In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot zekerheidsstelling van proceskosten door de appellant, die in deze procedure wordt aangeduid als [appellant]. De appellant, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. L.F.F.M. Drissen en H.N. Kirpalani, heeft een akte ingediend waarin hij stelt dat hij regelmatig in Curaçao verblijft en de Amerikaanse nationaliteit heeft. Hij beroept zich op het Vriendschapsverdrag tussen de Verenigde Staten en Nederland, dat volgens hem het eisen van zekerheid voor proceskosten verbiedt. De geïntimeerde, Caribbean Medical University (CMU) B.V., vertegenwoordigd door mr. R.E.F.A. Bijkerk, heeft erkend dat het verdrag in de weg staat aan het eisen van zekerheidsstelling en heeft het verzoek ingetrokken. Het Hof heeft CMU veroordeeld in de extra proceskosten die zijn gemaakt in verband met dit verzoek.
Daarnaast heeft het Hof zich gebogen over het verschuldigde griffierecht. De griffier had eerder bepaald dat de appellant NAf 15.000 verschuldigd was, maar na argumentatie van de appellant heeft het Hof besloten dat hij in hoger beroep slechts NAf 100 aan griffierecht verschuldigd is. Het teveel betaalde griffierecht van NAf 14.900 zal aan de appellant worden terugbetaald. Het Hof heeft een mondelinge behandeling gepland op 8 juli 2025, waarbij partijen in persoon en met hun gemachtigden aanwezig moeten zijn. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting in Curaçao.