ECLI:NL:OGHACMB:2023:85

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA2023H00076
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende bouwvergunning en appèlverbod

In deze zaak heeft de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot een bouwvergunning die eerder was verleend aan Three Rivers Real Estate VBA voor de bouw van een hotel in Sero Colorado. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die het verzoek van een verweerder tot schorsing van de bouwvergunning had afgewezen. De minister stelde dat de bouwvergunning niet van rechtswege was geschorst en dat er geen reden was voor doorbreking van het appèlverbod.

De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek van de minister niet ontvankelijk was, omdat er geen connexiteit bestond tussen het verzoek en een beschikking waartegen een bezwaar- of beroepschrift aanhangig was. De voorzitter benadrukte dat de bevoegdheid om een voorlopige voorziening te treffen alleen kan worden toegepast binnen de werking van een bestreden beschikking en zolang er een procedure loopt bij het Hof. Aangezien het verzoek niet ging over een beschikking waarover een procedure bij het Hof liep, kon de voorzitter geen kennis nemen van het verzoek.

Daarnaast werd opgemerkt dat, zelfs als er wel een procedure aanhangig was geweest, het verzoek van de minister niet had kunnen slagen, omdat de beslissing van het Gerecht geen hoger beroep toeliet. De voorzitter concludeerde dat er geen grond was voor doorbreking van het appèlverbod en verklaarde het verzoek van de minister niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

AUA2023H00076
Datum uitspraak: 7 juni 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de voorzitter) op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van:
de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister)
verzoeker,
tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 5 mei 2023 in zaak nr. AUA202300474, in het geding tussen:
[verweerders], beiden wonend in Aruba (hierna: [verweerder])
en
de minister

Procesverloop

Bij beschikking van 28 mei 2020, kenmerk BA-0994-2019, heeft de minister aan Three Rivers Real Estate VBA een bouwvergunning verleend voor de bouw van een hotel in Sero Colorado (hierna: de bouwvergunning).
Bij beschikking van 5 mei 2022 heeft de minister het door [verweerder] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beslissing van 5 mei 2023 heeft het Gerecht het verzoek van [verweerder] tot schorsing van de bouwvergunning afgewezen.
De minister heeft de voorzitter verzocht in hoger beroep een voorlopige voorziening te treffen.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

[verweerder] heeft op 15 juni 2022 beroep ingesteld tegen de beschikking van 5 mei 2022. Hangende dat beroep heeft hij het Gerecht met toepassing van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) verzocht de bouwvergunning te schorsen, voor zover deze niet op grond van artikel 59 van de Bouw- en woningverordening (hierna: Bwv) reeds van rechtswege is geschorst. Bij de beslissing van 5 mei 2023 heeft het Gerecht dat verzoek afgewezen wegens het ontbreken van enig belang daarbij. Naar het oordeel van het Gerecht is de bouwvergunning door het aanhangige beroep van [verweerder] op grond van artikel 59 van de Bwv van rechtswege geschorst.
De minister beoogt met haar verzoek te bereiken dat de voorzitter het oordeel van het Gerecht over de van rechtswege geschorste bouwvergunning, schorst totdat het Gerecht in de bodemprocedure definitief heeft geoordeeld over de vraag of de bouwvergunning op grond van artikel 59 van de Bwv van rechtswege is geschorst. Volgens de minister is de bouwvergunning niet van rechtswege geschorst omdat er geen sprake is van een voorwaardelijk verleende bouwvergunning, maar van een bouwvergunning met voorwaarden. Bovendien heeft de voorzitter in de uitspraak van 11 mei 2022 (ECLI:NL:OGHACMB:2022:50) ook niet geoordeeld dat de bouwvergunning van rechtswege is geschorst. De beslissing van het Gerecht druist daartegen in.
Artikel 53a van de Lar luidt:
"Tegen een uitspraak van het Gerecht inzake beroep tegen een beschikking op een bezwaarschrift staat hoger beroep open bij het Hof.
Artikel 54 van de Lar luidt:
"1. Indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, kan de indiener daarvan aan het Gerecht verzoeken de beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang.
2. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid."
3.1.
De voorzitter stelt voorop dat artikel 54, eerste lid, van de Lar connexiteit vereist tussen het ingediende verzoek en een beschikking waartegen een bezwaar- of (hoger)beroepschrift aanhangig is. De voorzitter kan de in artikel 54, eerste lid, gegeven bevoegdheid slechts toepassen binnen de werking van een bestreden beschikking en slechts zolang daarover een procedure loopt bij het Hof. De voorzitter stelt vast dat het verzoek van de minister niet gaat over een beschikking waarover een procedure loopt bij het Hof. Desgevraagd heeft de minister te kennen gegeven dat met het verzoek niet is beoogd hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van het Gerecht. Gelet hierop ontbreekt de vereiste connexiteit en alleen al daarom kan de voorzitter geen kennis nemen van het verzoek.
3.2.
De voorzitter overweegt verder dat als er wel een procedure bij het Hof aanhangig was geweest, dit de minister niet had kunnen baten. De beslissing van het Gerecht van 5 mei 2023 is een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar. Hiertegen staat, gelet op artikel 53a van de Lar, geen hoger beroep open bij het Hof. Voor doorbreking van een appèlverbod kan aanleiding bestaan als het Gerecht buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (vergelijk de uitspraak van het Hof van 17 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:21). Hetgeen de minister in het verzoek heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is. De minister bestrijdt het oordeel van het Gerecht over de vraag of de bouwvergunning op grond van artikel 59 van de Bwv van rechtswege is geschorst, en in dat verband zijn waardering van de feiten en omstandigheden. Dat de minister het daarmee om redenen van algemeen belang niet eens is, maakt niet dat er reden is voor doorbreking van het appèlverbod.
4. Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de minister nietontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023.