ECLI:NL:OGHACMB:2025:126

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
AUA2022H00188
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldlening en overkreditering tussen [Appellante] en ISLAND FINANCE ARUBA N.V.

In deze zaak heeft [Appellante] een geldlening afgesloten bij ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (IFA) en is er een geschil ontstaan over de terugbetaling van het geleende bedrag, inclusief rente en kosten. IFA heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, die grotendeels is toegewezen door het Gerecht. Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan, waarbij de centrale vraag is of er sprake is van overkreditering door IFA. Het Hof heeft in zijn tussenvonnis geoordeeld dat IFA mogelijk in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht om te waken tegen overkreditering. Tijdens de procedure heeft IFA betoogd dat zij voldoende onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van [Appellante] en dat er geen sprake was van onverantwoorde kredietverstrekking. Het Hof heeft echter vastgesteld dat IFA niet volledig op de hoogte was van de reële financiële situatie van [Appellante], wat heeft geleid tot een overschrijding van de verantwoordelijke 'debt ratio'. Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat IFA in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht en heeft de schadeberekening van [Appellante] verworpen, terwijl het de schadeberekening van IFA wel heeft geaccepteerd. Het Hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en [Appellante] veroordeeld tot betaling van Afl. 1.009,03 aan IFA, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2025
UITSPRAAK: 10 juni 2025
ZAAKNR: AUA202102426 – AUA2022H00188
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonend in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde,
thans appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
in hoger beroep gemachtigde: mr. R.L.F. Dijkhoff,
-tegen-
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres,
thans geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. M.E.D. Brown en E.H.J. Martis.
Partijen worden hierna (ook) aangeduid als [Appellante] en IFA.

1.De zaak in het kort

[Appellante] heeft geld geleend van IFA. In dit geding heeft IFA terugbetaling van het uitgeleende geld gevorderd, met rente, boeterente en kosten. Het Gerecht heeft de vordering grotendeels toegewezen. Beide partijen zijn in hoger beroep gekomen. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of sprake is van overkreditering.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Voor het procesverloop tot 30 juli 2024 verwijst het Hof naar zijn tussenvonnis van die datum (hierna: het tussenvonnis). Op de rol van 1 oktober 2024 heeft IFA een akte genomen, waarna [Appellante] op de rolzitting van 19 november 2024 een antwoordakte, met producties, heeft genomen.
2.2
Op de rol van 4 februari 2025 heeft IFA een akte uitlating producties genomen.
2.3
Uitspraak is nader bepaald op heden.

3.De verdere beoordeling

3.1
Het Hof slaat geen acht op de talrijke e-mails die [Appellante] zelf, dus zonder tussenkomst van haar gemachtigde, buiten de onder 2.1 genoemde roldata, aan het Hof heeft gestuurd. Voor andere dan de door het Hof bij zijn tussenvonnis toegestane proceshandelingen, door iemand anders dan de gemachtigde (zijnde dominus litis), is geen plaats.
3.2
Bij het tussenvonnis heeft het Hof voorshands geoordeeld dat IFA heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht om te waken tegen overkreditering, en IFA in de gelegenheid gesteld haar zienswijze daaromtrent naar voren te brengen.
3.3
Uit de akte van IFA wordt duidelijk dat, anders dan het Hof in rov. 3.11 van het tussenvonnis heeft overwogen, [Appellante] alleen bij de aflossing van de vijfde lening in verzuim kwam en dat de eerste vier leningen (nagenoeg) conform de afspraken en het gestelde schema werden afgelost. In zoverre komt het Hof terug van zijn overwegingen in het tussenvonnis.
3.4
In haar akte heeft IFA verder betoogd dat er bij de verstrekking van de leningen aan [Appellante] geen sprake was van onverantwoorde kredietverstrekking c.q. overkreditering. Hiertoe heeft zij, ondersteund met producties, gesteld dat zij voor het aangaan van de respectieve leningen steeds onder meer:
  • in een persoonlijk gesprek heeft gevraagd naar de reden van de leningsaanvraag, de financiële positie en de inkomensbron(nen);
  • twee loonstroken, een referentiebrief van de werkgever en een kwitantie van nutsuitgaven heeft opgevraagd;
  • navraag heeft gedaan bij andere kredietinstellingen of er mogelijk andere leningen of financiële verplichtingen zijn waarover [Appellante] niet had verteld;
  • zich bij de beoordeling van de aldus ingewonnen gegevens aan haar interne richtlijnen heeft gehouden en de “debt ratio” (d.i. de percentuele verhouding van inkomsten en lasten) heeft berekend, waarbij een maximum van 55% is gehanteerd.
3.5 [
Appellante] voldeed telkens ruimschoots aan deze normen en er was zodoende geen reden voor enige ongerustheid of vrees voor onverantwoorde kredietverstrekking, aldus IFA.
3.6
Het Hof oordeelt als volgt. Het door IFA gepleegde onderzoek doet er niet aan af dat zij geen volledig zicht had op de reële financiële situatie van [Appellante]. Die situatie blijkt wel uit de overgelegde bankafschriften. Hieruit blijkt onder meer dat [Appellante] bovenop de bij IFA bekende financiële verplichtingen creditcardschulden afloste van bedragen van ongeveer Afl. 150,- en hoger per maand, een studielening afloste van Afl. 253,- per maand, een autoverzekering betaalde van ongeveer Afl. 150,- per maand en nog meer, kennelijk informele leningen diende af te lossen.
3.7
De zorgplicht om te waken tegen overkreditering houdt ook een doorvraagplicht in. Dat kan de verplichting inhouden om met de antwoorden van de aanvrager van een lening – die immers die lening wil krijgen – niet altijd genoegen te nemen en meer gegevens in te winnen. Met het beschikken over bankafschriften had IFA een veel completer beeld gekregen van de reële financiële situatie van [Appellante]. Indien IFA die informatie had ingewonnen, was haar duidelijk geworden dat in het geval van [Appellante] de reële “debt ratio” een verantwoord percentage had overschreden. De stelling dat [Appellante] IFA niet volledig heeft ingelicht en IFA’s vragen niet naar waarheid heeft beantwoord, doet daaraan niet af.
3.8
Op grond van het voorgaande handhaaft het Hof zijn oordeel dat IFA voor wat betreft (in ieder geval) de laatste kredietverstrekking heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht om te waken tegen overkreditering, dat hiermee dus definitief is.
3.9
Zoals al overwogen in het tussenvonnis, is thans de vraag aan de orde wat de schade is van het in strijd met haar zorgplicht niet waarschuwen en beschermen van [Appellante] tegen de laatste kredietverstrekking. Ook op dit punt heeft Hof bij het tussenvonnis partijen in de gelegenheid gesteld om bij akte hun schadeberekening aan te dragen.
3.1
De door [Appellante] bij haar akte ingebrachte schadeberekening kan het Hof niet volgen. De grondslagen daarvan zijn geheel ondoorzichtig. Het Hof vermoedt, althans daar lijkt het enigszins op, dat [Appellante] er van uit gaat dat alles wat door haar is betaald dat de geleende bedragen te boven gaat, onverschuldigd is betaald en als schade valt aan te merken. Dat is geen geschikte basis voor een schadeberekening, nog afgezien van het feit dat er nu eenmaal kosten aan het lenen van geld zijn verbonden en [Appellante] deze met IFA is overeengekomen.
3.11
De door IFA naar voren gebrachte schadeberekening, waarbij de vijfde/laatste lening als het ware wordt weggedacht en de daarop door [Appellante] betaalde en door middel van deze procedure op haar verhaalde aflossingen worden gealloceerd bij de vierde lening tegen een APR van 27% dan wel (na 19 juli 2023/maturity date) een wettelijke rente van 3%, acht het Hof wel een schadeberekening die in overeenstemming is met de aard van de schade. Het Hof zal deze bij de begroting van de schade tot uitgangspunt nemen, met dien verstande dat de optelling van de juridische kosten ad Afl. 7.189,89 zal worden gematigd tot de helft daarvan, omdat het Hof van oordeel is dat IFA die voor de helft voor eigen rekening moet nemen. Aldus komt het Hof na aftrek van de schade van [Appellante] er op uit dat zij nog slechts Afl. 1.009,03 aan IFA zal hoeven te betalen. De herberekening van hetgeen [Appellante] thans nog schuldig is uit de vierde lening, nu herfinanciering door de vijfde/laatste lening is weggevallen, komt namelijk uit op Afl. 4.603,98 (zie prod. 8 bij de akte van IFA). Daarop is in mindering gebracht Afl. 3.594,95 (zijnde de helft van de juridische kosten).
3.12
Uit het bovenstaande volgt dat het principaal hoger beroep gedeeltelijk slaagt en dat het incidenteel hoger beroep faalt. Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd.
3.13
De slotsom luidt dat het betreden vonnis zal worden vernietigd en dat [Appellante] zal worden veroordeeld om Afl. 1.009,03 aan IFA te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis en doet opnieuw recht, als volgt:
veroordeelt [Appellante] tot betaling aan IFA van Afl. 1.009,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, E.A. Saleh en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba op 10 juni 2025 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.