3.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten (inclusief processuele feiten).
3.1.1Op 11 juli 1991 zijn partijen in Sint Maarten in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
3.1.2Bij beschikking van 16 mei 2005 heeft het Gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 8 juni 2005 is de echtschedingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.3Bij op tegenspraak gewezen vonnis van 21 november 2006, zaaknummer AR 62/2006, dat in kracht van gewijsde is gegaan, heeft het Gerecht, verkort weergegeven, bepaald dat de huwelijksgemeenschap moet worden verdeeld door toescheiding aan [de vrouw] van:
a. een onroerende zaak aan [adres 1] (meetbrief [adres 1]);
b. zes appartementen aan de [adres 2];
c. een onroerende zaak groot 12.597 vierkante voet [adres 3] te Dominica;
d. een Toyota dumptruck (kiepauto);
e. de helft van banksaldi,
en door toescheiding aan [de man] van:
f. een woonhuis en negen appartementen aan [adres 4];
g. een onroerende zaak groot 2.974 vierkante voet en een onroerende zaak groot 1.806 vierkante voet, beide gelegen in [adres 3] te Dominica;
h. een Mack dumptruck;
i. de helft van banksaldi.
3.1.4In 2008 is [de man] getrouwd met [de tweede echtgenote] (hierna: [de tweede echtgenote]).
3.1.5Bij beschikking van 12 januari 2009, zaaknummer EJ 119/2008, heeft het Gerecht een verzoek van [de vrouw] om toekenning van partneralimentatie afgewezen.
3.1.6Dit geding is ingeleid doordat [de vrouw] op 2 februari 2009 een verzoekschrift, zaaknummer AR 17/2009, heeft ingediend, waarin zij nadere verzoeken heeft gedaan in verband met de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
3.1.7Bij beschikking van 19 juni 2009, zaaknummer H 28/2009, heeft het Hof de alimentatiebeschikking van het Gerecht van 12 januari 2009 bevestigd. Hierbij heeft het Hof overwogen dat de huwelijksgemeenschap bij vonnis van 21 november 2006 is verdeeld. Ook heeft het Hof overwogen dat als de verdeling wordt geëffectueerd, dit naar het zich laat aanzien tot gevolg zal hebben dat [de vrouw] geen behoefte (meer) zal hebben aan partneralimentatie.
3.1.8Bij verstekvonnis van 26 januari 2010 heeft het Gerecht, beslissende op het verzoek van 2 februari 2009, verkort weergegeven, een notaris benoemd om de verdeling te bewerkstelligen, en een deurwaarder benoemd om [de man] te vertegenwoordigen indien [de man] niet meewerkt.
3.1.9 [[de man] heeft bij verzetschrift van 27 november 2012, met producties, verzet ingesteld tegen het verstekvonnis en in reconventie gevorderd, verkort weergegeven, dat het Gerecht:
a. de verdeling van de huwelijksgemeenschap beveelt;
b. [de vrouw] beveelt om opgave te doen van de goederen die tot de gemeenschap behoren; en
c. [de vrouw] beveelt om mee te werken aan de verdeling.
3.1.10Bij beschikking van 11 maart 2013, zaaknummer EJ 256/2012, heeft het Gerecht aan een kandidaat-notaris machtiging verleend om de verdeling als bedoeld in het vonnis van 26 januari 2010 te laten geschieden overeenkomstig een door die kandidaat-notaris overlegde (concept)akte.
3.1.11Het verzetschrift van 27 november 2012 heeft geleid tot het bestreden vonnis van 17 september 2013, zaaknummers V 17/2009 en SXM201200055. Hierin heeft het Gerecht, verkort weergegeven, overwogen dat het verstekvonnis in stand dient te blijven. Op die grond heeft het Gerecht de vorderingen van [de man] in oppositie en in reconventie afgewezen.
3.1.12Bij akte van 8 oktober 2021, ingeschreven op 12 oktober 2021, verleden voor notaris mr. M.F. Mingo, is bij wijze van gedeeltelijke verdeling het perceel, aangeduid in meetbrief [adres 1], toebedeeld en overgedragen aan [de vrouw]. [de vrouw] was daarbij aanwezig; [de man] werd uit kracht van het vonnis van 26 januari 2010 vertegenwoordigd door een deurwaarder.
3.1.13Bij verzoekschrift van 23 maart 2022, zaaknummer SXM202200342, hebben [de man] en [de tweede echtgenote] veroordeling gevorderd van [de vrouw] tot betaling van USD 470.000, met nevenvorderingen, op de grond, verkort weergegeven, dat [de vrouw] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat, naar de stellingen van [de man] en [de tweede echtgenote] het perceel in meetbrief [adres 1] ten tijde van het vonnis van 21 november 2006 nog een leeg perceel was, maar ten tijde van de akte van 8 oktober 2021 een op kosten van [de man] en [de tweede echtgenote] met een woning bebouwd perceel was.
[de vrouw] heeft een groot aantal vorderingen in reconventie ingesteld (het Gerecht heeft ze genummerd 1 tot en met 18).
Bij vonnis van 15 november 2022 heeft het Gerecht in die zaak in conventie de vordering van [de man] en [de tweede echtgenote] afgewezen en in reconventie (a) partijen in de gelegenheid gesteld zich over een bepaalde kwestie uit te laten, (b) [de man] bevolen om rekening en verantwoording af te leggen en (c) iedere verdere beslissing aangehouden.
In die zaak hebben [de man] en [de tweede echtgenote] bij akte van 20 december 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 november 2022, voor zover in conventie gewezen (zaaknummer SXM2022H00175) en op 27 januari 2023 een memorie van grieven ingediend. [de vrouw] heeft op 28 maart 2023 een memorie van antwoord ingediend. Voor zover het Hof thans kan nagaan, hebben de stukken van die zaak de griffie van het Hof nog niet bereikt.
[de man] en [de tweede echtgenote] hebben vergunning verzocht om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 15 november 2022, voor zover in reconventie gewezen. Het Hof heeft die vergunning geweigerd (zaaknummer SXM2022H00145).
Bij vonnis van 3 oktober 2023 heeft het Gerecht in die zaak de reconventie verder behandeld en afgedaan. Een deel van de vorderingen in reconventie heeft het Gerecht toegewezen.
Tegen het vonnis van 3 oktober 2023 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] hoger beroep ingesteld (zaaknummer SXM2023H00167). Op 24 november 2023 hebben zij in die zaak een memorie van grieven ingediend. Zij hebben ook schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis verzocht. Dat verzoek heeft het Hof afgewezen bij vonnis van 30 januari 2024 (zaaknummer SXM2023H00169).
3.1.14Bij verzoekschrift van 27 februari 2024 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] in kort geding gevorderd dat het Gerecht de executie van het vonnis van 3 oktober 2023 staakt. [de vrouw] heeft in reconventie zes vorderingen ingesteld. Bij vonnis van 15 maart 2024 heeft het Gerecht de vorderingen over en weer afgewezen (zaaknummer SXM202400251).