ECLI:NL:OGHACMB:2024:218
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- M.L.A. Angela
- W. Foppen
- H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de voortzetting van de inverzekeringstelling en de snelrechtgrond
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de voortzetting van de inverzekeringstelling van de verdachte. De zaak is ontstaan na een beschikking van de rechter-commissaris op 26 september 2024, waarin de vordering tot bewaring van de verdachte werd afgewezen. De rechter-commissaris oordeelde dat de voortzetting van de inverzekeringstelling onrechtmatig was, omdat de verdachte niet specifiek ter toetsing was voorgeleid aan de rechter-commissaris. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de behandeling van het beroep op 8 oktober 2024 heeft het Hof de argumenten van de procureur-generaal en de raadsman van de verdachte gehoord. De procureur-generaal stelde dat de verdachte wel degelijk op basis van een schriftelijke vordering was voorgeleid en dat de rechter-commissaris ambtshalve de rechtmatigheid van de voortzetting van de inverzekeringstelling moest toetsen. Het Hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte in de eerste termijn van de inverzekeringstelling correct was voorgeleid en dat er geen wettelijke eis is dat de officier van justitie expliciet moet aankondigen dat de verdachte ook voorgeleid wordt voor toetsing van de voortzetting van de inverzekeringstelling.
Het Hof heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de inverzekeringstelling rechtmatig is en dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan. De vordering tot bewaring is afgewezen op basis van de recidivegrond en de snelrechtgrond, omdat er onvoldoende zekerheid was dat de terechtzitting binnen de periode van de bewaring zou plaatsvinden. De beslissing van het Hof was om de voortzetting van de inverzekeringstelling te bevestigen en het hoger beroep voor het overige af te wijzen.