Uitspraak
Inleiding
De verschillende beschikkingen op bezwaar
Beschikking op bezwaar van 9 maart 2021
Beschikking op bezwaar van 5 mei 2022
Beschikking op bezwaar van 30 augustus 2023
Volgorde van bespreking
Hoger beroep van de omwonenden tegen uitspraak 1
Wat heeft het Gerecht overwogen over de beschikking op bezwaar van 5 mei 2022?
Over het beroep van [omwonende 1] en Boyce heeft het Gerecht onder meer het volgende overwogen. De beschikking geeft er geen blijk van dat de minister niet op de grondslag van het bezwaar heeft beslist. De gronden van het bezwaar zijn nagelopen en aan de hand daarvan is de beslissing gemotiveerd. Verder hoefde de minister de bouwvergunning niet te weigeren slechts vanwege de toegepaste schalering. Weliswaar moet een bouwaanvraag een tekening op een schaal 1:100 bevatten, maar door de bijzonder grote omvang van het bouwplan en de daarmee samenhangende bouwtekeningen mocht de minister van het desbetreffende voorschrift afwijken. Ook de stelling dat Three Rivers volgens de optievoorwaarden voor de erfpachtuitgifte enkele rapporten ter goedkeuring aan de minister had moeten voorleggen, levert geen weigeringsgrond op. Het betoog van [omwonende 1] en Boyce dat het bouwplan in strijd is met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (hierna: ROPV) leidt ook niet tot de conclusie dat de bouwvergunning moest worden geweigerd. Het ROPV was ten tijde van het indienen van de bouwaanvraag nog niet in werking getreden. Dat dat wel zo was ten tijde van het geven van de nieuwe beschikking van 5 mei 2022 betekent niet dat het bouwplan bij de beoordeling van het bezwaar aan het geldende ROPV had moeten worden getoetst. Een andere uitkomst zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.
In de omstandigheid dat het advies van de Welstandscommissie van 14 november 2019 een zogeheten stempeladvies is, heeft het Gerecht aanleiding gezien voor het oordeel dat de minister onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Uit de beschikking blijkt immers niet wat de gedachtegang van de Welstandscommissie is geweest om naar aanleiding van een gewijzigd bouwplan tot een positief oordeel te komen. Dat geldt ook voor het standpunt dat het bouwplan vanwege zijn ligging niet hinderlijk is voor de omgeving. Uit de stukken valt niet af te leiden of en, zo ja, op welke wijze een belangenafweging heeft plaatsgevonden, en ook ontbreekt enige berekening, meting of controlerapport. De minister heeft daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat de weigeringsgronden in artikel 22, aanhef en onder e, van de Bouw- en woningverordening (hierna: Bwv) niet aan de orde zijn.
De aanvraag voor de bouwvergunning heeft Three Rivers blijkens het bewijs van indiening van DOW op 14 november 2019 om 09:32 uur ingediend. Op het indieningsbewijs is met vinkjes aangegeven dat een bestektekening in viervoud is ingediend en bestaat uit: een situatietekening, plattegrond, funderings- en rioleringsplan, gevels, doorsneden, kapplan en details. Omdat de bestektekening overeenstemde met het laatst ingediende en door de Welstandscommissie goedgekeurde schetsontwerp, heeft de commissie tijdens haar vergadering op 14 november 2019 door middel van een zogeheten stempeladvies positief geadviseerd over de bouwaanvraag, zo blijkt uit de Welstandsnota van 24 augustus 2023.
Bij notariële akte van eveneens 14 november 2019, ondertekend om 13:05 uur, is de op 26 juni 2019 in erfpacht verkregen domeingrond gesplitst in twee percelen; een groter perceel van 94.644 m² en een ten zuiden daarvan liggend kleiner perceel van 10.852 m². In diezelfde akte is het erfpachtrecht op het kleinere perceel prijsgegeven en is een nieuw erfpachtrecht gevestigd op een perceel domeingrond ter grootte van 10.846 m². Dit perceel ligt ten oosten van het grotere perceel. De wijziging bestaat dus, bezien vanuit het grotere perceel, uit het verschuiven van een kleinere strook domeingrond van de zuidzijde naar de oostzijde. Blijkens de notariële akte zijn Three Rivers en de minister deze verschuiving op 12 november 2019 overeengekomen omdat het kleinere perceel aan de zuidzijde toegang biedt tot ondergrondse mijnschachten die behouden moet blijven.
De tekeningen zijn op 17 maart 2020 voorgelegd aan de brandweer voor advies, waarna op 15 mei 2020 op deze tekeningen een goedkeuringsstempel is aangebracht. Bij advies van eveneens 15 mei 2020 heeft de brandweer, onder oplegging van een aantal brandveiligheidsvoorwaarden, positief geadviseerd over de brandveiligheid van het bouwplan. Vervolgens is de bouwvergunning op 28 mei 2020 verleend.
i. Ongedateerde tekening met de naam "General Plan" en de opmerking 'te bouwen parkeergarage en hotelkamers';
ii. Masterplannen met de titels AR_ARQ-MP_03 van 30 september 2019 en van 19 december 2019, beide met datumstempel 11 maart 2020;
iii. De tekeningen van 30 september 2019 en van 19 december 2019, beide met datumstempel 11 maart 2020, waarin steeds in de rechterbovenhoek de voetafdruk weergegeven is met een markering van het gebouwdeel waar de desbetreffende tekening op ziet.
Op basis hiervan stelt het Hof vast dat de voetafdrukken op de stukken ii, iii en iv exact gelijk zijn aan elkaar. Hieruit moet de conclusie worden getrokken dat de voetafdruk van het hotelproject in ieder geval tussen 30 augustus 2019 en 19 december 2019 niet gewijzigd is. Omdat deze voetafdruk ook zichtbaar is op tekeningen die dateren van vóór indiening van de bouwaanvraag is het niet aannemelijk dat de voetafdruk van het hotelproject tijdens de aanvraagprocedure ingrijpend gewijzigd is, zoals [omwonende 1] en Boyce betogen. Net als [omwonende 1] en Boyce stelt het Hof vast dat de voetafdruk weergegeven op tekening i. afwijkt van de voetafdruk op de andere tekeningen. Die enkele tekening – waarop geen datum zichtbaar is – is gelet op het beschreven verloop van het vergunningsproces onvoldoende om [omwonende 1] en Boyce te volgen in hun betoog dat sprake is van twee verschillende bouwplannen. Het is gezien de vele wijzigingen van het schetsontwerp en de zeer grote omvang van het project niet ondenkbaar dat abusievelijk een tekening van een oud schetsontwerp in het bouwdossier terecht is gekomen en dat die tekening is gestempeld als goedgekeurd. Aan die tekening kan echter niet het door [omwonende 1] en Boyce gewenste gewicht worden toegekend, omdat op de tekening de opmerking "te bouwen parkeergarage en hotelkamers" is geplaatst, terwijl uit de Welstandsnota blijkt dat er nooit bouwvergunning is gevraagd voor een parkeergarage. Een parkeergarage is alleen in een eerste schetsontwerp ingetekend, maar die plannen zijn al in een vroeg stadium van tafel gegaan, aldus de Welstandsnota. Aan het enkele feit dat het erfpachtperceel van Three Rivers op 14 november 2019 ná indiening van de bouwaanvraag is gewijzigd, zoals hiervoor beschreven, kan gelet op de hiervoor bedoelde tekeningen van vóór die datum niet de conclusie worden verbonden dat het bouwproject na indiening van de bouwaanvraag ingrijpend is gewijzigd. Die conclusie volgt ook niet uit het feit dat Three Rivers op 14 november 2019 een bouwaanvraag heeft ingediend deels voor gronden die zij op dat moment nog niet in erfpacht had. Daar komt bij dat Three Rivers en de minister steeds ten stelligste hebben betwist dat er naast de wijzigingen wegens brandveiligheid ook nog andere wijzigingen zijn aangebracht.
Het voorbereidingsbesluit kan op grond van artikel 29, vierde lid, van de Lro bepalen dat de in artikel 24, derde, vierde en vijfde lid, van de Lro opgenomen aanhoudingsplicht voor aanlegvergunningen van overeenkomstige toepassing is op aanvragen om een bouwvergunning in dat gebied. De minister houdt de beslissing op een bouwaanvraag op grond van artikel 24, derde lid, aan indien er a. geen grond is om de vergunning te weigeren, en b. voor het gebied, voor dat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 29 is genomen, dan wel een concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of een concept herziening daarvan ter inzage is gelegd. De aanhouding duurt op grond van het vierde lid totdat het voorbereidingsbesluit is vervallen, dan wel het ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of de herziening daarvan van kracht is geworden. Op grond van het vijfde lid kan de minister, in afwijking van de aanhoudingsplicht in het derde lid, de vergunning verlenen indien de bouwvergunning niet in strijd is met het concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of met de concept herziening daarvan en na terinzagelegging is gebleken dat over de onderdelen waarop de bouwvergunning gaat geen bezwaar bedoeld in de Lar is ingediend.
"Het (op de kaart aangegeven) gebied te Sero Colorado is de enige plek waar gronden voor toeristische ontwikkelingen op grotere schaal uitgegeven kunnen worden; uitsluitend indien sprake is van een weloverwogen en duurzame beslissing alsook conform de vergunningsverordening".
Er geldt een maximale bouwhoogte van 12 m, bestaande uit drie bouwlagen, welke mag worden verhoogd ten behoeve van een kap van maximaal 2 m. Niet gebleken is dat de bouwaanvraag van Three Rivers hiermee in strijd is. Ook overigens wordt in hetgeen [omwonende 1] en Boyce hebben aangevoerd geen aanleiding gevonden om te oordelen dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bouwaanvraag voldoet aan het ROP 2019.
[omwonende 1] en Boyce hebben nog aangevoerd dat uit een rapport van Caribbean Surveying & Civil Solutions N.V. van 2 februari 2023 zou blijken dat de in aanbouw zijnde staalconstructie de maximale bouwhoogte uit het ROP 2019 overschrijdt. Dit betoog slaagt niet, omdat een eventueel verschil tussen hetgeen is aangevraagd en vergund met hetgeen feitelijk wordt gebouwd een kwestie van handhaving is, dat in deze procedure over de vergunningverlening niet aan de orde kan komen.
i. Op het moment van de aanvraag was het bouwplan in overeenstemming met het op dat moment geldende planologisch regime;
ii. Op het moment van de aanvraag gold geen voorbereidingsbesluit dat aan het bouwplan in de weg stond en was er geen ontwerp voor een nieuw ontwikkelingsplan ter inzage gelegd dat aan het bouwplan in de weg stond.
Hiervoor is overwogen dat het ROPV niet op het bouwplan van toepassing is. De betogen slagen niet.
Hoger beroep van de omwonenden en Three Rivers tegen uitspraak 3
Wat heeft het Gerecht overwogen over de beschikking op bezwaar van 30 augustus 2023?
Het Hof stelt vast dat deze door [architect 1] omschreven gang van zaken steun vindt in de dossierstukken. Zo zijn alle bouwtekeningen opgesteld door Zulo Arquitectos en niet door [architect 1], is op p. 8 van de erfpachtakte van 26 juni 2019 vermeld dat alle in het buitenland voorbereide tekeningen door een lokale architect en/of ingenieur gecertificeerd moeten worden, volgt uit de bouwaanvraag dat [architect 1] deze namens Three Rivers heeft ingediend, en is de Welstandsnota door alle zeven leden van de Welstandscommissie ondertekend. Dat [architect 1] zich inderdaad afzijdig heeft gehouden volgt voorts uit een door [omwonende 1] en [omwonende 2] opgesteld verslag van de vergadering van de Welstandscommissie van 6 februari 2020. Daarin staat immers dat [architect 1] later binnenkwam bij de vergadering en zich daarbij afzijdig hield. Anders dan [omwonende 1] en Boyce stellen, blijkt uit de dossierstukken geenszins dat hen in die vergadering is toegezegd dat het positieve advies zal worden heroverwogen. Uit de Welstandsnota en het door [omwonende 1] en [omwonende 2] opgestelde verslag volgt dat [omwonende 1] tijdens de vergadering mondeling bezwaren heeft geuit over het ontwerp en dat hem toen is uitgelegd dat zijn bezwaren al beoordeeld zijn en dat al positief is geadviseerd. [omwonende 1] is daarom aangeraden zelf contact op te nemen met Three Rivers voor het uiten van zijn bezwaren. Omdat de Welstandscommissie daarna geen nieuwe relevante informatie heeft ontvangen, zag zij geen reden het al gegeven positieve advies te wijzigen. Ten slotte moet in aanmerking worden genomen dat de leden van de Welstandscommissie de Welstandsnota op 9 november 2023 nog eens hebben bekrachtigd zonder de handtekening van [architect 1] om te bevestigen dat de Welstandscommissie ook zonder [architect 1] achter het positieve advies staat.
Gelet op al deze omstandigheden ziet het Hof geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de minister, ondanks het feit dat de Welstandscommissie de voor haar geldende procedureregels niet nauwgezet heeft nageleefd, niet op de inhoud van het advies mocht afgaan. Die concrete aanknopingspunten kunnen ook niet worden gevonden in het advies van [architect 2], reeds omdat hij niet te boek staat als welstandsdeskundige. In hetgeen [omwonende 1] en Boyce hebben aangevoerd ziet het Hof dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister zich niet redelijkerwijs onder verwijzing naar het welstandsadvies op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebouw aan de redelijke eisen van welstand voldoet. In het verlengde daarvan ziet het Hof geen aanleiding over het aspect redelijke eisen van welstand het onderzoek te heropenen om getuigen te horen of een deskundige te benoemen. Het betoog slaagt niet.
Vervolgens is toegelicht dat ten tijde van de vergunningverlening aan de hand van de "Richtlijnen voor de belangenafweging van derden bij de behandeling van bouwaanvragen" is beoordeeld of het gebouw zoals dat is aangevraagd onaanvaardbaar hinderlijk voor de omgeving is. Uit die richtlijnen volgt dat de belangenafweging in ieder geval gebaseerd is op consequent handhaven van de afstanden tot de perceelgrenzen, het stelsel van rooilijnen, maximale bouwhoogtes en drainage. In de beschikking op bezwaar zijn deze vier factoren puntsgewijs nagegaan en is geconstateerd dat het gebouw aan de uitgangspunten in de richtlijnen voldoet. Ten aanzien van de afstand tot de perceelgrenzen en het stelsel van rooilijnen is onder verwijzing naar een tweetal kaarten vermeld dat de kortste afstand tussen de perceelsgrens van Three Rivers en de percelen van de omwonenden 24 m bedraagt. Daarmee is ruim voldaan aan de minimaal aan te houden afstanden tussen perceelsgrenzen in het Burgerlijk Wetboek van Aruba en het stelsel van rooilijnen in de Bwv. Voorts wordt de toegestane bouwhoogte niet overschreden omdat de erfpachtakte, het ROP 2019 en het cROPV voorzien in een maximaal toegestane bouwhoogte van 12 m, met drie bouwlagen, exclusief kap van 2 m. Over drainage is ten slotte onder verwijzing naar een hoogtekaart vermeld dat wordt voldaan aan de regels in het Burgerlijk Wetboek van Aruba omdat het hotelproject op een plateau ligt dat minimaal 3 m lager is dan de woonwijk waar de omwonenden hun woningen hebben.
Aanvullend aan de richtlijnen zijn ook andere factoren betrokken bij het standpunt van de minister dat het gebouw niet hinderlijk is voor de omgeving. Zo is erop gewezen dat aan de kant van het perceel dat aan de woonwijk grenst een bufferzone van minimaal 24 m is opgenomen om de leefbaarheid van de woonwijk naast het project te kunnen garanderen. Om de afstand tussen het project en de woonwijk zo groot mogelijk te maken, is het hotelgebouw bewust aan de zuidzijde van het erfpachtperceel van Three Rivers voorzien. Om de privacy van de omwonenden zoveel mogelijk te waarborgen, bevinden zich aan de noordzijde van het erfpachtperceel alleen hotelkamers en geen centrale hotelfaciliteiten, zoals een bar of restaurant. Bovendien hebben de hotelkamers aan die zijde geen terrassen en bevinden zich in de gevels aan de noordzijde geen ramen. De gevels worden voorzien van doorschijnend glas dat alleen licht doorlaat en waar niet doorheen kan worden gekeken. Ten slotte is er onder verwijzing naar een windrichtingkaart op gewezen dat de wind doorgaans vanuit het oosten richten het westen waait, terwijl de woonwijk ten noorden ligt van het hotelproject. Gelet op dit alles is niet aannemelijk dat het project licht of geluidhinder zal veroorzaken bij de percelen van omwonenden. Daarbij speelt nog een rol dat het perceel van Three Rivers lager ligt dan de woonwijk en er een ruime afstand tussen de perceelsgrenzen is aangehouden, aldus de beschikking op bezwaar.
Hoger beroep tegen uitspraak 2
Wat heeft het Gerecht over het verzoek om schorsing van de bouwvergunning overwogen?
Is er grond voor doorbreking van het appèlverbod?
Slotsom
verklaartzich
onbevoegdom kennis te nemen van het hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 29 november 2023 in zaak nr. AUA202303182;
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 juli 2023 in zaak nr. AUA202201904;
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 januari 2024 in zaak nr. AUA202303141.