ECLI:NL:OGHACMB:2024:240

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
AUA2024H00090
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woning afgewezen wegens strijd met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROPV)

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een bouwvergunning door de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. De appellant, wonend in Aruba, had een bouwvergunning aangevraagd voor de bijbouw van een woonhuis in Malmok, maar deze was afgewezen omdat de aanvraag in strijd was met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (ROPV). De minister had de aanvragen afgewezen op basis van de definitie van een bouwlaag zoals vastgelegd in het ROPV, die stelt dat een bouwlaag geschikt moet zijn voor de functies en gelijke gebruiksmogelijkheden moet bieden als de daaronder gelegen bouwlagen.

De appellant had eerder een bouwvergunning verkregen voor een woning met twee bouwlagen, maar bij controle bleek dat de bouw niet overeenkwam met de goedgekeurde tekeningen. De minister had handhavend opgetreden en de illegale bouwlaag gesloopt. Het Hof oordeelde dat de minister en het Gerecht een verkeerde toets hadden aangelegd door te beoordelen of de ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kon worden gemaakt voor een woonfunctie. Het Hof bevestigde dat de aanvragen terecht waren afgewezen, maar op andere gronden dan eerder geoordeeld. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de definitie van bouwlaag in het ROPV en de noodzaak voor bouwvergunningen om te voldoen aan de geldende voorschriften. Het Hof bevestigde de aangevallen uitspraak, maar met verbetering van de gronden.

Uitspraak

AUA2024H00090
Datum uitspraak: 28 november 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 13 maart 2024 in zaak nr. AUA202203564, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikkingen van 1 maart 2022 en 23 maart 2022 heeft de minister de verzoeken van [appellant] om bouwvergunning voor de bijbouw van een woonhuis (aanvraag nrs. 01062022 en 0195-2022) in Malmok op het perceel, kadastraal bekend als no. 2-A-133 (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij beschikking van 5 september 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 13 maart 2024 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 oktober 2024. [appellant] en zijn echtgenote werden bijgestaan door mr. G. de Hoogd, advocaat. De minister werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran en mr. A.F.J. Caster, beiden werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken, en vergezeld door [medewerker 1], [medewerker 2] en [medewerker 3], allen werkzaam bij de Dienst Openbare Werken (hierna: DOW).

Overwegingen

Inleiding
1. Het perceel, plaatselijk bekend als Malmokweg 10, ligt in de wijk Malmok en heeft een oppervlakte van ongeveer 1426 m². [appellant] heeft daar een nieuwe woning laten bouwen. Op 7 mei 2021 heeft hij een bouwvergunning verkregen voor de bouw van een woonhuis met twee bouwlagen met een dakterras voor zonnepanelen, en op 23 juli 2021 voor een bijbouw van een trappenhuis met liftschacht.
Bij een controle door DOW is geconstateerd dat het dakterras niet overeenkomstig de goedgekeurde bouwtekening is gebouwd. [appellant] is daar bij de brief van 5 november 2021 op gewezen. Hem is gesommeerd de bouwwerkzaamheden onmiddellijk te stoppen en het gebouwde aan te passen overeenkomstig de verleende bouwvergunning. Bij de brief van 3 december 2021 heeft [appellant] aangegeven dat hij ter legalisering een nieuwe bouwaanvraag heeft ingediend. DOW heeft er vervolgens op 17 december 2021 op gewezen dat alleen een schetsontwerp bij de Welstandscommissie is ingediend en geen nieuwe bouwaanvraag. Verder is aangegeven dat het ingediende schetsontwerp voorziet in een derde bouwlaag. Dat is in strijd met artikel 17.2.4 van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (hierna: ROPV), zodat er geen concreet zicht is op legalisatie. [appellant] is gesommeerd de illegale bouwlaag vóór 5 januari 2022 te verwijderen, anders zal over worden gegaan tot sloop. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het Gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij de uitspraak van 16 maart 2022 heeft het Gerecht dit verzoek afgewezen.
1.1.
Op 10 februari 2022 en op 16 maart 2022 heeft [appellant] gewijzigde bouwaanvragen ingediend die zijn afgewezen. De wijzigingen zien op het plaatsen van een tussenvloer zodat twee ruimtes ontstaan met een plafondhoogte van 1 m onderscheidenlijk 2 m in plaats van één ruimte met een plafondhoogte van 3 m. Volgens [appellant] is door deze tweedeling niet langer sprake van een derde bouwlaag. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat er nog steeds sprake is van een derde bouwlaag omdat de vloer van de tussenruimte gemakkelijk weggehaald kan worden waardoor de ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor een woonfunctie. Als de ruimte geen derde bouwlaag is, maar moet worden gezien als een kap, is dat ook in strijd met het ROPV omdat een kap van slechts maximaal 2 m is toegestaan. Bij de bestreden beschikking heeft de minister dit standpunt onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie gehandhaafd.
1.2.
Hangende bezwaar tegen deze afwijzing heeft [appellant] het Gerecht opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij de uitspraak van 19 mei 2022 is het verzoek afgewezen.
1.3.
Inmiddels is de minister handhavend opgetreden. Het deel van de woning van [appellant] dat in strijd met de bouwvergunning is gebouwd, is op kosten van [appellant] gesloopt.
Aangevallen uitspraak
2. Het Gerecht heeft overwogen dat beide bouwaanvragen voorzien in drie bouwlagen en dat de minister om die reden de aanvragen heeft mogen afwijzen wegens strijd met het ROPV. Gegeven de afmetingen en de vorm van de vier ruimtes zijn deze geschikt voor een woonfunctie en geven daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden als de daaronder gelegen bouwlagen. Ten aanzien van de aanvraag met nr. 0195-2022, waar een plafondhoogte van 3 m is ingetekend, heeft het Gerecht in aanmerking genomen dat op grond van het Bouw- en woningbesluit de minimale plafondhoogte 2,6 m bedraagt. De twee grotere ruimtes zijn gelet op hun omvang geschikt voor opbergruimte van aanzienlijke omvang die met twee kleinere ruimtes/gangen met elkaar in verbinding staan en dus een woonfunctie kunnen krijgen. Door het plaatsen van ramen en deuren kunnen de grotere ruimten ook eenvoudig geschikt worden gemaakt voor een woonfunctie. Ten aanzien van bouwaanvraag 0106-2022 is overwogen dat de ruimtes weliswaar aan de binnenkant een hoogte van 1,8 m hebben en niet meer aan de minimumvereisten van een vertrek voldoen, maar deze ruimtes zijn gelet op hun omvang nog steeds geschikt als bergruimte. Daarmee staan zij als zodanig ten dienste van de woning. Bovendien is aannemelijk dat de kruipruimtes op relatief eenvoudige wijze weer kunnen worden verwijderd waardoor deze weer geschikt worden als woonruimte. De door [appellant] ingebrachte adviezen van [auteur 1] en [auteur 2] geven geen aanleiding voor een ander oordeel omdat die adviezen uit lijken te gaan van andere bouwtekeningen dan behorende bij de bouwaanvragen 01062022 en 01952022.
Hoger beroep
3. [ [appellant] betoogt onder verwijzing naar een advies van [auteur 1] van 4 maart 2023 dat er geen sprake is van een derde bouwlaag. Gelet op de maximale plafondhoogte aan de binnenzijde van 1,80 m bieden de ruimtes uitdrukkelijk niet dezelfde gebruiksmogelijkheden als de daaronder gelegen bouwlagen omdat het niet mogelijk is fatsoenlijk te lopen in de ruimtes. Dat het een opbergruimte is, betekent nog niet dat het een gelijke gebruiksmogelijkheid biedt. Een bergruimte zoals een schuur, zolder of kelder kan niet worden aangemerkt als een (woon)vertrek. Daarnaast is niet relevant of de tussenvloer eenvoudig kan worden weggehaald. De bouwaanvraag als zodanig moet worden beoordeeld en niet of het mogelijk is het gebouwde later aan te passen. Het doet er dan ook niet toe van welk materiaal de tussenvloer wordt gemaakt. [appellant] wijst er nogmaals op dat het niet gaat om een houten tussenvloer, maar om een betonnen tussenvloer. Dat heeft de bezwaaradviescommissie ook onderkend in het advies.
3.1.
Het Hof stelt vast dat niet in geschil is dat [appellant] in afwijking van de aan hem verleende bouwvergunningen heeft gebouwd. Partijen verschillen van mening over de vraag of de gewijzigde bouwaanvragen terecht zijn afgewezen wegens strijd met het ROPV omdat deze voorzien in een derde bouwlaag, dan wel omdat er sprake is van een kap die de maximale hoogte van 2 m overschrijdt. Het Hof is van oordeel dat dat inderdaad zo is, en overweegt daarover het volgende.
3.2.
Het perceel is in het ROPV bestemd als "Woongebied met waarden" en ligt binnen het gebied 'Malmok'. Op grond van artikel 17.2.4 van de bijbehorende bestemmingsvoorschriften gelden voor het bouwen van een gebouw binnen het gebied 'Malmok' de volgende voorschriften, voor zover hier van belang:
a. de maximale bouwhoogte en bouwlagen bedragen respectievelijk:
1. 8 m – 2 bouwlagen;
b. de maximale bouwhoogte als genoemd onder a mag worden overschreden met een kap van maximaal 2 m;
Op grond van artikel 30.16 is een bouwlaag "Een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte geschikt is voor de functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen. Een kelder, dat wil zeggen een onder het maaiveld gelegen ruimte, wordt niet als bouwlaag gerekend."
Op grond van artikel 30.32 is een kap "Het geheel van dragende bouwelementen van een dak. Boven de toegestane maximale bouwhoogte mag een kap niet worden gebruikt voor verblijf en is een kap geen bouwlaag. Beneden deze bouwhoogte kan een kap worden gerealiseerd in de vorm van een bouwlaag en mag de kap voor verblijf worden gebruikt."
3.3.
Nu artikel 30.16 van het ROPV een eigen definitie bevat van 'bouwlaag' moet aan die definitie getoetst worden. Gelet op de definitie moet worden beoordeeld of de ontstane ruimte geschikt is voor de functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen. In zoverre hebben de minister en het Gerecht een verkeerde toets aangelegd door te beoordelen of de ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden kan geven als de daaronder gelegen bouwlagen.
Wat de aanvraag met nr. 0195-2022 betreft, stelt het Hof vast dat de tussenvloer niet op de bouwtekening is ingetekend. Nu de tussenvloer een oplossing zou moeten bieden voor de afwijzingsgrond 'derde bouwlaag' is onduidelijk hoe deze bouwaanvraag tot legalisering van het illegaal gebouwde had kunnen leiden. [appellant] kon daar op de zitting geen helderheid over verschaffen. Bij gebreke aan een ingetekende tussenvloer voorziet de bouwaanvraag in het creëren van vier ruimtes met verschillende afmetingen (6,8 m x 7,7 m; 1,3 m x 5 m; 2,6 m x 1,3 m en 4,2 m x 6 m) met een hoogte van 3 m. Gelet op de oppervlakte en de hoogte van deze ontstane ruimtes zijn deze geschikt voor de functie van de daaronder gelegen bouwlagen, zijnde wonen, en geven deze gelijke gebruiksmogelijkheden. Alleen al daarom is deze bouwaanvraag terecht geweigerd wegens strijd met artikel 17.2.4, onder a, sub 1, van het ROPV.
Dat ligt anders voor de aanvraag met nr. 0106-2022. De tussenvloer is op die bouwtekening wel ingetekend. Deze aanvraag voorziet daarom in het creëren van dezelfde ruimtes als in aanvraag 0195-2022, maar dan met een tussenvloer waardoor de hoogtes 1 m onderscheidenlijk 2 m zijn. Alleen al omdat met deze hoogtes niet kan worden voldaan aan de in het Bouw- en woningbesluit voorgeschreven minimale plafondhoogte van 2,6 m, kan niet worden gezegd dat de ontstane ruimte geschikt is voor de woonfunctie en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen. Deze bouwaanvraag voorziet door de tussenvloer dus niet in een derde bouwlaag en is in zoverre niet in strijd met artikel 17.2.4, onder a, sub 1, van het ROPV. Het Gerecht heeft ten onrechte anders geoordeeld. Het betoog slaagt.
3.4.
Dit betekent echter niet dat de aanvraag met nr. 0106-2022 niet had mogen worden geweigerd. De minister heeft zich namelijk op goede gronden op het standpunt gesteld dat zich nog een afwijzingsgrond uit het ROPV voordoet omdat geen sprake is van een overschrijding van de maximale bouwhoogte met een kap van maximaal 2 m. Op grond van het ROPV bedraagt de maximale bouwhoogte 8 m en mag deze worden overschreden met een kap van maximaal 2 m. In dat geval bedraagt de maximale bouwhoogte bij wijze van uitzondering dus 10 m. Gelet op de ingediende bouwaanvragen heeft [appellant] van die uitzondering gebruik willen maken omdat de maximale bouwhoogte in beide aanvragen 10 m is. Echter bedraagt de goothoogte van het gebouw 7 m met daarop grotendeels een plat dak. De randen van het platte dak zijn voorzien van een afscheidingsmuur van 1 m. Op een deel van het platte dak zijn de ruimtes voor de zonnepanelen en accu's ingetekend met een hoogte van 1 m (deze loopt gelijk aan de afscheidingsmuur van 1 m) en van 2 m. Gelet hierop kan geen sprake zijn van een kap omdat de afscheidingsmuur en de ruimtes voor zonnepanelen en accu's geen geheel van dragende bouwelementen van een dak vormen zoals artikel 30.32 van het ROPV een kap definieert. Voor zover daarvan wel sprake is, geldt dat de kap hoger is dan 2 m gelet op het verschil tussen de goothoogte van 7 m en de totale bouwhoogte van 10 m. De aanvraag met nr. 0106-2022 overschrijdt daarom de maximale bouwhoogte van 8 m. Dat geldt overigens ook voor de aanvraag met nr. 0195-2022. De bouwvergunningen zijn daarom terecht geweigerd.
Slotsom
4. De conclusie is dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, zij het op andere gronden dan waarop deze rust.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.