ECLI:NL:OGHACMB:2024:29

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
AUA202102400-AUA2022H00043
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen, Angylina Jolie Isabella en Anthony Randy. De vader, die in eerste aanleg als verweerder optrad, is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de moeder werd veroordeeld tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 september 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht en producties hebben overgelegd. De vader verzet zich tegen de bepaling van de draagkracht van de moeder op nihil en de vastgestelde behoefte van de minderjarige op Afl. 945,- per maand.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen waren met elkaar gehuwd en hebben samen twee kinderen. Na de echtscheiding in 2012 is de vader belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen. De moeder heeft in 2021 verzocht om met het eenhoofdig gezag over een van de minderjarigen te worden belast en om een bijdrage van Afl. 725,- per maand van de vader. Het Gerecht heeft de ouderbijdrage van de moeder op nihil gesteld en de vader veroordeeld tot betaling van Afl. 725,- per maand.

Het Hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op Afl. 970,- per maand, rekening houdend met de kosten van levensonderhoud, bijles en andere noodzakelijke uitgaven. De draagkracht van de moeder is vastgesteld op nihil, terwijl de vader voldoende draagkracht heeft om de alimentatie te betalen. Het Hof heeft de bestreden beschikking bevestigd, waarbij de moeder in het gelijk is gesteld en kosteloos kan procederen in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Uitspraak: 6 februari 2024
Zaaknr.: AUA202102400-AUA2022H00043
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verweerder, thans appellant,
hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: mr. L.J. Pieters,
-tegen-
[geïntimeerde],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoekster, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Verwezen wordt naar de op 11 januari 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
De vader is in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking door indiening op 22 februari 2022 van een beroepschrift, met een productie.
1.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 4 september 2023 in Aruba. De gemachtigde van de vader is verschenen. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De gemachtigde van de moeder heeft tijdens de zitting producties overgelegd. De zitting is even geschorst zodat de gemachtigde van de vader de producties kon doornemen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Ook zijn vragen van het Hof beantwoord. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor akte overlegging producties zijdens partijen. Op 3 oktober 2023 hebben partijen een akte genomen waarbij zij beiden producties hebben overgelegd. Op 31 oktober 2023 heeft de vader een antwoordakte ingediend. De moeder heeft daarvan afgezien.
1.4
Uitspraak is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Feiten
2.1
Partijen waren met elkaar gehuwd. Uit dat huwelijk zijn geboren:
  • Angylina Jolie Isabella [appellant], op 9 oktober 2006 in Aruba;
  • Anthony Randy [appellant], op 23 mei 2000 in Aruba (hierna: de minderjarigen).
2.2
Bij beschikking van 14 mei 2012 heeft het Gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en voorts (voor zover in hoger beroep van belang), partijen gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen belast, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bepaald bij de vader en de beslissingen met betrekking tot onder andere de kosten en verzorging van de minderjarige kinderen aangehouden.
2.3
De moeder is vervolgens bij beschikking van het Gerecht van 5 november 2012 veroordeeld tot betaling van het bedrag van Afl. 100,- per kind per maand aan de vader.
2.4
Bij beschikking van 25 april 2017 is de vader belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van partijen.
2.5
Een van de minderjarigen, [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige), verblijft inmiddels niet meer bij de vader maar bij de moeder.
2.6
De moeder heeft bij het Gerecht een verzoek dd. 18 augustus 2021 ingediend om met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te worden belast, subsidiair het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder te bepalen.
2.7
In deze rechtszaak heeft de moeder verzocht de vader te veroordelen om aan de moeder te voldoen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige ter hoogte van Afl. 725,- per maand. Bij de bestreden beschikking van 11 januari 2022 heeft het Gerecht de beschikking van het Gerecht van 5 november 2012 gewijzigd in dier voege dat de ouderbijdrage van de moeder met ingang van 1 december 2021 op nihil wordt gesteld en heeft het Gerecht bepaald dat de vader met ingang van 1 december 2021 met Afl. 725,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
[appellant] kan zich niet met de bestreden beschikking verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt - samengevat - om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder af te wijzen, dan wel een nader alimentatiebedrag te betalen. Het hoger beroep richt zich met name tegen de bepaling van de draagkracht van de moeder op nihil en de vastgestelde behoefte van de minderjarige op Afl. 945,- per maand.
Behoefte minderjarige
2.8
Het Gerecht heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op Afl. 945,- per maand. Dat bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Richtsnoer Gerecht (inclusief schoolkleding, recreatie, transport en persoonlijke verzorging Afl. 650
  • Medicijnen Afl. 50
  • Zwemles Afl. 65
  • Bijles Afl. 150
  • Orthodontie Afl. 30
2.9
Tegen het door het Gerecht op basis van voormelde richtsnoer vastgestelde bedrag van Afl. 650,- per maand heeft de vader geen grief aangevoerd. Ook het Hof gaat van dat bedrag uit. In dit normbedrag zitten dus ook de kosten van transport, zodat de door de moeder gestelde kosten daarvoor niet apart bij de berekening van de behoefte zullen worden betrokken.
2.1
De moeder stelt ten aanzien van de medicijnen als volgt. De minderjarige is geboren met de huidaandoening dermatitis. De minderjarige krijgt daarvoor van de specialist diverse crèmes voorgeschreven die niet door de verzekering worden vergoed. De kosten van de crèmes variëren tussen Afl. 65,- en Afl. 150,-. Uitgaande van aanschaf twee keer per maand bedragen de kosten in verband met medicijnen Afl. 300,- per maand, aldus de moeder.
2.11
Tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader heeft de moeder nagelaten nader te onderbouwen welke crèmes de minderjarige gebruikt, waar het van af hangt of de minderjarige de minder dure dan wel duurdere crème nodig heeft en waarom de hiermee verband houdende kosten niet door de Algemene Ziektekostenverzekering (AZV) dan wel de verzekering van de werkgever van de vader (Pan American Insurance) worden gedekt. Het Hof houdt daarom bij de vaststelling van de behoefte van de minderjarige geen rekening met deze medicijnen.
2.12
De door de moeder gestelde kosten in verband met volleybal zijn in het bedrag van Afl. 650,- per maand begrepen (zie onder 2.8).
2.13
De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kosten van bijles zijn gestegen tot Afl. 500,- per maand omdat de minderjarige inmiddels bijles wiskunde en Nederlands krijgt voor Afl. 40,- per keer. De vader heeft daartegenover gesteld dat de minderjarige alleen bijles krijgt wanneer dat nodig is en tijdens proefwerkweken. Hij betwist de door de moeder opgevoerde bijleskosten van Afl. 500,- per maand.
2.14
De moeder heeft gesteld dat de minderjarige naar drie bijlessen gaat, Nederlands, rekenen en wiskunde. De moeder heeft als productie bij akte uitlating dd. 3 oktober 2023 twee rekeningen overgelegd van 30 juni 2023 en 23 augustus 2023 van [naam 1] voor bijles Nederlands en rekenen ten bedrage van Afl. 500,-. Daaruit leidt het Hof af dat de minderjarige in juni en augustus 2023 en dus niet alleen gedurende proefwerkweken bijles heeft gehad. Uit de bonnen blijkt niet van bijles wiskunde en evenmin hoeveel lessen de minderjarige nodig heeft en krijgt. Het Hof acht twee keer per week redelijk zodat het totaalbedrag aan bijles per maand, uitgaande van het door de vader niet bestreden bedrag van Afl. 40,- per keer, uitkomt op (8x Afl.40=) Afl. 320,- per maand.
2.15
De door de moeder gestelde kosten voor orthodontie van Afl 30,- zijn, ook na gemotiveerde betwisting door de vader, niet voldoende onderbouwd. De moeder heeft met name nagelaten te onderbouwen waarom en hoe vaak de minderjarige, nu de beugelbehandeling is afgerond, nog steeds naar de orthodontist moet. Zij heeft ook niet toegelicht waarom deze kosten niet door de hiervoor genoemde verzekeringen worden gedekt, zoals de vader heeft aangevoerd. Met deze kosten wordt daarom geen rekening gehouden.
2,16 Op grond van het voorgaande wordt de behoefte van de minderjarige vastgesteld op (Afl. 650+ Afl. 320=) Afl. 970,- per maand.
Draagkracht moeder
2.17
Tussen partijen is niet in geschil dat het gemiddelde salaris van de moeder Afl. 1.783,- per maand bedraagt. Het Gerecht heeft daarnaast rekening gehouden met een bedrag van Afl. 300,- per maand aan fooi. De vader kan zich daar niet mee verenigen en stelt dat de inkomsten uit fooi op een hoger bedrag moeten worden vastgesteld. Gelet op het navolgende kan dit in het midden blijven. De vaste lasten van de moeder worden door het Hof vastgesteld op Afl. 2.323,72 per maand. Hierbij wordt rekening gehouden met Afl. 1.400,- voor eigen levensonderhoud, Afl. 448,72 voor de aflossing van de lening bij Island Finance en Afl. 475,- aan huurkosten. Deze posten zijn door de vader niet voldoende gemotiveerd bestreden. De vader heeft ook niet aangegeven hoeveel hoger de inkomsten uit fooi moeten worden bepaald. Gelet op het gemiddelde salaris en de vaste lasten heeft de moeder, zelfs indien de inkomsten uit fooi op het dubbele van Afl. 300,- worden vastgesteld, geen draagkracht om te kunnen voorzien in de behoefte van de minderjarige.
Draagkracht vader
2.18
De vader heeft in hoger beroep salarisslips overgelegd van augustus en september 2023. Daaruit blijkt dat zijn nettosalaris Afl. 5.957,53 per maand bedraagt. De moeder heeft dit niet betwist zodat het Hof van genoemd salaris uitgaat. Tegen de door het Gerecht vastgestelde vaste lasten van de vader van Afl. 4.972,- per maand zijn geen bezwaren aangevoerd. Rekening houdend met die vaste lasten wordt de beschikbare draagkracht van de vader vastgesteld op (Afl.5.957,53-Afl. 4.972=) Afl. 985,53 per maand.
2.19
Op grond van het voorgaande is het Hof van oordeel dat de draagkracht van de vader voldoende is om Afl. 725,- per maand te kunnen betalen.
Slotsom
2.2
De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.21
Nu de moeder in eerste aanleg in het gelijk is gesteld behoeft zij ingevolge art. 880 lid 2 Rv geen nadere toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen.
BESLISSING:
Het Hof:
verstaat dat de moeder in hoger beroep kosteloos kan procederen;
bevestigt de bestreden beschikking.
Aldus gegeven door mrs. E.A. Saleh, C.G. ter Veer en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba op 6 februari 2024 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.