ECLI:NL:OGHACMB:2024:235

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
CUR2021H00302
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiering aan luchtvaartmaatschappij en rechtsgeldige cessie in faillissement

In deze zaak heeft de stichting Korpodeko financiering verstrekt aan de failliete luchtvaartmaatschappij Insel Air International B.V. Korpodeko stelt dat zij een vordering van Insel Air, aangeduid als de Venezuela-claim, rechtsgeldig heeft gecedeerd gekregen. De curator van Insel Air betwist de rechtsgeldigheid van deze cessie en stelt dat deze paulianeus is. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft eerder in een tussenvonnis van 23 april 2024 het primaire standpunt van de curator verworpen en heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling. Na de indiening van de akten heeft het Hof op 26 november 2024 een eindvonnis uitgesproken. Het Hof oordeelt dat de cessie niet onverplicht tot stand is gekomen en dus niet als paulianeus kan worden aangemerkt. Het Hof wijst de vorderingen van Korpodeko grotendeels toe en vernietigt het vonnis waarvan beroep. De curator wordt veroordeeld in de proceskosten van Korpodeko, terwijl de kosten tussen Korpodeko en MCB worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202003669 – CUR2021H00302
Uitspraak: 26 november 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de stichting
KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU (KORPODEKO),
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres,
thans appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. R.M. Bottse en M.H.M. Janssen,
tegen
1.
mr. R.F. VAN DEN HEUVEL
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap
INSEL AIR INTERNATIONAL B.V.,
kantoorhoudende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. D.C. Narvaez,
2. de naamloze vennootschap
MADURO & CURIEL’S BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
gemachtigde in eerste aanleg: mr. Z. Metry, in hoger beroep niet verschenen.
Partijen worden hierna Korpodeko, de curator en MCB genoemd.
Insel Air International B.V. wordt hierna Insel Air genoemd.

1.De zaak in het kort

Korpodeko heeft financiering verstrekt aan Insel Air. Insel Air is in staat van faillissement verklaard. Korpodeko stelt zich op het standpunt dat zij bij wijze van zekerheid een gestelde vordering van Insel Air, door partijen aangeduid als de Venezuela-claim, rechtsgeldig gecedeerd heeft gekregen. De curator stelt zich primair op het standpunt dat geen rechtsgeldige cessie tot stand is gekomen en subsidiair dat de cessie rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, omdat die paulianeus is. Na een tussenvonnis van 23 april 2024, waarin het Hof het primaire standpunt van de curator verworpen heeft, spreekt het Hof vandaag een eindvonnis uit.

2.Het verdere verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 23 april 2024 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling.
Op 18 juni 2024 heeft Korpodeko een akte na tussenvonnis ingediend, met een productie.
Op 8 oktober 2024 heeft de curator een antwoordakte ingediend.
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

3.De verdere beoordeling

3.1
Het Hof ziet geen aanleiding om terug te komen van zijn eerdere oordelen. Anders dan de curator in zijn antwoordakte heeft aangevoerd, vloeit de Venezuela-claim rechtstreeks voort uit een vóór de akte van 24 november 2006 reeds bestaande rechtsverhouding tussen Insel Air enerzijds en het land Venezuela of een overheidsdienst van dat land anderzijds. Hieraan doet niet af dat de Venezuela-claim (deels) ziet op vliegtickets die Insel Air in 2006 nog niet had verkocht, dus op overeenkomsten met passagiers die zij toen nog niet had gesloten.
Anders dan de curator verder heeft aangevoerd, dient de attachment bij de e-mail van 15 juli 2016 te worden aangemerkt als een updated list en als een rechtsgeldige cessielijst die voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Zoals eerder overwogen, staat de omstandigheid dat Insel Air een factorovereenkomst had gesloten niet in de weg aan het oordeel van het Hof.
3.2
Bij pleitnota in eerste aanleg heeft Korpodeko aangevoerd dat de cessie niet onverplicht was, omdat de verplichting van Insel Air om de helft van de Venezuela-claim aan Korpodeko te cederen, voortvloeit uit de akte van 24 november 2006. In de akte na tussenvonnis in hoger beroep heeft Korpodeko dit betoog verder uitgewerkt (en verdere verweren gevoerd).
3.3
Zoals het Hof heeft overwogen in 3.9 van het vonnis van 23 april 2023, moet worden aangenomen dat Insel Air in juli 2016 de helft van de Venezuela-claim zoals die toen begroot werd, aan Korpodeko heeft gecedeerd. In het licht van de omstandigheden die het Hof in diezelfde overweging heeft opgesomd, moet verder worden aangenomen dat Insel Air daarmee uitvoering gaf aan een verplichting uit de akte van 24 november 2006, gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De bewoordingen ‘renewed, restated or re-invested’ in Schedule 3 laten ook voor dit laatste oordeel ruimte. De curator heeft aangevoerd dat deze bewoordingen duidelijk maken dat het volgens partijen nodig was om een nieuwe cessie te laten plaatsvinden. Als dat al zo is, is dat goed verenigbaar met het oordeel dat partijen ervan uitgingen en redelijkerwijs ervan moesten/mochten uitgaan dat Insel Air zich in 2006 verplicht had om die nieuwe cessie te laten plaatsvinden.
3.4
Het kan dus niet worden aangenomen dat de cessie onverplicht tot stand is gekomen. Daarom kan de cessie niet als paulianeus worden aangemerkt. Het subsidiaire verweer van de curator faalt dus. In het midden kan blijven of het beroep op de faillissementspauliana voldoet aan de verdere eisen die daaraan dienen te worden gesteld.
3.5
De vermeerderde eis is wat de gevorderde verklaring voor recht betreft niet te vaag of te algemeen. De verklaring voor recht zal dus worden toegewezen. Daarbij zal het Hof zich beperken tot de rechten van Korpodeko. De rechten van MCB zal het Hof in het midden laten. Ook vordering 2 zal worden toegewezen, voor zover die betrekking heeft op de rechten van Korpodeko en aanstonds duidelijk is dat Korpodeko recht heeft op afgifte zoals gevorderd. De vorderingen zijn echter voor het overige te vaag. Zij zullen daarom voor het overige worden afgewezen.
3.6
Het hoger beroep slaagt grotendeels. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De curator zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties van het geding tussen Korpodeko en de curator (tarief 11). Voor het incidenteel appel zal het Hof geen afzonderlijk bedrag begroten. Nu MCB in beide instanties geen verweer heeft gevoerd en Korpodeko ook niets ten laste van MCB gevorderd heeft, zullen de proceskosten tussen Korpodeko en MCB in beide instanties worden gecompenseerd.
3.7
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van dit vonnis herhaalt het Hof hieronder rov. 3.2.18 van het vonnis van 23 april 2023, zodat het Hof in het dictum ernaar kan verwijzen:
3.2.18
In de jaarrekening van Insel Air van 2016 staat een balans met onder meer de volgende activa (in US dollar):
Accounts receivable 2.785.037
Other receivables 18.980.160
Spare parts 2.982.415
Financial fixed assets 51.448.824
Flight equipment 11.967.091
Furniture & fixture, computers and equipment 835.330
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Korpodeko een zekerheidsrecht uit hoofde van cessie heeft, die ziet op de onverdeelde helft van de hiervoor onder 3.7 genoemde ‘accounts receivable’, ‘other receivables’ en ‘financial fixed assets’;
verklaart voor recht dat Korpodeko een zekerheidsrecht uit hoofde van fiduciaire eigendomsoverdracht heeft, die ziet op de onverdeelde helft van de hiervoor onder 3.7 genoemde ‘spare parts’, ‘flight equipment’ en ‘furniture & fixture, computers and equipment’;
veroordeelt de curator de hiervoor onder 3.7 bedoelde zaken, voor zover zij onder het hiervoor aanvaarde zekerheidsrecht uit hoofde van fiduciaire eigendomsoverdracht vallen en nog aanwezig zijn, af te geven aan Korpodeko;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding tussen Korpodeko en de curator in eerste aanleg, aan de zijde van Korpodeko gevallen en begroot op NAf 896,46 aan verschotten en NAf 12.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding tussen Korpodeko en de curator in principaal en incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Korpodeko gevallen en tot op heden begroot op NAf 15.354,73 aan verschotten en NAf 27.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding tussen Korpodeko en MCB in beide instanties zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 26 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.