ECLI:NL:OGHACMB:2024:289

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
AUA202300107 – AUA2023H00191
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep partneralimentatie en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin aan de vrouw partneralimentatie is toegekend. De man heeft op 27 november 2023 beroep aangetekend tegen de beschikking van 17 oktober 2023, waarin de vrouw een partneralimentatie van Afl. 991 per maand is toegewezen, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023. De vrouw heeft op 3 juni 2024 een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De man heeft aangevoerd dat de eerste rechter van onjuiste gegevens is uitgegaan en heeft financiële gegevens overgelegd. De vrouw heeft haar verzoek om partneralimentatie onderbouwd met haar financiële situatie en de kosten die zij maakt voor de minderjarige. Het Hof heeft vastgesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om de partneralimentatie te betalen en dat de vrouw financieel minder gunstig is af dan tijdens het huwelijk. Het Hof bevestigt de bestreden beschikking en wijst het hoger beroep van de man af. Tevens is overeengekomen dat de man met ingang van 1 december 2024 Afl. 450 per maand zal bijdragen in de kosten van de minderjarige.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202300107 – AUA2023H00191
Uitspraak: 19 november 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[de man],
wonend in [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg verzoeker,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. B.M. de Sousa,
tegen
[de vrouw],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg verweerster,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. C.S. Edwards.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 27 november 2023 ingekomen beroepschrift, met producties, is de man in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 17 oktober 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de man bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie alsnog zal afwijzen.
1.2
Op 3 juni 2024 heeft de vrouw een verweerschrift ingediend met producties. Zij concludeert tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.3
Op 30 mei 2024 heeft mr. de Sousa nog een aantal producties ingestuurd. Mr. Edwards heeft dat eveneens gedaan, bij e-mail van 26 september 2024.
1.4
Op 1 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Aruba. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn gemachtigde, de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde en de Voogdijraad vertegenwoordigd door mevrouw G. Hoogvliet. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de man aan de hand van overgelegde pleitnotities. Partijen hebben verder vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn op 29 oktober 2014 onder huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd.
2.2
Uit het huwelijk is op [geboortedatum] 2017 de thans nog minderjarige [de minderjarige] geboren (hierna: de minderjarige).

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De man heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken met nevenvorderingen.
De vrouw heeft als tegenverzoek gevraagd om een uitkering tot levensonderhoud (partneralimentatie) ten laste van de man van Afl. 1.000 per maand.
3.2
Bij beschikking van 24 april 2023 heeft het Gerecht de echtscheiding uitgesproken.
3.3
Bij (de bestreden) beschikking van 17 oktober 2023 heeft het Gerecht aan de vrouw partneralimentatie toegekend van Afl. 991 per maand, vanaf 1 januari 2023. Daar tegen richt zich het hoger beroep van de man.

4.De beoordeling

vaststellingsovereenkomst kinderalimentatie
4.1
Ter zitting is ter sprake gekomen dat de vrouw, die het eenhoofdig gezag heeft over de minderjarige en bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft, nooit een verzoek om kinderalimentatie heeft ingediend. De man betaalt op dit moment geen kinderalimentatie maar heeft ter zitting verklaard daartoe wel bereid te zijn. Partijen zijn vervolgens ter zitting overeengekomen dat de man aan kinderalimentatie Afl. 450 per maand zal betalen. Het Hof zal bepalen dat deze verplichting ingaat met ingang van 1 december 2024 en zal dit opnemen in het dictum van deze beschikking.
stellingen partijen
4.2
De vrouw heeft aangevoerd – samengevat - dat zij tijdens het huwelijk gewend is geraakt aan een bepaalde levensstandaard die zij nu moet missen. Haar verzoek om partneralimentatie is daarop gebaseerd. Omdat de vrouw geen recht heeft op goederen die zijn opgebouwd tijdens het huwelijk (partijen zijn immers buiten gemeenschap van goederen gehuwd) heeft zij na de scheiding veel kosten moeten maken voor aanschaf van goederen waarvoor zij een lening heeft moeten afsluiten. Verder heeft zij extra kosten voor de minderjarige vanwege het feit dat zij zelf geen rijbewijs heeft en daarom tegen betaling iemand moet inschakelen om de minderjarige van school naar de buitenschoolse opvang te brengen en halen.
4.3
De man heeft in hoger beroep aangevoerd dat de eerste rechter van onjuiste gegevens is uitgegaan. De man heeft financiële gegevens overgelegd en een berekening van zijn maandelijkse lasten gemaakt. Van de vijf appartementen die de man in eigendom heeft worden er op dit moment maar drie verhuurd, omdat aan de andere appartementen reparaties moeten worden verricht. De huurinkomsten zijn exclusief de kosten van water en elektriciteit. Die kosten betalen de huurders zelf.
maatstaf partneralimentatie
4.4
Bij de beoordeling van een verzoek om partneralimentatie is van belang wat de behoefte van de onderhoudsgerechtigde partner is (gebaseerd op het netto besteedbaar gezinsinkomen tijdens het huwelijk). Vervolgens dient te worden vastgesteld of deze partner zelf inkomsten heeft of kan verwerven die kunnen worden aangewend ter voorziening in de kosten van levensonderhoud. Daarna dient de draagkracht van de onderhoudsplichtige te worden bepaald.
behoefte vrouw
4.5
Tijdens het huwelijk had de vrouw een inkomen van Afl. 2.658 netto (zie bestreden beschikking r.ov. 2.5.14 waartegen geen grief is gericht). Ter zitting heeft de man erkend aan netto-inkomsten uit arbeid Afl. 3.588,07 te hebben en aan inkomsten uit huur Afl. 2.100 = Afl. 5.688,07. Totaal beschikte het echtpaar dus over ca. Afl. 8.346. Het netto besteedbaar gezinsinkomen wordt gesteld op 60% daarvan = Afl. 5.008.
behoeftigheid vrouw
4.6
De vrouw heeft twee parttimebanen waarmee zij een maandelijks inkomen verdient van in totaal Afl. 3.100 netto. Haar maandelijkse huurkosten bedragen Afl. 800. Als bijzondere last heeft de vrouw opgevoerd een bedrag van Afl. 286,59 per maand voor een lening bij de Caribbean Mercantile Bank. De man heeft dat niet betwist en het Hof zal met die lening rekening houden.
draagkracht man
4.7
Zoals overwogen heeft de man ter zitting erkend aan netto-inkomsten uit arbeid Afl. 3.588,07 te hebben en aan inkomsten uit huur Afl. 2.100. Volgens de vrouw is het bedrag aan huurinkomsten hoger (althans kan het dat zijn als de man zich voldoende zou inspannen om alle appartementen te verhuren), omdat de man niet drie maar vijf appartementen voor de verhuur in eigendom heeft. De man heeft echter aangevoerd en met foto’s onderbouwd – en daar tegenover heeft de vrouw dat onvoldoende gemotiveerd weersproken - dat op dit moment twee van de vijf appartementen worden gerenoveerd en daarom niet verhuurd zijn. Bij de mondelinge behandeling heeft de man een overzicht van zijn maandelijkse kosten gegeven die volgens zijn opgave – het bedrag aan partneralimentatie buiten beschouwing gelaten - Afl. 4.527,38 bedragen. Het Hof zal het opgevoerde bedrag van Afl. 500 voor de zieke moeder echter buiten beschouwing laten. Ter zitting heeft de man erkend dat, zoals de vrouw had aangevoerd, zijn moeder al lang geleden is overleden. De bijdrage zou zijn voor de vrouw die hem na het verlies van zijn moeder heeft groot gebracht. Daargelaten dat de man hiervan geen enkel bewijsstuk heeft overgelegd heeft deze bijdrage geen voorrang op de partneralimentatie. Het Hof zal wel rekening houden met de door de man te betalen kinderalimentatie van Afl. 450 per maand. Het Gerecht had ook al rekening gehouden met eenzelfde bedrag. Daarvan uitgaande houdt de man per maand over een bedrag van Afl. 5.688,07 – Afl. 4.477,38 = Afl. 1.210,69. De man heeft dus voldoende draagkracht om het verzochte bedrag aan partneralimentatie te betalen.
4.8
Aannemelijk is dat de vrouw het thans financieel aanmerkelijk minder gunstig heeft dan tijdens het huwelijk. Gelet daarop en mede gelet op de draagkracht van de man komt het Hof tot het oordeel dat de door het Gerecht opgelegde bijdrage van Afl. 991 terecht is.
de slotsom
4.9
Het hoger beroep slaagt niet.
4.1
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding, gelet op het feit dat partijen getrouwd zijn geweest.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
5.1
stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat de vader met ingang van 1 december 2024 Afl. 450 per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige],
5.2
bevestigt de bestreden beschikking,
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en C.G ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 19 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.