ECLI:NL:OGHACMB:2024:202

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
SXM2013H00024
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding met procesuele verwikkelingen

Deze zaak betreft de verdeling van een huwelijksgemeenschap na een echtscheiding die in 2005 is uitgesproken. Het eerste vonnis over de verdeling dateert uit 2006, en het verzoekschrift dat deze zaak heeft ingeleid is van 2010. Het bestreden vonnis, waartegen hoger beroep is ingesteld, dateert uit 2013 en betreft een verzetvonnis waarbij de vorderingen van beide partijen zijn afgewezen. In dit tussenvonnis heeft het Hof een mondelinge behandeling bevolen. De procedure is complex, met meerdere grieven en tegenvorderingen van beide partijen. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis met verschillende vonnissen en verzoekschriften, waaronder een verzoek om partneralimentatie en een verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. Het Hof heeft in deze fase van de procedure aangegeven dat het noodzakelijk is om de ontbrekende stukken te verkrijgen en dat er mogelijk procedureafspraken gemaakt kunnen worden voor een gezamenlijke behandeling van de hoger beroepen. De zaak is van belang voor de partijen, aangezien de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de financiële gevolgen daarvan centraal staan. Het Hof heeft de beslissing om een mondelinge behandeling te houden, uitgesteld tot het verkrijgen van de benodigde informatie van de advocaten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM201200055 – SXM2013H00024
Uitspraak: 23 april 2024 (in Curaçao, bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[DE MAN],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde en opposant in conventie, eiser in reconventie,
thans appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: E.I. Maduro (voorheen mr. S.R. Bommel),
tegen
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres en geopposeerde in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam.
Partijen worden hierna [de man] en [de vrouw] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft een verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De echtscheiding is reeds in 2005 uitgesproken. Het eerste vonnis dat betrekking heeft op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dateert uit 2006.
Het verzoekschrift dat deze zaak heeft ingeleid dateert uit 2010 en het bestreden vonnis uit 2013. Dat is een verzetvonnis waarbij de vorderingen over en weer zijn afgewezen.
Daartegen is principaal en incidenteel hoger beroep ingesteld.
In dit tussenvonnis beveelt het Hof een mondelinge behandeling.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 29 oktober 2013 ingekomen akte van appel is [de man] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 17 september 2013 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 10 december 2013 ingekomen memorie van grieven heeft [de man] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen in oppositie en in reconventie alsnog zal toewijzen, kosten rechtens. Volgens aantekening op de kaft van het dossier zijn de akte van appel en de memorie van grieven op 21 januari 2014 aan [de vrouw] betekend.
2.3
Volgens aantekening op de kaft van het dossier heeft [de vrouw] op 21 februari 2014 een memorie van antwoord ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De memorie van antwoord en het stuk waarbij incidenteel appel is ingesteld, bevinden zich echter niet bij de stukken. Bij brief van maart 2016 heeft een medewerker van de griffie van het Gerecht aan een medewerker van de griffie van het Hof bericht dat stukken niet zijn betekend “vanwege betaling” en dat de griffie van het Gerecht het dossier niet langer om die reden onder zich kan houden.
2.4
De eerste voor schriftelijk pleidooi in hoger beroep bepaalde dag was 13 mei 2016. De zaak is herhaaldelijk aangehouden geweest en op 7 oktober 2016 doorgehaald. Op 18 januari 2023 hebben de (huidige) gemachtigden van partijen alsnog pleitnotities ingediend. [de vrouw] heeft daarbij twee producties overgelegd (waarvan één een gedingstuk van 17 mei 2022 uit een andere zaak is, met 26 producties).
2.5
Op 10 maart 2023 hebben beide partijen een akte ingediend. Aan de akte van [de vrouw] is een productie gehecht.
2.6
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten (inclusief processuele feiten).
3.1.1
Op 11 juli 1991 zijn partijen in Sint Maarten in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
3.1.2
Bij beschikking van 16 mei 2005 heeft het Gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 8 juni 2005 is de echtschedingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.3
Bij op tegenspraak gewezen vonnis van 21 november 2006, zaaknummer AR 62/2006, dat in kracht van gewijsde is gegaan, heeft het Gerecht, verkort weergegeven, bepaald dat de huwelijksgemeenschap moet worden verdeeld door toescheiding aan [de vrouw] van:
a. een onroerende zaak aan [adres 1] (meetbrief [adres 1]);
b. zes appartementen aan de [adres 2];
c. een onroerende zaak groot 12.597 vierkante voet [adres 3] te Dominica;
d. een Toyota dumptruck (kiepauto);
e. de helft van banksaldi,
en door toescheiding aan [de man] van:
f. een woonhuis en negen appartementen aan [adres 4];
g. een onroerende zaak groot 2.974 vierkante voet en een onroerende zaak groot 1.806 vierkante voet, beide gelegen in [adres 3] te Dominica;
h. een Mack dumptruck;
i. de helft van banksaldi.
3.1.4
In 2008 is [de man] getrouwd met [de tweede echtgenote] (hierna: [de tweede echtgenote]).
3.1.5
Bij beschikking van 12 januari 2009, zaaknummer EJ 119/2008, heeft het Gerecht een verzoek van [de vrouw] om toekenning van partneralimentatie afgewezen.
3.1.6
Dit geding is ingeleid doordat [de vrouw] op 2 februari 2009 een verzoekschrift, zaaknummer AR 17/2009, heeft ingediend, waarin zij nadere verzoeken heeft gedaan in verband met de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
3.1.7
Bij beschikking van 19 juni 2009, zaaknummer H 28/2009, heeft het Hof de alimentatiebeschikking van het Gerecht van 12 januari 2009 bevestigd. Hierbij heeft het Hof overwogen dat de huwelijksgemeenschap bij vonnis van 21 november 2006 is verdeeld. Ook heeft het Hof overwogen dat als de verdeling wordt geëffectueerd, dit naar het zich laat aanzien tot gevolg zal hebben dat [de vrouw] geen behoefte (meer) zal hebben aan partneralimentatie.
3.1.8
Bij verstekvonnis van 26 januari 2010 heeft het Gerecht, beslissende op het verzoek van 2 februari 2009, verkort weergegeven, een notaris benoemd om de verdeling te bewerkstelligen, en een deurwaarder benoemd om [de man] te vertegenwoordigen indien [de man] niet meewerkt.
3.1.9 [
[de man] heeft bij verzetschrift van 27 november 2012, met producties, verzet ingesteld tegen het verstekvonnis en in reconventie gevorderd, verkort weergegeven, dat het Gerecht:
a. de verdeling van de huwelijksgemeenschap beveelt;
b. [de vrouw] beveelt om opgave te doen van de goederen die tot de gemeenschap behoren; en
c. [de vrouw] beveelt om mee te werken aan de verdeling.
3.1.10
Bij beschikking van 11 maart 2013, zaaknummer EJ 256/2012, heeft het Gerecht aan een kandidaat-notaris machtiging verleend om de verdeling als bedoeld in het vonnis van 26 januari 2010 te laten geschieden overeenkomstig een door die kandidaat-notaris overlegde (concept)akte.
3.1.11
Het verzetschrift van 27 november 2012 heeft geleid tot het bestreden vonnis van 17 september 2013, zaaknummers V 17/2009 en SXM201200055. Hierin heeft het Gerecht, verkort weergegeven, overwogen dat het verstekvonnis in stand dient te blijven. Op die grond heeft het Gerecht de vorderingen van [de man] in oppositie en in reconventie afgewezen.
3.1.12
Bij akte van 8 oktober 2021, ingeschreven op 12 oktober 2021, verleden voor notaris mr. M.F. Mingo, is bij wijze van gedeeltelijke verdeling het perceel, aangeduid in meetbrief [adres 1], toebedeeld en overgedragen aan [de vrouw]. [de vrouw] was daarbij aanwezig; [de man] werd uit kracht van het vonnis van 26 januari 2010 vertegenwoordigd door een deurwaarder.
3.1.13
Bij verzoekschrift van 23 maart 2022, zaaknummer SXM202200342, hebben [de man] en [de tweede echtgenote] veroordeling gevorderd van [de vrouw] tot betaling van USD 470.000, met nevenvorderingen, op de grond, verkort weergegeven, dat [de vrouw] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat, naar de stellingen van [de man] en [de tweede echtgenote] het perceel in meetbrief [adres 1] ten tijde van het vonnis van 21 november 2006 nog een leeg perceel was, maar ten tijde van de akte van 8 oktober 2021 een op kosten van [de man] en [de tweede echtgenote] met een woning bebouwd perceel was.
[de vrouw] heeft een groot aantal vorderingen in reconventie ingesteld (het Gerecht heeft ze genummerd 1 tot en met 18).
Bij vonnis van 15 november 2022 heeft het Gerecht in die zaak in conventie de vordering van [de man] en [de tweede echtgenote] afgewezen en in reconventie (a) partijen in de gelegenheid gesteld zich over een bepaalde kwestie uit te laten, (b) [de man] bevolen om rekening en verantwoording af te leggen en (c) iedere verdere beslissing aangehouden.
In die zaak hebben [de man] en [de tweede echtgenote] bij akte van 20 december 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 november 2022, voor zover in conventie gewezen (zaaknummer SXM2022H00175) en op 27 januari 2023 een memorie van grieven ingediend. [de vrouw] heeft op 28 maart 2023 een memorie van antwoord ingediend. Voor zover het Hof thans kan nagaan, hebben de stukken van die zaak de griffie van het Hof nog niet bereikt.
[de man] en [de tweede echtgenote] hebben vergunning verzocht om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 15 november 2022, voor zover in reconventie gewezen. Het Hof heeft die vergunning geweigerd (zaaknummer SXM2022H00145).
Bij vonnis van 3 oktober 2023 heeft het Gerecht in die zaak de reconventie verder behandeld en afgedaan. Een deel van de vorderingen in reconventie heeft het Gerecht toegewezen.
Tegen het vonnis van 3 oktober 2023 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] hoger beroep ingesteld (zaaknummer SXM2023H00167). Op 24 november 2023 hebben zij in die zaak een memorie van grieven ingediend. Zij hebben ook schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis verzocht. Dat verzoek heeft het Hof afgewezen bij vonnis van 30 januari 2024 (zaaknummer SXM2023H00169).
3.1.14
Bij verzoekschrift van 27 februari 2024 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] in kort geding gevorderd dat het Gerecht de executie van het vonnis van 3 oktober 2023 staakt. [de vrouw] heeft in reconventie zes vorderingen ingesteld. Bij vonnis van 15 maart 2024 heeft het Gerecht de vorderingen over en weer afgewezen (zaaknummer SXM202400251).
Beoordeling door het Hof
3.2
Zoals het Hof inmiddels bij e-mail heeft aangekondigd, zal het Hof thans een mondelinge behandeling van deze zaak bevelen. Het Hof wenst in elk geval met de gemachtigden te bespreken of het zinvol is dit hoger beroep afzonderlijk te beoordelen van de hiervoor onder 3.1.13 bedoelde hoger beroepen (zaaknummers SXM2022H00175 en SXM2023H00167). Mogelijk kunnen er procedureafspraken gemaakt worden die tot gezamenlijke behandeling leiden. Verder kan het Hof dit hoger beroep niet goed beoordelen zonder kennis te nemen van de memorie van antwoord en het incidenteel appel (zie 2.3 hiervoor), ook al lijken de gedingstukken die daarop betrekking hebben, niet aan [de man] te zijn betekend, vermoedelijk omdat [de vrouw] de daarvoor verschuldigde deurwaarderskosten niet heeft vooruitbetaald.
3.3
Het Hof verzoekt de advocaten van beide partijen om het Hof binnen twee weken na heden per mail (griffiehofciviel@caribjustitia) in te lichten over de stand van zaken in de hiervoor onder 3.1.13 bedoelde hoger beroepen en afschrift te verstrekken van de ontbrekende stukken als hiervoor onder 2.3 bedoeld, indien zij daarover beschikken.
3.4
Na kennisneming van de mails van de advocaten zal het Hof dag en uur van de mondelinge behandeling bepalen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt een mondelinge behandeling op een nader te bepalen dag en uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.