ECLI:NL:OGHACMB:2024:252

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
500.00076/24
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, wapenbezit en opzettelijke vrijheidsberoving in Curaçao

In deze zaak is de verdachte op 5 juli 2024 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba veroordeeld voor mishandeling met gebruik van een wapen, wapenbezit en het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd in Curaçao, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich in januari en februari 2024 hebben voorgedaan. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 juni 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.O. Gomez. De officier van justitie, mr. V. Girigoria-Hernandez, vorderde een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het Gerecht oordeelde uiteindelijk dat de verdachte voor de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan de feiten 3, 4 en 5, waarbij hij opzettelijk mishandelend met een vuurwapen de aangever heeft geslagen, de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het Gerecht oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt en dat de verdachte eerder in aanraking was gekomen met politie en justitie voor geweldsdelicten. De in beslag genomen vuurwapen en munitie werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00076/24

Uitspraak: 5 juli 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [land], [woonadres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.O. Gomez, advocaat in Curaçao.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie, mr. V. Girigoria-Hernandez, heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging nu voor dat feit voldoende wettig bewijs ontbreekt. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tevens vordert de officier van justitie dat het inbeslaggenomen vuurwapen met bijbehorende munitie zal worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich - samengevat - primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte voor zover het feit 1 betreft. Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte van de feiten 2, 3 en 4 dient te worden vrijgesproken.
Meer specifiek heeft de raadsvrouw ten aanzien van het derde feit aangevoerd dat de verdachte in ieder geval dient te worden vrijgesproken voor zover het de strafverzwarende omstandigheid betreft waaronder de mishandeling heeft plaatsgevonden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de verklaring van aangever dat de verdachte hem met een vuurwapen heeft mishandeld.
Aangaande het vierde feit heeft de raadsvrouw bepleit dat de verklaringen van zowel aangever als de medeverdachte [naam medeverdachte] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Nu enig ander steunbewijs voor de beweerde ontvoering ontbreekt dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Wat betreft feit 5 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Tot besluit heeft de raadsvrouw het Gerecht verzocht, voor zover het Gerecht tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
FEIT 1:
hij op of omstreeks de maand januari 2024 te Curaçao, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een personenauto en/of,
- een autoradio en/of,
- een accu
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot afgifte van
  • een personenauto en/ of,
  • een autoradio en/of,
  • een accu
in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
- het met kracht herhaaldelijk op de voordeur van de woning van die
[slachtoffer 2] te slaan en/of kloppen en/of,
  • op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 2] te vragen voor [slachtoffer 1] en/of,
  • de woning van [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of binnen te lopen en/of,
  • een kapmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp(en) (aan) (op)
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] voor te houden en/of tonen en/of richten en/of gericht houden en/of,
  • op agressieve en/of dreigende toon die [slachtoffer 1] aan te manen om zijn autosleutels aan hem, verdachte af te geven en/of overhandigen en/of,
  • die personenauto van die [slachtoffer 1] weg te nemen;
FEIT 2:
hij op of omstreeks de maanden januari 2024 en/of februari 2024 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931 te weten een kapmes en/of een vuurwapen, althans (een) soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930,
immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar een kapmes tevoorschijn gehaald
en/of opzettelijk genoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden
toegevoegd: dat hij verdachte, die [slachtoffer 1] zal mishandelen met
die kapmes en/of dat hij verdachte, die [slachtoffer 1] zal doodschieten
met zijn vuurwapen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking geuit;
FEIT 3:
hij op of omstreeks 13 februari 2024, althans in of omstreeks de maand
februari 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een
wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te
weten een vuurwapen, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met kracht een en/of meermalen met een vuurwapen aan/op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of met zijn (geschoeide) voeten een en/of meermalen aan/op/tegen de ribben heeft gestompt en/of geschopt en/of met zijn tot vuist(en) gebalde hand(en) een en/of meermalen aan/op/tegen het gezicht heeft geslagen, althans het lichaam tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel, te weten een kapwond en/of een opgezwollen gezicht en/of opgezwollen ribbenkast, in elk geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
FEIT 4:
hij op of omstreeks 23 februari 2024, althans in of omstreeks de maand
februari 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
- vanuit een roodgelakte personenauto {van het merk Kia, model Picanto)
gestapt en/of,
  • die [slachtoffer 1] met kracht vastgepakt en/of vastgehouden en/of,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] tegen zijn wil in die roodgelakte
personenauto (van het merk Kia, model Picanto) geduwd en/of,
- een tas met inhoud en/of Nafl 45,-, althans een en/of meerdere
geldbedragen van die [slachtoffer 1] weggenomen en/of,
- die [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd;
FEIT 5:
hij op of omstreeks januari 2024, althans in of omstreeks de periode van januari 2024 tot en met 24 februari 2024, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een pistool (van het merk Pietro Beretta, model 92RS Parabellum) kaliber 9 mm, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten zes (6) scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte voor zover het feit 1 betreft. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte nooit door de politie is gehoord over dit feit waardoor hij zich hiertegen niet heeft kunnen verdedigen. Daarmee is sprake van een (ernstige) schending van de beginselen van een goede procesorde alsmede van hoor en wederhoor waardoor de verdachte (ernstig) in zijn belangen is geschaad.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van dit verweer wordt vooropgesteld dat het in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats indien een normschending (vormverzuim) daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Daar komt bij dat de toepassing van dat rechtsgevolg is beperkt tot onherstelbare normschendingen en dat telkens rekening dient te worden gehouden met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van de degene die de norm schond.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte drie keer door de politie is verhoord waarbij inderdaad, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, geen vragen zijn gesteld over het ten laste gelegde onder feit 1. Uit het dossier – in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte – kan echter worden afgeleid dat de verdachte mede was aangehouden voor afpersing. In de in de dagvaarding opgenomen tenlastelegging is vervolgens door het openbaar ministerie gespecificeerd wat de verdachte in dit verband wordt verweten. Ter terechtzitting heeft het Gerecht het dossier (ook) op dit punt uitgebreid voorgehouden en heeft de verdachte de gelegenheid gekregen hierop - al dan niet naar aanleiding van daartoe gestelde vragen - te reageren. Van een schending van verdachtes recht op hoor en wederhoor - en daarmee van een (onherstelbare) normschending waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad - is dan ook naar het oordeel van het Gerecht geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
Het openbaar ministerie is mitsdien ontvankelijk in de vervolging en het Gerecht stelt vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 1 en 2
Naar het oordeel van het Gerecht is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het Gerecht ten aanzien van de feiten en omstandigheden het volgende vast.
Aangever heeft – samengevat en voor zover van belang – verklaard dat hij, onder bedreiging van een kapmes, zijn autosleutels aan de verdachte heeft afgegeven, waarna de verdachte met zijn auto is weggegaan. Later hoorde hij dat de verdachte de auto bij zijn (aangevers) huis, “ging zetten”. De verdachte had de autoradio en accu van zijn auto zonder zijn toestemming weggenomen.
Het Gerecht stelt allereerst vast dat het dossier geen enkele informatie bevat over de weggenomen auto, noch bevat het dossier enige feitelijkheden omtrent de auto nadat de accu en de autoradio, zoals aangever heeft verklaard, zijn weggenomen.
De getuige [slachtoffer 2], moeder van aangever, heeft in dit verband en voor zover van belang verklaard dat de verdachte een aantal dagen voor de ontvoering (de exacte datum weet zij niet meer) gewapend met een kapmes naar de woning kwam, dat zij alleen thuis was, dat zij van de verdachte tegen aangever moest zeggen dat hij zijn auto moest komen repareren of hem het geld moest geven, anders zou hij hem vermoorden. Hierna, aldus de getuige, stapte de verdachte in een auto en reed weg. Het merk, model en de kentekenplaat van de auto heeft zij niet kunnen zien. Later is zij nogmaals gehoord en verklaart zij dat zij zich eerder vergist heeft met een andere dag, dat aangever wel thuis was toen de verdachte bij de woning kwam, maar dat zij niet heeft gehoord dat de verdachte aangever om autosleutels heeft gevraagd omdat ze hevig was geschrokken en zichzelf uit angst in haar slaapkamer heeft opgesloten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel bij de woning van aangever is geweest, maar ontkent dat hij onder bedreiging van geweld aangever heeft gedwongen tot afgifte van zijn autosleutels dan wel van zijn auto, alsook dat hij een accu en/of autoradio heeft weggenomen. Volgens de verdachte is aangever helemaal niet in het bezit van een auto en is hij, verdachte, in zijn eigen auto weggereden.
Gelet op het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte aangever heeft gedwongen tot afgifte van autosleutels. Evenmin is komen vast te staan aan wie de auto toebehoorde waarmee de verdachte is weggereden noch bevat het dossier ondersteunend bewijs voor wat betreft het wegnemen van een autoradio en/of accu.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Het Gerecht is voorts, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat voor feit 2 onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, nu alleen aangever over dit feit heeft verklaard en de verdachte de bedreiging ontkent.
De verdachte zal daarom ook van feit 2 worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
FEIT 3:
hij op of omstreeks 13 februari 2024, te Curaçao, opzettelijk mishandelend en met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een vuurwapen, [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht met een vuurwapen tegen het achterhoofd heeft geslagen en met zijn hand tegen het gezicht heeft geslagen tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] lichamelijk letsel, te weten een kapwond en pijn, heeft ondervonden;
FEIT 4:
hij op 23 februari 2024, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn zij, verdachte en zijn mededader, met dat opzet
- uit een roodgelakte personenauto (van het merk Kia, model
Picanto) gestapt en
  • hebben zij die [slachtoffer 1] met kracht vastgepakt en vastgehouden en
  • vervolgens die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in die roodgelaktepersonenauto
(van het merk Kia, model Picanto) geduwd en
  • een tas met een geldbedrag van die [slachtoffer 1] weggenomen en
  • die [slachtoffer 1] met de dood bedreigd;
FEIT 5:
hij omstreeks de periode van 13 februari 2024 tot en met 24 februari 2024, in Curaçao, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een pistool (van het merk Pietro Beretta, model 92RS Parabellum) kaliber 9 mm, en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten zes (6) scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende – in de bijlage bij dit vonnis - bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van de bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e, Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van hetgeen door het openbaar ministerie en de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren is gebracht, oordeelt het Gerecht als volgt.
Feit 3
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting leidt het Gerecht af dat er (al enige tijd) onenigheid was tussen de verdachte en aangever over de reparatie van een auto. Aangever zou een auto voor de verdachte repareren en de verdachte was, zoals hij zelf ook ter zitting heeft verklaard, boos over de wijze waarop en het tempo waarin aangever dat deed. Op 13 februari 2024 ging aangever samen met de neef van de vriendin van de verdachte, [naam getuige], naar [woonadres verdachte] , alwaar hij de starter van de auto zou gaan vervangen. Aangever heeft in dit verband (onder meer) verklaard dat hij onverwachts door de verdachte met de kolf van een vuurwapen ter hoogte van zijn achterhoofd werd geslagen. De klap was zo hevig dat hij een bloedende kapwond kreeg. Ook zou de verdachte hem hebben geschopt en (in zijn gezicht) hebben geslagen. In dit verband heeft de getuige [naam getuige] verklaard dat hij zag dat aangever op een gegeven moment ter hoogte van zijn achterhoofd aan het bloeden was. Hij heeft geen vuurwapen gezien. Wel heeft hij gezien dat de verdachte met zijn vlakke hand ter hoogte van aangevers borstkas en gezicht sloeg. Geconfronteerd met een foto van het vuurwapen dat tijdens de huiszoeking op [woonadres verdachte] is aangetroffen, heeft aangever verklaard dat dit het vuurwapen is waarmee de verdachte hem heeft geslagen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte aangever met een vuurwapen heeft mishandeld. Dat naast de verklaring van aangever enig steunbewijs voor het gebruik van het wapen ontbreekt, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, volgt het Gerecht niet. Daargelaten dat niet ieder onderdeel van de bewezenverklaring steun hoeft te vinden in twee bewijsmiddelen, heeft getuige Jansen verklaard te hebben gezien dat aangever bloedde ter hoogte van zijn achterhoofd. Voorts is op de plaats delict, te weten [woonadres verdachte], een wapen gevonden dat bovendien door aangever is herkend als zijnde het wapen dat de verdachte bij de mishandeling heeft gebruikt.
Het Gerecht overweegt tot slot dat zij niet de overtuiging heeft bekomen dat aangever door de verdachte met geschoeide voet in zijn ribben is geschopt nu de getuige [naam getuige 1] enkel verklaart te hebben gezien dat verdachte aangever sloeg en het dossier ook overigens geen steun biedt hiervoor. In zoverre zal voor dat deel van de tenlastelegging partiële vrijspraak volgen.
Feit 4
Op 24 februari 2024, omstreeks 07:31 uur, komt bij de Centrale Meldkamer een melding binnen van een ontvoering. Bij [adres] had een man zich gemeld die te kennen gaf door twee voor hem bekende mannen ter hoogte van de winkelzaak “Winkel Centrum 2000” te zijn ontvoerd. Het was hem gelukt om aan zijn daders te ontkomen en bleef in de mondi overnachten. Op 24 februari 2024, om 09:15 uur, doet aangever [slachtoffer 1] aangifte van zowel de ontvoering als van de drie andere ten laste gelegde feiten, die aan de ontvoering vooraf zouden zijn gegaan. Aangever verklaart - kort samengevat - over de problemen die hij met de verdachte had over de reparatie van een auto (welke problemen door de verdachte overigens ook worden erkend) en dat hij, op 23 februari 2024, door de verdachte en [bijnaam medeverdachte] (de bijnaam van de medeverdachte [naam medeverdachte]) bij zijn shirt wordt gepakt en met kracht en tegen zijn wil in de auto van de verdachte wordt geduwd. Aangever moest voorin plaatsnemen terwijl de medeverdachte [naam medeverdachte] achter hem zat. De verdachte heeft vervolgens de tas van aangever afgenomen waarna [medeverdachte] met het geld dat daarin zat is gaan tanken. Aangever verklaart ook dat hij op dat moment de auto niet kon verlaten omdat de verdachte steeds de autodeur vasthield. Eenmaal aangekomen bij het huis van de verdachte zei de verdachte dat aangever de auto vandaag moest repareren, anders zouden ze hem vermoorden. Ook de medeverdachte [naam medeverdachte] bleef zeggen dat slechte dingen met hem, aangever, zouden gaan gebeuren. Aangever verklaart ook aldaar te zijn mishandeld door de verdachte. Op het moment dat de verdachte naar binnen gaat ziet aangever kans te vluchten, waarbij de medeverdachte [naam medeverdachte] hem probeert tegen te houden. Nadat aangever de hele nacht geschuild heeft in de mondi vraagt hij buurtbewoners om hulp.
Het Gerecht is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat aangever consistent en geloofwaardig heeft verklaard. Daarbij betrekt het Gerecht dat zijn verklaringen op belangrijke punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de verdachte zelf, die ook verklaart dat er problemen waren over de reparatie van de auto, dat de verdachte daar boos over was en dat hij - zoals hij ook (onder meer) bij zijn voorgeleiding heeft verklaard - aangever “in zijn auto heeft laten stappen” en zijn bedoeling was om aangever “te dwingen” om de defecte auto op dat moment te laten repareren. Voorts vindt de aangifte steun in de verklaringen van de bewoners van [woonadressen], welke bewoners verklaren dat op 24 februari 2024, omstreeks 07:00 uur een onbekende man op blote voeten aan kwam rennen en om hulp kwam vragen. De man leek in paniek te zijn, zou erg nerveus zijn geweest en verklaarde dat de personen voor wie hij een auto zou repareren hem aan het zoeken waren om hem te vermoorden. Dat deze bewoners desgevraagd hebben verklaard geen letsel te hebben gezien maakt dit naar het oordeel van het Gerecht - ondanks het pleidooi van de raadsvrouw - niet anders. Immers heeft aangever zelf ook niet over letsel verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever op 23 februari 2024 opzettelijk en wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
Medeplegen
Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte het vorengaande in een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd. Daartoe overweegt het Gerecht dat de verdachte aangever samen met de medeverdachte in de auto heeft geduwd, dat ook de medeverdachte aangever bedreigde met het gebruik van de bewoordingen dat “slechte dingen” met aangever zouden gaan gebeuren en dat hij heeft geprobeerd aangever tegen te houden toen deze wilde vluchten.
Het Gerecht is mitsdien van oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering van het ten laste gelegde en dat zowel de verdachte als de medeverdachte een voldoende gewichtige materiële bijdrage aan het bewezenverklaarde hebben geleverd om van medeplegen te kunnen spreken.
Feit 5
Het Gerecht is tot slot van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Daartoe overweegt het Gerecht dat het vuurwapen is aangetroffen in de ijskast van het huis van de vriendin van de verdachte, alwaar hij, zoals hij zelf heeft verklaard, regelmatig komt en werkt. De vriendin van de verdachte heeft in dit verband verklaard dat de verdachte de enige persoon is die dit in de koelkast geplaatst kan hebben. Aangever heeft bovendien, geconfronteerd met een foto van het wapen, verklaard het wapen te herkennen als het wapen waarmee hij op 13 februari 2024 door de verdachte is mishandeld. De verdachte heeft voorts, geconfronteerd met de verklaring van zijn vriendin “de verantwoordelijkheid voor het wapen genomen”, aldus zijn eigen verklaring.
Gelet op het vorenstaande kan het niet anders dan dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen met munitie en dat hij daarover de beschikkingsmacht heeft gehad. Dat de vriendin van de verdachte haar verklaring later wijzigde doet daaraan niet af nu het Gerecht deze verklaring - waarbij zij opeens “[bijnaam slachtoffer 1]” aanwijst als degene die het wapen “aldaar gezet” moet hebben - volstrekt ongeloofwaardig vindt aangezien deze stelling geen enkele steun vindt in het dossier.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en wordt als volgt gekwalificeerd:
mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931.
Het onder feit 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:249 Sr en wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.
Het onder 5 bewezen verklaarde is (zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie) voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van diezelfde verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de monteur die zijn auto zou repareren, te weten aangever. Dat hij niet tevreden was over het tempo waarin dan wel de wijze waarop dat ging, betekent niet dat hij het recht had aangever te mishandelen, laat staan, zoals hij vervolgens samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gedaan, aangever met geweld van straat te plukken en hem te dwingen tot het repareren van zijn auto. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat vuurwapens een gevaar vormen voor de samenleving blijkt wel uit het feit dat er in Curaçao regelmatig vuurwapenincidenten plaatsvinden, met dodelijke afloop of met zwaar letsel tot gevolg. Het Gerecht rekent dit de verdachte zeer aan.
Voor wat betreft feit 5 kan aansluiting worden gezocht bij de ‘Oriëntatiepunten straftoemeting 2019’, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor vuurwapenbezit (waarbij er sprake is van recidive, zoals in het geval van de verdachte) als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen tot twaalf maanden gegeven. Voor de andere bewezenverklaarde feiten zijn geen soortgelijke oriëntatiepunten beschikbaar.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte twee keer eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie in verband met geweldsdelicten en, zoals reeds genoemd, vuurwapenbezit. Het Gerecht rekent dit de verdachte in strafverzwarende zin aan.
Van persoonlijke omstandigheden van de verdachte die nopen tot een andere dan wel lagere straf is het Gerecht niet gebleken.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij wordt opgemerkt dat deze straf lager uitvalt dan die door de officier van justitie is gevorderd, gelet op het feit dat het Gerecht minder feiten bewezen acht. Voorts ziet het Gerecht voor een voorwaardelijk deel, zoals de raadsvrouw heeft verzocht, geen aanleiding, nu verdachte eerder (deels voorwaardelijk) is veroordeeld voor soortgelijke feiten en hij daar kennelijk niet van heeft geleerd.
Alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Het inbeslaggenomen vuurwapen en de munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu hiermee het onder 3 bewezen verklaarde is begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:75, 1:117, 1:123, 2:249 en 2:273 Sr alsmede op de artikelen 3 juncto 11 van de Vuurwapenverordening 1930, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 maanden (tweeëndertig maanden);
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten het vuurwapen en bijbehorende munitie.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.R. Bracht, bijgestaan door mr. B.K.M. Pouw, (zittingsgriffier), en op 5 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
Bijlage met bewijsmiddelen
Feiten 3, 4 en 5 [1]

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van [slachtoffer 1] (dossierpagina 1 t/m 6):

Op 13 februari 2024 ging ik met een kennis van mij, genaamd [getuige 1], naar [naam verdachte] (
het Gerecht begrijpt: verdachte), teneinde de starter te vervangen. Toen ik bij [verdachte] met de starter aankwam, was hij heel kwaad. Op het moment dat ik richting de auto liep, zodat ik de starter kon vervangen, sloeg [verdachte] mij onverwachts met de kolf van zijn vuurwapen ter hoogte van mijn achterhoofd. De klap was zo hevig dat ik een kapwond kreeg en begon via mijn opgelopen verwonding te bloeden. [verdachte] bleef mij mishandelen. Hij schopte mij ter hoogte van mijn ribben en sloeg mij met tot vuist gebalde handen, tegen mijn gezicht. Hierdoor kreeg ik een opgezwollen gezicht en ribbenkast. Ik moest onder bedreiging en met veel pijn de starter van de auto vervangen.
Gisteren, op vrijdag 23 februari 2024, liep ik te voet, ter hoogte van Supermarket 2000, richting mijn huis [woonadres slachtoffer 1]. Op dat moment zag ik [verdachte] in zijn roodgelakte Kia Picanto voorbijrijden. Toen hij mij zag, keerde hij terug en reed met zijn auto naar mij toe. Ik zag dat de man bijgenaamd [naam medeverdachte] (
het Gerecht begrijpt: de medeverdachte [naam medeverdachte])ook in de auto zat. Beiden stapten vanuit de auto. Ik werd door [verdachte] en [medeverdachte] bij mijn shirt vastgepakt en werd met kracht en tegen mijn wil, in de auto van [verdachte] geduwd. Ik werd voor in de stoel van de medebestuurder gezet. [medeverdachte] ging achter mij zitten. Toen wij in de auto waren, pakte [verdachte] mijn tas van mij af. Eerst verzette ik mij hevig tegen, maar [verdachte] deed alsof hij mij zou gaan mishandelen. Om dit te vermijden liet ik mijn tas van mij afnemen. Hij pakte het geld vanuit mijn tas. Ik had ongeveer 45 a 50 Naf in mijn tas. Met het geld dat hij van mij gepakt had, liet hij [medeverdachte] benzine voor de Kia Picanto kopen. Ik kon op dat moment niet vluchten, doordat [verdachte] de autodeur aan de zijde van de mede-inzittende te allen tijde vasthield, terwijl [medeverdachte] aan het tanken was. Na het tanken reden ze met mij naar het huis van [verdachte], alwaar de Kia Forte was. Onderweg bleef [verdachte] tegen mij zeggen dat ik ervoor moest zorgen dat de auto vandaag gerepareerd zou worden, want anders zullen ze mij vandaag vermoorden. [medeverdachte] bleef ook zeggen dat er slechte dingen met mij vandaag zouden gaan gebeuren. Toen we bij het huis van [verdachte] aankwamen, ging ik naar de auto kijken. Ik werd wederom door [verdachte] mishandeld. Op een gegeven moment liep [verdachte] naar binnen. Ik zag de kans om weg te rennen. [medeverdachte] probeerde mij tegen te houden maar het lukte mij toch om weg te rennen. Ik rende echt voor mijn leven. Na een eind rennen ging ik onder een paar struiken schuilen. Ik zag [verdachte] en [medeverdachte] in de Kia Picanto heen en weer blijven rijden. Ik durfde niet uit mijn schuilplaats te gaan. Toen het daglicht werd liep ik naar een paar bekenden in de buurt om hulp te vragen.

2. Een proces-verbaal van plaatsaanwijzing alsmede nader verhoor aangever d.d. 28 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisanten en [slachtoffer 1] (dossierpagina 21 t/m 28):

Ik heb het vuurwapen waarmee ik door [verdachte] achter mijn hoofd geslagen werd gezien. Het vuurwapen was zwart. Het gaat om een pistool.
Ik kan aanwijzen waar ik door [verdachte] met het vuurwapen mishandeld werd.
[In verband met laatst gerelateerde werden foto’s gemaakt die op pagina 27 zijn weergegeven.Het rode rondje
(opmerking Gerecht: op de foto’s)geeft de plaats aan alwaar aangever/slachtoffer met de kolf van het vuurwapen van [verdachte] geslagen werd. Vervolgens toonden wij, verbalisanten, onderstaande foto
(opmerking Gerecht: een foto van een vuurwapen)aan de aangever/slachtoffer.
Ik herken het vuurwapen dat afgebeeld is op de foto die aan mij getoond werd. Het betrof het vuurwapen waarmee [verdachte] mij achter mijn hoofd geslagen had.

3. Een proces-verbaal getuige verhoor d.d. 29 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van [getuige 1] (dossierpagina 33-34):

Vervolgens begaf ik mij samen met “[slachtoffer 1]” (
het gerecht begrijpt: aangever [naam slachtoffer])naar de woning van mijn nicht, zodat “[slachtoffer 1]” de auto kon repareren. Daar aangekomen stapte “[slachtoffer 1]” eerder dan mij uit de auto en liep het erf op. Op het moment dat ik het erf opliep. Zag ik “[slachtoffer 1]” en liep naar hem toe. Dichterbij aangekomen zag ik dat “[slachtoffer 1]” ter hoogte van zijn achterhoofd aan het bloeden was. Op dat moment was “[slachtoffer 1]” bezig met het repareren van de auto en weet niet wat er gebeurd was. Wel kan ik zeggen dat tijdens de reparatie van de auto, terwijl “[slachtoffer 1]” aan het bloeden was, werd hij door de vriend van mijn nicht (
het Gerecht begrijpt: de verdachte)verschillende malen mishandeld. Ik zag dat hij “[slachtoffer 1]” met zijn vlakke hand ter hoogte van de borstkas en gezicht sloeg.

4. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie d.d. 29 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van [getuige 1] (dossierpagina 35-36):

Ik herken de man afgebeeld op foto nummer 5 als de vriend van mijn nicht. Hij is degene die ik zag dat “[slachtoffer 1]” mishandeld en bedreigd had.

5. Een proces-verbaal van bevinding correctie getuige verklaring [getuige 1] d.d. 5 maart 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisanten (dossierpagina 38-39):

De persoon die door de getuige gefotografeerd onder nummer vijf (5) die door de getuige aangewezen werd, betrof de man [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996 en wonende [woonadres].

6. Een proces-verbaal van bevindingen bij voorgeleiding d.d. 24 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisant (dossierpagina 75-76):

Na de voorgeleide verdachte te hebben meegedeeld dat zij
(het Gerecht begrijpt: hij)niet tot antwoord verplicht is, heeft de verdachte het volgende verklaard: “Ik heb, de mij bekende monteur “[slachtoffer 1]” inderdaad gisteravond in mijn auto laten stappen en naar de woning van een vriendin heengereden. Mijn bedoeling was om [slachtoffer 1] te dwingen om een defecte auto, die hij al lang had moeten repareren, op dat moment te laten doen. Ik was op dat moment tezamen met een vriend van mij [medeverdachte]. Nadat [slachtoffer 1] uit de auto was gestapt is hij de mondie ingevlucht.

7. Een proces-verbaal van huiszoeking ter aanhouding en inbeslagneming verricht in de woning [woonadres verdachte] (met bijlagen) d.d. 24 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisant (dossierpagina 60-62):

Gedurende de huiszoeking werd op het erf achter de keuken in een witte ijskast van het merk “Frigidaire” aangetroffen. In de bovendeur (Freezer) werd een pistool van het merk Pietro Beretta, made in Italy, model 92RS Parabellum, kaliber 9mm, met de bijbehorende patroonhouder, inhoudende zes (6) scherpe patronen met elk een bodemstempel S&B 9x19, aangetroffen en in beslag genomen voor het verdere onderzoek in deze.

8. Een proces-verbaal verhoor verdachte [naam verdachte] d.d. 24 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verdachte (dossierpagina 81-87):

Ik kom regelmatig bij de [woonadres verdachte] voordat ik mijn auto’s daar heb staan.

9. Een proces-verbaal van bevinding mbt aangetroffen vuurwapen te [woonadres verdachte] d.d. 24 februari 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisant (dossierpagina 67-68):

[getuige 2] verklaarde aan mij, verbalisant, het volgende:
Dat “indien jullie dit hebben aangetroffen, moet ik zeggen dat de enige persoon die dit had gebracht of daar in de ijskast had geplaatst, is “[verdachte]”. Dit doordat ik hem in het verleden met een vuurwapen heb gezien.

10. Een proces-verbaal forensisch onderzoek aan een op een vuurwapen gelijkend voorwerp d.d. 18 maart 2024, inhoudende - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de verklaring van de verbalisant (dossierpagina 69-70):

Conclusie:
- Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
- Het voor onderzoek aangeboden pistool is deugdelijk of tot schieten gereed.
- De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn deugdelijk.

11. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 14 juni 2024, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:

Op 13 februari 2024 was aangever mijn auto aan het repareren. Andre was er ook.
Het klopt dat ik boos was op [slachtoffer 1] omdat ik niet tevreden was over hoe hij de auto gerepareerd had. Op 23 februari 2024 is [slachtoffer 1] met mij meegereden en heb ik gezegd dat hij nu de auto moest repareren.
Ik neem de verantwoordelijkheid voor het vuurwapen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het einddossier/eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Unit Zware Criminaliteit]) d.d. 12 april 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 202404121000 en de onderzoeksnaam “[naam onderzoek]”, doorgenummerde dossierpagina’s 1–145.