ECLI:NL:OGHACMB:2025:147

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AUA2024H00365
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om internationale bescherming en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De minister van Arbeid, Energie en Integratie heeft dit verzoek op 22 september 2023 afgewezen. Appellant heeft op 30 oktober 2023 bezwaar aangetekend, maar het Gerecht in eerste aanleg heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op 21 augustus 2024, omdat het bezwaar naar een verkeerd e-mailadres zou zijn verzonden. Appellant heeft echter aangetoond dat hij het bezwaarschrift zowel naar het verkeerde als naar het juiste e-mailadres heeft gestuurd. Het Hof heeft geoordeeld dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen bezwaarschrift was ingediend, waardoor de beslistermijn niet was gaan lopen. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de minister opgedragen om binnen twaalf weken een reële beschikking op bezwaar te nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

Uitspraak

AUA2024H00365
Datum uitspraak: 25 juni 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 21 augustus 2024 in zaak nr. AUA202400516, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Arbeid, Energie en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 22 september 2023 heeft de minister het verzoek om internationale bescherming van appellant afgewezen.
Op 30 oktober 2023 heeft appellant daartegen bezwaar ingesteld.
Op 23 februari 2024 heeft appellant beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op zijn bezwaar (hierna: de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar).
Bij uitspraak van 21 augustus 2024 heeft het Gerecht dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft een behandeling op een zitting achterwege gelaten met toestemming van partijen.

Overwegingen

Uitspraak van het Gerecht

1. Het Gerecht heeft overwogen dat appellant zijn bezwaarschrift naar een verkeerd e-mailadres, te weten BID@aruba.gov.aw, heeft verzonden. Volgens het Gerecht was de gemachtigde van appellant op de hoogte dat bezwaarschriften niet kunnen worden ingediend bij dat e-mailadres en hij zijn bezwaar schriftelijk kon indienen ten kantore van DIMAS of door te mailen naar het e-mailadres bezwaar-asiel@dimasaruba.aw. Omdat Bureau Interne Diensten (BID) niet verplicht is een foutief ingediend (elektronisch) bezwaarschrift door te zenden, moet het er voor worden gehouden dat er geen bezwaarschrift is ingediend zodat geen termijn is gaan lopen om op het bezwaar te beslissen en de minister niet te laat heeft beslist. Het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar is niet-ontvankelijk, aldus het Gerecht.

Beoordeling hoger beroep

2. Appellant betoogt terecht dat het Gerecht eraan voorbij is gegaan dat hij het bezwaarschrift van 30 oktober 2023 zowel per e-mail naar het BID, als naar DIMAS heeft verzonden. Appellant wijst erop dat op de aanbiedingsbrief van het bezwaarschrift is vermeld “To; Bezwaar-Asiel;BID@aruba.gov.aw.” Omdat hieruit niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het bezwaarschrift is verzonden naar het juiste e-mailadres van DIMAS, had het Gerecht appellant in de gelegenheid moeten stellen aan te tonen dat hij het bezwaar inderdaad per e-mail heeft verzonden naar het e-mailadres “bezwaar-asiel@dimasaruba.aw”. Het Gerecht heeft dat nagelaten.
2.1.
Het Hof heeft appellant alsnog in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het bezwaar van 30 oktober 2023 naar het juiste e-mailadres van DIMAS is verzonden. Uit de reactie van appellant volgt dat hij op 30 oktober 2023 het bezwaarschrift per e-mail heeft verstuurd naar het e-mailadres bezwaar-asiel@dimasaruba.aw. Bovendien heeft hij een brief van DIMAS van 11 juli 2024 overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat DIMAS het bezwaarschrift op 30 oktober 2023 heeft ontvangen. Appellant betoogt gelet op het voorgaande terecht dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen bezwaar heeft ingediend waardoor er geen beslistermijn is begonnen en het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar niet-ontvankelijk is. Het betoog slaagt.
Tussenconclusie
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt vernietigd. Het Hof beoordeelt het beroep met toepassing van artikel 53d, derde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar). Daarbij bespreekt zij alleen beroepsgronden waarover het Gerecht nog geen oordeel heeft gegeven en beroepsgronden waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist.
Beoordeling beroep
4. Het Hof stelt vast dat appellant op 30 oktober 2023 door middel van een e-mailbericht een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden heeft ingediend. Niet gebleken is dat de minister appellant met toepassing van artikel 14, eerste lid, van de Lar in de gelegenheid heeft gesteld enig verzuim in het bezwaarschrift te herstellen. Het bezwaarschrift is ook niet met toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Lar niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft gelet op artikel 15 van de Lar tot gevolg dat het bezwaarschrift binnen twee weken na ontvangst daarvan in handen van de bezwaaradviescommissie had moeten worden gesteld, waarna er binnen de in artikel 20 van de Lar gestelde termijn op het bezwaarschrift had moeten worden beslist. Omdat de minister binnen die termijn niet op het bezwaarschrift heeft beslist, stond op grond van artikel 23, tweede lid, van de Lar de mogelijkheid open om beroep in te stellen tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar. Appellant heeft dat tijdig gedaan en betoogt terecht dat deze beschikking niet is gemotiveerd en daarom niet in stand kan blijven. Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is kennelijk gegrond. De fictieve afwijzende beschikking op bezwaar wordt vernietigd. De minister moet binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een reële beschikking op bezwaar nemen. De minister moet de proceskosten vergoeden. Daarbij past het Hof een wegingsfactor van 0,25 toe.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 21 augustus 2024 in zaak nr. AUA202400516;
verklaarthet beroep kennelijk
gegrond;
vernietigtde fictieve afwijzende beschikking op bezwaar van de minister van Arbeid, Energie en Integratie;
veroordeeltde minister van Arbeid, Energie en Integratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
gelastdat de minister van Arbeid, Energie en Integratie aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.