ECLI:NL:OGHACMB:2025:116

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
CUR2023H00002
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschillen tussen een gepensioneerde ex-bestuurder en een vennootschap over bestuurdersaansprakelijkheid en dwaling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een gepensioneerde ex-bestuurder van een assurantiebemiddelingsbedrijf, [appellant], en de vennootschap Seguros Muskus N.V. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 27 mei 2025 een eindvonnis gewezen in hoger beroep. De zaak betreft financiële geschillen die zijn ontstaan na het beëindigen van het bestuurderschap van [appellant] per 30 september 2014. In een eerder tussenvonnis van 27 augustus 2024 werd de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling. Het Hof heeft in het eindvonnis geoordeeld dat Seguros Muskus onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over bestuurdersaansprakelijkheid en dwaling. Het Hof heeft de vorderingen van [appellant] toegewezen, waarbij Seguros Muskus werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van Cg 162.777,56, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd Seguros Muskus veroordeeld om de overeenkomst van 26 september 2014 na te komen. De kosten van het geding in zowel eerste aanleg als hoger beroep werden ook aan Seguros Muskus opgelegd. Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de vorderingen van Seguros Muskus afgewezen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202002108 – CUR2023H00002
Uitspraak: 27 mei 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen
de naamloze vennootschap
SEGUROS MUSKUS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en K.A. Doekhi.
Partijen worden hierna [appellant] en Seguros Muskus genoemd.

1.De zaak in het kort

Een assurantiebemiddelingsbedrijf heeft financiële geschillen met haar gepensioneerde ex-bestuurder. In dit hoger beroep heeft het Hof een tussenvonnis gewezen voor nader partijdebat. Nu wijst het Hof een eindvonnis.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij vonnis van 27 augustus 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:162 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling.
2.2
Op 3 december 2024 heeft Segurus Muskus een akte met producties ingediend. Op de rol van 18 februari 2025 heeft de gemachtigde van [appellant] verklaard dat [appellant] ervan afziet een antwoordakte in te dienen.
2.3
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
3.
De verdere beoordeling
3.1
Het Hof zal hierna zo veel mogelijk de volgorde aanhouden die het ook in het tussenvonnis heeft aangehouden.
3.2
In rov. 3.9 van het tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat het uit het partijdebat afleidt dat [appellant] tot 30 september 2014 statutair bestuurder van Seguros Muskus was. In haar akte na tussenvonnis heeft Seguros Muskus gesteld dat het bestuurderschap van [appellant] per 26 september 2014 is beëindigd, nadat het aandeelhoudersbesluit was genomen. Het Hof wijst erop dat de passage die Seguros Muskus onder 5 van haar akte na tussenvonnis citeert, de datum 30 september 2016 en een periode van twee jaar noemt. Dat biedt steun aan de door het Hof genoemde datum 30 september 2014. Voor de beoordeling van de zaak maken die vier dagen geen verschil. Seguros Muskus betwist niet dat [appellant] statutair bestuurder van Seguros Muskus was toen het aandeelhoudersbesluit (geldig of niet) genomen werd. Zij betwist ook niet dat, zoals in 3.1.6 van het tussenvonnis staat, [appellant] zijn werkzaamheden voor Seguros Muskus heeft beëindigd in september 2016.
3.3
In rov. 3.10 van het tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat Seguros Muskus het bestaan van de door [appellant] gestelde mondelinge overeenkomst heeft betwist, maar dat die betwisting onvoldoende onderbouwd is. Hetzelfde geldt volgens die overweging voor de door [appellant] gestelde inhoud van de mondelinge overeenkomst. Het zou in strijd met de eisen van een goede procesorde zijn als het Hof de bij akte na tussenvonnis gedane (nadere) betwistingen van het bestaan en de inhoud van de mondelinge overeenkomst nog zou onderzoeken. Het Hof blijft dus bij zijn overweging.
3.4
In rov. 3.11 van het tussenvonnis heeft het Hof een overweging gegeven over het beroep op dwaling. Hierop gaat het Hof hierna nader in (rov. 3.10 van dit eindvonnis).
3.5
In rov. 3.12 van het tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat voor de beoordeling van de vorderingen in deze zaak niet van belang is of het aandeelhoudersbesluit nietig is. Het Hof blijft daarbij. Daarom gaat het Hof niet in op het verzoek van Seguros Muskus om alsnog te beoordelen of het aandeelhoudersbesluit nietig is.
3.6
In rov. 3.14 van het tussenvonnis heeft het Hof overwogen:
- dat er een tegenstrijdig belang was,
- dat [appellant] daarom de algemene vergadering aandeelhouders op de hoogte moest stellen,
- dat hij dat heeft gedaan, en
- dat de statuten hem niet uitdrukkelijk verplichtten om meer te doen.
Ook bij deze overwegingen blijft het Hof. Anders dan Seguros Muskus heeft aangevoerd, impliceert een ‘tegenstrijdig belang’ geen ‘belet’. Van ‘belet’ is sprake als de bestuurder tijdelijk niet in staat is om zijn of haar functie uit te oefenen. Een tegenstrijdig belang stelt de bestuurder niet buiten staat om de functie uit te oefenen, maar kan bepaalde verplichtingen voor de bestuurder meebrengen bij het uitoefenen van de functie.
3.7
In rov. 3.17-3.18 van het tussenvonnis is het Hof ingegaan op de rol van [opvolger]. In de akte na tussenvonnis heeft Seguros Muskus betoogd dat de rol van [opvolger] niet van belang is, omdat hij geen procespartij is. Zijn rol is echter wel van belang. [opvolger] is immers de opvolger van [appellant] als ultimate beneficial owner van Seguros Muskus en dit is in 2014 ook zo beoogd (zie rov. 3.9 van het tussenvonnis). Wetenschap die [opvolger] ten tijde van de mondelinge overeenkomst had of had behoren te hebben, geldt in ieder geval vanaf het moment waarop [opvolger] de hoedanigheid van ultimate beneficial owner verkreeg, als wetenschap die Seguros Muskus had of had behoren te hebben. In elk geval is niets aangevoerd om anders aan te nemen. Als [opvolger] onderzoek had behoren te doen dat tot bepaalde wetenschap zou hebben geleid, brengt dat mee dat [opvolger] die wetenschap had behoren te hebben en dus dat ook Seguros Muskus die wetenschap had behoren te hebben, in ieder geval vanaf het moment waarop [opvolger] de hoedanigheid van ultimate beneficial owner verkreeg. Indien [appellant] bij de totstandkoming van de mondelinge overeenkomst ervan mocht uitgaan dat [opvolger] bepaalde wetenschap had en/of een bepaalde onderzoeksplicht had, kan dat bijdragen aan het oordeel dat [appellant] geen ernstig verwijt treft.
3.8
In rov. 3.19 van het tussenvonnis heeft het Hof een overweging gegeven over de financiën van Seguros Muskus. Naar aanleiding daarvan heeft Seguros Muskus een rapport van Finsight van 28 november 2024 in het geding gebracht over haar financiële prestaties in de periode 2014-2019. In dit rapport staat:
- dat er problemen waren met de invordering van debiteuren,
- dat er in de periode 2014- 2019 als gevolg daarvan afschrijvingen hebben moeten plaatsvinden, en
- dat er in 2018 personeel moest worden ontslagen.
Zonder nadere toelichting is dit echter onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat aan [appellant] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het beleid dat hij tot 2014 heeft gevoerd. Er kan ook niet zonder meer uit worden afgeleid dat de pensioenregeling die [appellant] bedongen had, gelet op de financiële situatie en vooruitzichten van Seguros Muskus, als dermate onverantwoord moet worden beschouwd dat dit een persoonlijk ernstig verwijt oplevert.
Bovendien is Seguros Muskus niet ingegaan op de vragen van het Hof:
- ( in rov. 3.18 van het tussenvonnis) welke informatie [appellant] aan [opvolger] heeft verschaft en in hoeverre [opvolger] redelijkerwijs mocht aannemen dat die informatie juist en volledig was, en
(in rov. 3.19 van het tussenvonnis) wat [opvolger] van de financiële situatie wist, hoe de financiële vooruitzichten waren, wat [appellant] daarvan wist of had behoren te weten en wat [opvolger] daarvan wist of had behoren te onderzoeken.
Dat heeft zij ook niet subsidiair gedaan voor het geval het Hof haar standpunt zou verwerpen dat de rol van [opvolger] niet van belang is.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat [appellant] [opvolger] onvoldoende heeft ingelicht over de financiële situatie van het bedrijf. Daarom heeft Seguros Muskus onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat aan [appellant] een ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de informatieverschaffing aan [opvolger].
Op grond van het voorgaande dient het beroep op bestuurdersaansprakelijkheid te worden verworpen.
3.9
In rov. 3.19 van het tussenvonnis heeft het Hof Seguros Muskus in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de fiscale schade. Naar aanleiding daarvan heeft Seguros Muskus een schriftelijke verklaring van haar belastingadviseur in het geding gebracht, met bijlagen. De vordering tot vergoeding van fiscale schade is echter gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid. Nu geen bestuurdersaansprakelijkheid wordt aangenomen, kan de vordering niet worden toegewezen en kan een onderzoek naar de fiscale schade achterwege blijven.
3.1
Ten aanzien van het beroep op dwaling overweegt het hof als volgt. In beginsel brengt de aard van de functie van bestuurder van een rechtspersoon mee dat zijn wetenschap in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Dit kan echter onder bijzondere omstandigheden anders zijn (HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1413). Het Hof heeft in rov. 3.11 van het tussenvonnis overwogen dat [appellant] ten tijde van de mondelinge overeenkomst statutair bestuurder van Seguros Muskus was en dat zijn wetenschap van destijds dus ook geldt als wetenschap van Seguros Muskus in die tijd. In dit eindvonnis heeft het Hof geoordeeld dat Seguros Muskus onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat aan Gosh een ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de informatie die hij aan [opvolger] heeft verschaft. Gelet op een en ander kan de enkele gestelde omstandigheid dat “Seguros Muskus de dwaling later ontdekt” (waarmee kennelijk bedoeld is te stellen dat [opvolger] de dwaling later heeft ontdekt) niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die aan toerekening van de kennis van Gosh aan Seguros Muskus in de weg staat. Het Hof blijft dus bij zijn oordeel dat het beroep op dwaling faalt.
3.11
In rov. 3.20 van het tussenvonnis heeft het Hof Seguros Muskus in de gelegenheid gesteld haar stellingen nader te specificeren en zich uit te laten over de bewijsmogelijkheden. Naar aanleiding daarvan heeft zij een nader bewijsaanbod gedaan en drie mogelijke getuigen genoemd. Gelet op voorgaande oordelen hangt het oordeel van het Hof niet af van bewijslevering. Daarom passeert het Hof het nadere bewijsaanbod.
3.12 [
[appellant] heeft zijn vordering tot betaling gespecificeerd in de brief van zijn gemachtigde van 11 juni 2020 (productie 6 bij inleidend verzoekschrift) en die specificatie herhaald in het lichaam van het inleidend verzoekschrift. Tegenover die specificatie is de betwisting door Seguros Muskus van de hoogte van de vordering (conclusie van antwoord onder 37) onvoldoende gespecificeerd. Hierbij is van belang dat het gaat om posten waarvan Seguros Muskus de hoogte eenvoudig kan controleren. Het Hof gaat daarom aan die betwisting voorbij.
3.13
Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [appellant] moeten worden toegewezen, zij het met inachtneming van het volgende. De wettelijke rente gaat niet in op de datum van ingebrekestelling, maar op de datum van verzuim. De brief van de toenmalige gemachtigde van [appellant] van 11 juni 2020 vermeldt dat de wettelijke rente ingaat op 12 juni 2020. Die ene dag is geen redelijke termijn voor nakoming als bedoeld in art. 6:82 lid 1 BW. [appellant] heeft onvoldoende toegelicht dat, waarom en wanneer het verzuim volgens hem eerder is ingegaan. Het Hof zal de wettelijke rente daarom toewijzen vanaf 20 juli 2020, de dag van indiening van het inleidende verzoekschrift.
De vordering tot betaling van incassokosten zal worden afgewezen, omdat onvoldoende is toegelicht dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt.
Het Hof ziet geen aanleiding om aan het door [appellant] gevorderde bevel tot nakoming dwangsommen te verbinden.
3.14
Het voorgaande brengt verder mee dat de vorderingen van Seguros Muskus moeten worden afgewezen.
3.15
Seguros Muskus heeft naar aanleiding van rov. 3.21 van het tussenvonnis het Hof verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling om de mogelijkheid van een minnelijke regeling verder te onderzoeken. [appellant] heeft afgezien van het nemen van een antwoordakte. Gelet op dat laatste en op voorgaande oordelen zal het Hof geen nieuwe mondelinge behandeling gelasten. Uiteraard kunnen partijen ook na kennisneming van dit vonnis trachten hun geschil alsnog in der minne te regelen.
3.16
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. Seguros Muskus zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Seguros Muskus om Cg 162.777,56 aan [appellant] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2020 tot aan de dag van de voldoening;
beveelt Seguros Muskus om de overeenkomst van 26 september 2014 verder na te komen en te blijven nakomen;
veroordeelt Seguros Muskus in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] gevallen en begroot op Cg 1.910,50 aan verschotten en Cg 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde; met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Seguros Muskus in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] gevallen en tot op heden begroot op Cg 14.123,14 aan verschotten en Cg 10.500,00 aan salaris voor de gemachtigde, met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag tot aan de dag van de voldoening;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.