
manier van wandelen. Verder had ik hem enkele maanden geleden in verband met de beroving van [benadeelde 1] gehoord.
De video-opnamen van de [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn met elkaar vergeleken. Daarop is het volgende te zien:
Te zien is de handschoen van [verdachte] als hij bij de [BEDRIJF 1] uit de auto stapt hetzelfde is als de handschoen van de dader bij [bedrijf 2].
De kleding van de dader bij [bedrijf 2] en de kleding van [verdachte] bij de inbraak bij de [BEDRIJF 1] zijn hetzelfde.
De schoenen die [verdachte] op de eerste en de tweede foto op pagina 289 onderaan genomen bij de [BEDRIJF 1] aanheeft zijn hetzelfde als de schoenen die te zijn op de derde foto genomen bij [bedrijf 2].
De kleding die de dader op de eerste en derde foto op pagina 290 bovenaan, genomen bij de [BEDRIJF 1] draagt, is hetzelfde als de kleding die de dader op de middelste foto, genomen bij [bedrijf 2], draagt. Ook de hoofd/gezicht bedekking is gelijk.
Onderzoek Parker.
In de periode van de inbraak werd de telefoonnummer [telefoonnummer v/d verdachte] van [verdachte] met machtiging van de rechter-commissaris getapt.
Paal positie telefoon [verdachte].
Tijdens de inbraak straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in de directe omgeving van [bedrijf 2] te [plaats].
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van zaak A onder 1
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 4
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak B onder 1 en 2
Telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Het Hof verenigt zich in de strafmaatoverwegingen van het Gerecht en neemt deze over, met dien verstande dat de aanvullingen van het Hof
vetgedruktworden weergegeven.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een zeer korte periode schuldig gemaakt aan meerdere zeer ernstige strafbare feiten.
De verdachte heeft samen met anderen in de nachtelijke uren een beroving gepleegd op de [benadeelde 1]. Tijdens deze beroving, waarbij de verdachten gezicht bedekkende kleding droegen, is de bewaker beetgepakt en geduwd. Terwijl één van de daders de bewaker onder bedwang hield, hebben de andere daders op professionele wijze de kluis opengemaakt, om zo de inhoud daarvan weg te kunnen nemen. De verdachte en zijn mededaders hebben een groot geldbedrag buitgemaakt. Deze gebeurtenis moet zeer beangstigend en traumatisch voor het slachtoffer zijn geweest.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen twee bedrijfsinbraken en een poging tot diefstal met braak in een bedrijf gepleegd. Dit zijn ernstige en maatschappelijk storende feiten. Immers, naast de materiële schade en de overlast die een inbraak voor de benadeelden met zich brengt, versterkt het gevoelens van angst en onveiligheid bij degenen die het slachtoffer worden van dergelijke feiten, in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. De verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd.
De verdachte heeft met zijn handelen steeds blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Het Hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten aanzien van de duur van de vrijheidsstraf houdt het Hof ten nadele van de verdachte rekening met zijn strafkaart, waaruit blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, laatstelijk op 21 november 2019. Noch deze recente veroordeling, noch de eerdere veroordelingen (in de periode 2015 tot en met 2017) hebben de verdachte er kennelijk van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder heeft het Hof kennis genomen van de door en namens de verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, maar ziet geen aanleiding om daar in strafmatigende zin mee rekening te houden.
Hoewel het Hof tot een vrijspraak komt van de in zaak B onder 3 tenlastegelegde inbraak, acht het Hof – met eenparigheid van stemmen – oplegging van de door het Gerecht opgelegde en door de procureur-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden.
Toegepast geweld door de politie
Ten slotte heeft het Hof zich ook rekenschap gegeven van het verweer van de raadsvrouw dat het door de politie toegepaste geweld bij de aanhouding van de verdachte, zoals blijkt uit het door haar overgelegde videofragment, disproportioneel was. De raadsvrouw heeft – zo begrijpt het Hof – geconcludeerd dat dit handelen van de politie tot strafvermindering moet leiden.
Het Hof heeft kennis genomen van het videofragment waar de raadsvrouw naar verwijst. Het Hof ziet daarop dat een persoon een kennelijk stompende beweging maakt met zijn vuist tegen het lichaam van een op de grond liggende persoon die in beweging is. Het Hof is van oordeel dat, voor zover dit fragment betrekking heeft op de door de raadsvrouw bedoelde situatie, daaruit niet kan worden afgeleid dat deze handeling in de omstandigheden van het geval disproportioneel was. Nu het Hof, evenals het Gerecht, niet kan vaststellen dat er sprake was van een vormverzuim, ziet het Hof hierin geen aanleiding de straf te matigen.
Het Hof is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in zaak A onder 4 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 98.925,-. De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van NAf 50.000,-. Het Gerecht heeft zich voor het overige onbevoegd verklaard om van de vordering van de benadeelde partij kennis te nemen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij betwist in die zin dat vrijspraak is bepleit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes in zaak A onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Gelet op het bepaalde in artikel 374, eerste lid, Sv, wijst het Hof de vordering toe tot een bedrag van NAf 50.000,- en verklaart het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dat deel van haar vordering dat het wettelijk toegestane bedrag van NAf 50.000,- te boven gaat. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:78, 1:119, 1:136, 2:288, 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht van 17 oktober 2022 – voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen – en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak B onder 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 en 4 en de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 50.000,-(vijftigduizend gulden), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 1]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 50.000,-(vijftigduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt, voor de hiervoor toegewezen vordering en opgelegde schadevergoedingsmaatregel, dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.W. van ’t Westeinde, voorzitter, en mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. F.V.L.M. Wannyn, leden van het Hof, bijgestaan door
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op 21 december 2023 op de openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. Van ‘t Westeinde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.