In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was eerder vrijgesproken van twee ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor andere diefstallen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de feiten 1 en 2, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond volgens artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met verbetering van de bewijsmiddelen. De procureur-generaal had gevorderd dat het vonnis bevestigd zou worden, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het Hof oordeelde dat de argumenten van de verdediging niet tot een ander oordeel konden leiden. De verklaring van de verdachte over gesprekken en bewijsstukken werd in overweging genomen, maar het Hof vond dat de zendmastgegevens niet voor bewijs gebruikt konden worden. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.