ECLI:NL:OGHACMB:2024:121

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
CUR2023H00199
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van een bank om dienstverlening voort te zetten aan een oud-politicus met strafrechtelijke veroordelingen

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de appellant, een oud-politicus die strafrechtelijk is veroordeeld voor ambtelijke corruptie, witwassen en valsheid in geschrifte, de bank Orco vordert om haar dienstverlening voort te zetten. De appellant heeft een betaalrekening bij Orco sinds 2008, maar de bank heeft de relatie met hem opgezegd na een reeks van incidenten en een gebrek aan vertrouwen in de bankrelatie. De appellant heeft in hoger beroep de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg aangevochten, dat zijn vordering had afgewezen. Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat Orco gerechtigd was om de bankrelatie te beëindigen. Het Hof oordeelt dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat de opzegging onredelijk was, gezien zijn strafrechtelijke verleden en de risico's die de bank loopt. De vordering van de appellant wordt afgewezen en het vonnis van het Gerecht wordt bekrachtigd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202301616 - CUR2023H00199
Uitspraak: 23 april 2024

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS IN KORT GEDING
[APPELLANT],
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans appellant,
gemachtigden: mrs. E. Kleist en S.S.J. Vierbergen,
tegen
de naamloze vennootschap
ORCO BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees, R.F. van den Heuvel en N.R.V. Soeltaansingh.
De partijen worden hierna [appellant] en Orco genoemd.

1.De zaak in het kort

In dit kort geding gaat het om de vraag of de bank verplicht is haar dienstverlening aan een cliënt voort te zetten. De cliënt is een oud-politicus die strafrechtelijk is veroordeeld voor ambtelijke corruptie, witwassen en valsheid in geschrifte. Ook is hij veroordeeld tot betaling van NAf 1.8 miljoen in het kader van een toegewezen vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In 2023 heeft de bank haar relatie met de cliënt opgezegd. Het Gerecht heeft de vordering van de cliënt tot een bevel aan de bank om de relatie voort te zetten, afgewezen. Het hof komt na belangenafweging tot hetzelfde oordeel.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij akte van hoger beroep, ingekomen ter griffie op 6 juli 2023 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van 16 juni 2023 van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) (ECLI:NL:OGEAC:2023:150).
2.2
Bij memorie van grieven (met producties), ingekomen ter griffie op 27 juli 2023 heeft [appellant] negen grieven gericht tegen het vonnis waarvan beroep en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot toewijzing van zijn vorderingen zoals ingesteld in eerste aanleg, met veroordeling van Orco in de kosten van beide instanties.
2.3
Bij op 19 september 2023 ingekomen memorie van antwoord (met producties) heeft Orco de grieven bestreden. Haar conclusie strekt tot verwerping van het hoger beroep, tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.
2.4
Vervolgens hebben partijen pleitnota’s ingediend en vonnis gevraagd, dat is bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1
Sinds 2008 heeft [appellant] een betaalrekening bij Orco. In de op de bankrelatie van toepassing zijnde algemene voorwaarden is in artikel 10 voor zowel de cliënt als de bank de mogelijkheid opgenomen de relatie op te zeggen.
3.2 [
[appellant] is in de periode 2010-2012 minister-president geweest en in de periode 2010-2020 partijleider van de politieke partij MFK.
3.3 [
[appellant] is onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld voor ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en witwassen. In 2018 is [appellant] veroordeeld tot betaling van NAf 1.8 miljoen in het kader van een toegewezen vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.4
In mei 2022 is [appellant] een crowdfundactie gestart om de ontnemingsvordering te kunnen voldoen. Daarop heeft Orco de rekening geblokkeerd. In een naar aanleiding daarvan gevoerd kort geding heeft [appellant] toegezegd de rekening niet meer voor donaties te gebruiken waarop Orco de rekening heeft gedeblokkeerd. De gemachtigde van Orco heeft aan de gemachtigde van [appellant] geschreven (bericht van 18 mei 2022):
De heer [appellant] gaf tijdens het gesprek te kennen zijn privérekening te (willen) gebruiken voor transacties van zijn onderneming. Dat is niet toegestaan. Partijen zijn eerder overeengekomen dat de rekening alleen zal worden gebruikt voor, kort gezegd, salaris en betaling van dagelijkse uitgaven. De Bank behoudt het recht voor de rekening (opnieuw) te blokkeren of op te zeggen in het geval de heer [appellant] de rekening gebruikt voor andere doeleinden.
3.5 [
[appellant] is UBO van Carbino Holding B.V. (Carbino). Carbino houdt 100% van de aandelen in [appellant] B.V. Geen van beide vennootschappen heeft een betaalrekening. Zij handelen met contant geld. De betaling van salaris en dividend aan [appellant] gebeurt contant.
3.6
Op basis van een arbeidsovereenkomst met Bodega Siete Gotas ontvangt [appellant] salaris.O op basis van een consultancyovereenkomst tussen Gerrit [appellant] B.V. en Hospitality Development & More (HD&M) B.V. ontvangt [appellant] ook salaris.
3.7
Op 4 april 2023 hebben [appellant] en Orco een bespreking gevoerd waarbij [appellant] een aantal verzoeken heeft gedaan, die erop neerkomen dat [appellant] op de bankrekening een aantal geldbedragen wilde ontvangen.
3.8
Bij brief van 26 april 2023 heeft Orco op deze verzoeken gereageerd en de relatie met [appellant] opgezegd. De bank heeft [appellant] bericht (onder meer):
(…) Since your criminal conviction and in view of your connections with members of a ruling political party, the bank is extremely cautious to adhere to all applicable rules. In that regard, in 2022 as you will recall, there was the incident of the donations that you had requested in order to assist you in repaying illicit gains. We were required to seek court intervention to stop these matters. This resulted in an agreement between you and the Bank, documented in our lawyer’s email dated May 18, 2022 to your lawyer Mrs. Palm-Meyer. In that email it wasclearly stated that the account at Orco Bank could only be used for salary payments and to cover personal expenses. (…)
In summary, the bank perceives a lack of clarity and/or comfort as to the nature of your business relations, (actual or envisaged) cashflows that obviously represent revenue to you and your companies, and yourself as a client. The Bank considers the relations with yourself to be an unhealthy bank-client-relationship which is not within our risk appetite and lacks the trust necessary for continuation.
Therefore, we have decided to terminate this business relationship. The Bank hereby gives you three months’ notice from the date of this letter, that we will close your account (if not earlier closed by you) by July 31, 2023. We urge you to make alternative banking arrangements within this timeframe.
Please also note that during this three months’ period we will only accept salary payments from [appellant] B.V. up to a maximum amount of ANG 4.000 monthly. (…)

4.De vordering en beslissing van het Gerecht

4.1 [
[appellant] vordert in deze procedure, samengevat, dat Orco wordt bevolen om de dienstverlening voort te zetten, de bankrekening niet te sluiten, de betaalpas niet te laten vervallen en [appellant] in staat te stellen om online/mobiel te bankieren, alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Orco in de proceskosten.
4.2
Het Gerecht heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen afgewezen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1
Gelet op de aard van de vordering heeft [appellant] ook nu nog voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
Juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 10 van de algemene voorwaarden is Orco bevoegd de relatie met een cliënt te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank is echter niet onbegrensd. Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan Orco bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouder wordt meegewogen. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 BW, zie HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Het ligt op de weg van [appellant] om dergelijke omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken. Ter beoordeling van de vraag of sprake is van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare opzegging dient het Hof alle omstandigheden van het geval, in samenhang beschouwd, in aanmerking te nemen en de belangen van partijen te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. Die belangenafweging valt in dit geval ook in hoger beroep, voorshands oordelend, in het voordeel van Orco uit.
Belangen Orco
5.3
Het Hof stelt voorop dat [appellant] tijdens de bankrelatie met Orco door de strafrechter voor ernstige feiten (ambtelijke corruptie, witwassen en valsheid in geschrifte) is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf. Daarnaast is hem een ontnemingsmaatregel opgelegd. In het vonnis van de strafrechter (ECLI:NL:OGHACMB:2017:251) is onder meer overwogen:
Door het in ruil voor tegenprestaties aannemen van grote sommen geld van een bevriende zakenman heeft de verdachte zich aanzien en macht kunnen verwerven binnen de politiek en samenleving van Curaçao. Om de gevraagde tegenprestaties te kunnen verlenen heeft de verdachte zijn bevoegdheden als minister-president van Curaçao misbruikt en de integriteit die onlosmakelijk met dit ambt verbonden is geschonden. In dit verband is de verdachte er niet voor teruggeschrokken om documenten te vervalsen en van misdrijf afkomstige geldbedragen een legaal aanzien te geven.Dat [appellant] zijn straf inmiddels heeft uitgezeten laat onverlet dat bij het plegen van de strafbare feiten waarvoor de veroordeling is gegeven gebruik is gemaakt van bankdiensten.
Dat alleen al rechtvaardigt dat Orco alert is op de achtergrond en herkomst van (ongebruikelijke) transacties op de rekening, ongeacht of [appellant] al dan niet nog steeds als PEP (politically exposed person) kan worden gezien.
5.4
Na zijn veroordeling heeft [appellant] in mei 2022 de rekening gebruikt voor een crowdfundactie die hij was gestart om de ontnemingsveroordeling te kunnen voldoen (zie 2.4). In het kader van een naar aanleiding daarvan gevoerd kort geding heeft [appellant] toegezegd de rekening niet langer voor donaties te zullen gebruiken waarop Orco de rekening weer heeft gedeblokkeerd. Orco heeft in een bericht van haar gemachtigde (zie 2.4) aan de gemachtigde van [appellant] de gemaakte afspraken over het gebruik van de rekening vermeld – de rekening mocht alleen worden gebruikt voor, kort gezegd, het ontvangen van salaris en betaling van dagelijkse uitgaven - en gewaarschuwd voor nieuwe maatregelen wanneer [appellant] die afspraken zal schenden.
5.5
Uit correspondentie tussen [appellant] en Orco in 2022-2023 komt naar voren dat Orco [appellant] meermaals vragen heeft gesteld naar aanleiding van - in de visie van Orco wederom in strijd met de herhaaldelijk gemaakte afspraken - (contante) stortingen op de rekening door onder meer HD&M, Gerrit [appellant] B.V., Carbino B.V. en Bodega Siete Gotas. [appellant] heeft de vereiste opheldering over de herkomst van die gelden niet gegeven. Ook in deze procedure heeft hij de diverse transacties en herkomst van de daarmee gemoeide gelden niet toegelicht of verklaard. [appellant] heeft recent aangegeven een half miljoen gulden van HD&M op zijn rekening te willen ontvangen. Ook doet hij geregeld contante stortingen, aldus – onbetwist door [appellant] – Orco. Daarom kan Orco haar poortwachtersfunctie niet vervullen, waarmee zij, zoals [appellant] erkent, risico’s loopt.
5.6
Gelet op de hiervoor in 4.4 tot en met 4.6 geschetste feiten en omstandigheden loopt Orco een integriteitsrisico en daarmee samenhangend een risico op reputatieschade, ook in de relatie van Orco met haar
correspondent banks. Bij een voortzetting van de relatie onder deze omstandigheden is naar het voorshandse oordeel van het Hof aannemelijk dat Orco in dat opzicht schade zal lijden. Het voorkomen daarvan is een gegrond en zwaarwegend belang van Orco.
Belang [appellant]
5.7
Daartegenover staat het belang van [appellant] bij het hebben van een bankrekening. Inderdaad weegt zwaar dat het zonder een bankrekening moeilijk is om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. [appellant] heeft echter naar het oordeel van het Hof onvoldoende concreet onderbouwd dat hij in het geheel geen bankrekening tot zijn beschikking heeft en/of dat hij bij geen enkele andere bank in Curaçao of daarbuiten een bankrekening zou kunnen openen. Dat wetgeving in de maak is die inhoudt dat in beginsel eenieder recht heeft op een bankrekening mag zo zijn, maar op dit moment is dat recht er nog niet en het maakt de afweging in dit geval voor het Hof ook niet anders. Het is overigens niet te verwachten dat die wetgeving geen uitzondering zal maken voor gevallen waarin degene die een bankrekening wenst aan te houden, veroordeeld is voor ernstige strafbare feiten als de onderhavige (vergelijk voor Nederland: art. 4:71g lid 1 en lid 2 aanhef en onder c Wet op het financieel toezicht). Dat het Openbaar Ministerie, zoals [appellant] nog naar voren brengt, geen contante betalingen accepteert en hij daarom niet kan voldoen aan betaling van de ontnemingsveroordeling, is een stelling die [appellant], tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door Orco, onvoldoende heeft onderbouwd. [appellant] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betaling via Pagafasil niet mogelijk is of dat het Openbaar Ministerie niet op andere wijze eraan zal meewerken dat [appellant] op enige manier aan de veroordeling zal kunnen voldoen. Bovendien is dit een belang dat Orco zich slechts in zeer beperkte mate behoeft aan te trekken.
Conclusie
5.8 [
[appellant] heeft onvoldoende omstandigheden aangevoerd die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Orco van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Dat en waarom de – gangbare - termijn van drie maanden waartegen Orco de bankrelatie heeft opgezegd in dit geval onredelijk is, is onvoldoende onderbouwd. Voorshands oordelend komt het Hof daarom tot de conclusie dat Orco de bankrelatie met [appellant] mocht opzeggen.
Slotsom
5.9
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep,
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Orco gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de nakosten in hoger beroep van NAf 250,00 zonder betekening en NAf 400,00 in geval van betekening, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag tot aan de dag van de voldoening,
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.