ECLI:NL:OGHACMB:2025:149

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
HAR 96/24
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking over verzoek tot overplaatsing van gedetineerde voor noodzakelijke psychiatrische en medische behandeling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 juni 2025 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot overplaatsing van een gedetineerde in Sint Maarten. De verzoeker, die in 2023 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar en 9 maanden voor gekwalificeerde doodslag en vuurwapenbezit, heeft dringend psychiatrische behandeling nodig. Het Hof heeft vastgesteld dat de verzoeker in Sint Maarten niet op passende wijze toegang heeft tot de noodzakelijke zorg, wat in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Hof heeft de medeverantwoordelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden benadrukt om verdere mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het Openbaar Ministerie is bevolen om uiterlijk op 29 augustus 2025 een gemotiveerde beslissing van de bevoegde Nederlandse autoriteiten over te leggen met betrekking tot het verzoek tot tijdelijke overplaatsing van de verzoeker. De zaak is aangehouden tot de volgende raadkamerzitting op 2 september 2025.

Uitspraak

Zaaknummer: HAR 96/24
Uitspraak: 30 juni 2025
Tussenbeschikking, gegeven op het verzoek ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Pointe Blanche in Sint Maarten.
hierna: de verzoeker.

1.Het verloop van de procedure en wat daaraan vooraf is gegaan

1.1.
Bij vonnis van het Hof van 6 maart 2023 is de verzoeker veroordeeld voor een gekwalificeerde doodslag en vuurwapenbezit tot een gevangenisstraf van 14 jaar en 9 maanden. Tegen dit vonnis heeft de verzoeker cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep bij arrest van 26 maart 2024 verworpen. Het Hof-vonnis van 6 maart 2023 is derhalve onherroepelijk. De verzoeker verblijft in detentie in de gevangenis van Sint Maarten uit hoofde van de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf.
1.2.
In het vonnis van 6 maart 2023 heeft het Hof onder meer overwogen dat de verzoeker dringend behandeling nodig heeft in verband met psychische problematiek en dat het er naar uitziet dat de aangewezen behandeling niet of nauwelijks in de strafgevangenis in Sint Maarten mogelijk is. Dit is destijds door de procureur-generaal bevestigd en is thans nog steeds het geval.
Het Hof zal hier in deze beschikking nader op ingaan.
1.3.
Op 23 november 2024 heeft de advocaat van de verzoeker, mr. S.R. Bommel, ter griffie van het Hof een verzoekschrift ex artikel 43 Sv ingediend. Het verzoekschrift strekt ertoe het land Sint Maarten, althans de Minister van Justitie en/of het Openbaar Ministerie, te bevelen de verzoeker per direct over te plaatsen naar een detentiefaciliteit binnen het Koninkrijk waar hij de noodzakelijke psychiatrische behandeling en medische behandeling aan zijn ogen kan ondergaan, op straffe van een dwangsom van NAf. 5.000,- per uur of gedeelte van een uur gedurende welke het land Sint Maarten weigert aan het bevel te voldoen. Subsidiair wordt verzocht te bevelen dat de verzoeker onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld indien wordt geweigerd tot overplaatsing over te gaan.
1.4.
De eerste behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden in raadkamer van het Hof in Curaçao op 17 december 2024. Via een directe beeld- en geluidverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten zijn verschenen en gehoord de verzoeker, zijn advocaat en de procureur-generaal, mr. R-J. Boswijk.
Tijdens de behandeling heeft de procureur-generaal naar voren gebracht dat het verzoek tot overplaatsing aan Nederland pas in behandeling kan worden genomen nadat een concreet behandelplan is opgesteld. De psychiater dr. Heijtel zal de verzoeker in december bezoeken in de gevangenis van Sint Maarten en een aanvullend rapport opmaken, aldus de procureur-generaal.
Het Hof heeft de behandeling van het verzoekschrift aangehouden tot de raadkamerzitting van 1 april 2025, in afwachting van het aanvullende rapport van dr. Heijtel en een eventuele reactie daarop vanuit Bonaire of Nederland.
1.5.
Bij e-mail van 25 maart 2025 heeft de procureur-generaal het Hof en de advocaat het aanvullende rapport van dr. Heijtel van januari 2025 toegezonden. In zijn rapport beschrijft dr. Heijtel dat het volgens hem nog steeds een goed idee is om de verzoeker voor een periode (bijvoorbeeld een jaar) over te plaatsen naar Bonaire. Hij heeft contact gehad met de psycholoog van Bonaire en die heeft aangegeven dat het mogelijk moet zijn.
1.6.
Bij e-mail van 31 maart 2025 heeft de procureur-generaal het Hof en de advocaat medegedeeld dat hij bericht vanuit Nederland heeft ontvangen dat er nog geen beslissing kan worden genomen op het verzoek tot tijdelijke overplaatsing. Volgens de directeur van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN) op Bonaire is daarvoor eerst een resocialisatieplan van Sint Maarten vereist. De procureur-generaal heeft aangekondigd dat hij het Hof ter zitting van 1 april 2025 zal verzoeken de behandeling van het verzoekschrift met drie maanden aan te houden, teneinde Sint Maarten de gelegenheid te geven dit plan op te stellen. De advocaat heeft zich hiertegen niet verzet.
1.7.
De behandeling van het verzoekschrift is op 1 april 2025 hervat in raadkamer van het Hof in Curaçao. Via een directe beeld- en geluidverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten is de procureur-generaal verschenen en gehoord. De verzoeker en de advocaat zijn niet verschenen.
Tijdens de behandeling heeft de procureur-generaal toegelicht dat er een plan moet worden opgesteld waaruit blijkt wanneer en hoe de behandeling van de verzoeker op Bonaire kan plaatsvinden. Dr. Heijtel is verzocht een aanvullend rapport op te stellen over de wijze van behandeling en de verwachte duur daarvan. Tevens dient een plan voor nazorg te worden opgesteld en moet worden beoordeeld of Sint Maarten daarin kan voorzien. De verwachting is dat deze stukken binnen enkele weken beschikbaar zijn. Pas daarna kan Nederland een beslissing nemen op het overplaatsingsverzoek.
Het Hof heeft de behandeling van het verzoekschrift aangehouden tot de raadkamerzitting van 17 juni 2025.
1.8.
Bij e-mail van 16 juni 2025 heeft de procureur-generaal naar het Hof en de advocaat een nader rapport van dr. Heijtel van 13 juni 2025 gestuurd. In dit rapport geeft dr. Heijtel (mede onder verwijzing naar zijn eerdere rapport van september 2022) aan dat een gecombineerde psychiatrisch/ psychologische behandeling wordt geadviseerd, dat deze in de strafgevangenis van Sint Maarten niet kan plaatsvinden, doch in de JICN te Bonaire wel. Over het nazorgtraject wordt, eveneens onder verwijzing naar hetgeen hij in zijn rapport van september 2022 had weergegeven, geadviseerd de resocialisatie van de verzoeker te Sint Maarten te laten verlopen via Turning Point, met ondersteuning van de Mental Health Foundation (MHF) en de reclassering. De procureur-generaal heeft daarop aangegeven dat hij dr. Heijtel heeft gevraagd wanneer de behandeling dient aan te vangen, mede gelet op het feit dat de verzoeker pas in 2029 mogelijk voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Omdat nog onduidelijk is wanneer de behandeling zou moeten starten, kan de reclassering momenteel geen plan van aanpak opstellen. De procureur-generaal heeft aangekondigd het Hof ter zitting van 17 juni 2025 opnieuw te verzoeken de behandeling van het verzoekschrift met drie maanden aan te houden, teneinde het Openbaar Ministerie in staat te stellen advies van de reclassering in te winnen. De advocaat heeft zich op dezelfde dag per e-mail tegen aanhouding verzet.
1.9.
De behandeling van het verzoekschrift is op 17 juni 2025 hervat in raadkamer van het Hof in Curaçao. Via een directe beeld- en geluidverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten zijn verschenen en gehoord de verzoeker, zijn advocaat en de procureur-generaal.
Tijdens de behandeling heeft de procureur-generaal, zoals aangekondigd, verzocht de behandeling van het verzoekschrift aan te houden. Hoewel de beslissing op het verzoek tot tijdelijke overplaatsing van de verzoeker naar de JICN op Bonaire langer op zich laat wachten dan aanvankelijk werd verwacht, ziet de procureur-generaal op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat het verzoek zal worden afgewezen. Naar verwachting zullen de Nederlandse autoriteiten binnen drie maanden een beslissing nemen. De advocaat van de verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot aanhouding moet worden afgewezen, nu het al heel lang duidelijk is dat de verzoeker dringend psychiatrische behandeling behoeft, dat daarmee niet langer gewacht kan worden, en dat het resocialisatieplan ook kan worden uitgewerkt gedurende de periode dat de verzoeker op Bonaire wordt behandeld.
Het Hof heeft het onderzoek in raadkamer gesloten en de (tussen-) beschikking nader bepaald op heden.

2.Tussenoordeel

2.1.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof strekt de reikwijdte van artikel 43 Sv zich mede uit over de executiefase van een opgelegde gevangenisstraf. Nu de strafzaak die tot de detentie van de verzoeker heeft geleid, laatstelijk bij het Hof aanhangig is geweest, is ingevolge artikel 43, derde lid, Sv het Hof bevoegd om over dit verzoek te oordelen.
Wat blijkt uit de stukken?
2.2.
Het Hof heeft in het vonnis van 6 maart 2023, dat na verwerping van het cassatieberoep door de Hoge Raad bij arrest van 26 maart 2024 onherroepelijk is geworden, onder meer het volgende overwogen:
“Uit de rapporten volgt dat de verdachte dringend behandeling nodig heeft. Zowel de reclassering als de psychiater zijn van mening dat de verdachte zonder behandeling een gevaar voor de gemeenschap is, zeker als hij zijn bescherming zoekt in wapenbezit, en zij schatten het recidiverisico zonder enige vorm van behandeling dan ook als sterk verhoogd (de psychiater) en hoog (de reclassering) in.
De psychiater heeft in zijn rapport opgenomen dat in een veronderstelde Nederlandse situatie de verdachte zonder meer voor de maatregel van TBS in aanmerking zou zijn gekomen. Nu het wetboek in Sint Maarten niet in de mogelijkheid van TBS voorziet (de bepaling is niet in werking is getreden), is het niet mogelijk om die maatregel te adviseren, laat staan op te leggen.
Het is aldus zonneklaar dat in het belang van beveiliging van de maatschappij niet kan worden voorzien door de oplegging van de maatregel van TBS. Dat laat uiteraard onverlet dat het van groot belang is dat de verdachte wel wordt behandeld. De psychiater heeft in zijn rapport beschreven welke behandelingen en medicatie aangewezen zijn en hij heeft daarbij tevens onderkend dat die aangewezen behandeling in de strafgevangenis in Sint Maarten nauwelijks mogelijk is. De procureur-generaal heeft die vaststelling als juist onderschreven. Aldus ligt de vraag voor hoe met strafoplegging ook het strafdoel speciale preventie toereikend kan worden gediend. De kans is immers groot dat dat strafdoel niet wordt gerealiseerd zolang de verdachte van de nodige behandeling verstoken blijft.
Het Hof onderstreept daarom met grote nadruk dat het even wenselijk als noodzakelijk is dat het Land de juiste voorzieningen treft om uitvoering te kunnen geven aan adequate psychiatrische/psychologische behandeling van de verdachte in de strafgevangenis in Sint Maarten.
Nu het er niet naar uitziet dat die behandeling van de verdachte in de gevangenis in Sint Maarten op een redelijke termijn mogelijk is, dat zulks wel in het belang van zowel de verdachte als de maatschappij lijkt te zijn én uit het rapport van de psychiater volgt dat de directeur van de penitentiaire inrichting te Bonaire (JICN) te Bonaire akkoord is met penitentiaire overplaatsing van de verdachte naar Bonaire, neemt het Hof ook dit onderdeel van het advies van de psychiater over.
Het Hof gaat, gehoord de procureur-generaal ter terechtzitting, ervan uit dat bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf het openbaar ministerie zich daarvoor metterdaad inspant.”
2.3.
Niet ter discussie staat dat de verzoeker dringend psychiatrisch behandeld moet worden. Het Hof heeft dit reeds in zijn vonnis van 6 maart 2023 benadrukt, en de procureur-generaal heeft dit ter zitting in raadkamer in de onderhavige procedure bevestigd. Het een en ander blijkt voorts uit de (aanvullende) rapporten van dr. Heijtel. Evenmin staat ter discussie dat de noodzakelijke behandeling in de gevangenis van Sint Maarten niet beschikbaar is, hetgeen eveneens door de procureur-generaal is erkend.
2.4.
Uit de stukken en de toelichting van de procureur-generaal blijkt dat de JICN op Bonaire wél over de vereiste voorzieningen beschikt om de verzoeker de noodzakelijke behandeling te bieden. De directeur van de JICN heeft bovendien eerder ingestemd met overplaatsing. Het Hof leidt hieruit af dat de JICN de eerst aangewezen plaats lijkt te zijn voor (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in combinatie met de noodzakelijke behandeling.
2.5
Het Hof heeft kennis genomen van een brief van de Minister van Justitie van Sint Maarten aan de verzoeker d.d. 25 oktober 2023, waarin de Minister verzoeker laat weten een verzoek te hebben gericht aan de Minister van Rechtsbescherming in Nederland tot overplaatsing van de verzoeker naar Bonaire teneinde uitvoering te kunnen geven aan het vonnis van het Hof d.d. 6 maart 2023.
2.6.
Ook heeft het Hof kennis genomen van het volgende. Op 22 februari 2024 heeft het Openbaar Ministerie een met stukken onderbouwd verzoek ingediend ex artikel 2, lid 1 sub a van de ‘Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao, en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit op medische gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid' (hierna: ORD2) bij de Nederlandse autoriteiten om de verzoeker over te plaatsen naar een penitentiaire inrichting in Nederland in verband met dringende medische gronden.
Dit verzoek aan de autoriteiten in Nederland d.d. 22 februari 2024 is vergezeld van, onder meer, een brief van de Hoofdofficier van Justitie van Sint Maarten. In die brief is, onder verwijzing naar rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), gewezen op de verplichtingen die volgen uit artikel 3 van het EVRM om gedetineerden naar behoren noodzakelijke medische zorg te bieden en een goede behandeling voor het gediagnostiseerde probleem, en dat Sint Maarten in het onderhavige geval nog niet aan die verplichting kan voldoen aangezien de nodige voorzieningen niet voorhanden zijn.
In de brief van de Hoofdofficier van Justitie staat voorts vermeld dat door capaciteitsproblemen waar de JICN mee kampt, de verzoeker niet zou kunnen worden overgebracht naar Bonaire om daar de noodzakelijke zorg te ontvangen. Met het oog daarop is Nederland verzocht om hulp bij de uitvoering van het vonnis (naar het Hof begrijpt: overplaatsing van de verzoeker naar een andere instelling).
Het Hof constateert dat op dit, met de nodige stukken onderbouwde, verzoek kennelijk (ruim 16 maanden na dato) nog geen (gemotiveerde) beslissing is genomen. Dit is naar het oordeel van het Hof niet in overeenstemming met de ORD2 en gelet op het tijdverloop, lijkt dit te duiden op een (fictieve) afwijzing van het verzoek. Of de JICN thans wel capaciteit heeft, kan het Hof niet overzien.
Uit hetgeen de procureur-generaal naar voren heeft gebracht, leidt het Hof af dat er voorwaarden (lijken te) worden gesteld, die naar het voorlopig oordeel van het Hof, niet goed te rijmen zijn met de bepalingen van de ORD2. Het Hof ziet niet in waarom de verzoeker niet reeds naar een passende instelling kan worden overgebracht opdat de noodzakelijke behandeling kan worden gestart en medische zorg kan worden verleend, waarna vervolgens een plan kan worden opgesteld en uitgewerkt voor het vervolgtraject. Het vervolgtraject kan immers mede afhankelijk zijn van hetgeen uit de behandeling voortvloeit. Daarbij ziet het Hof evenmin goed in wat de toegevoegde waarde is van het vereiste van een uitgewerkt plan zoals kennelijk verzocht, voor de verzoeker die eerst in 2029 – zo heeft het Hof begrepen - vervroegd in vrijheid zal kunnen worden gesteld.
Hoe dan ook constateert het Hof dat Sint Maarten (en het Koninkrijk) zijn verplichtingen ex artikel 3 EVRM niet nakomt (nakomen) en dat er sprake is van onwenselijke stagnatie van de tenuitvoerlegging van het vonnis van het Hof en van het uitblijven van een beslissing op het verzoek ex de ORD2.
2.7.
De verzoeker is sinds 2019 in de gevangenis van Sint Maarten gedetineerd en inmiddels zijn meer dan twee jaren verstreken sinds het vonnis van het Hof en ruim 16 maanden na het indienen van het verzoek ex de ORD2, zonder dat de dringende noodzakelijke psychiatrische behandeling is aangevangen terwijl de verzoeker ook in de tussentijd geen toegang lijkt te hebben tot passende forensische zorg. Daar komt bij dat het gezichtsvermogen van de verzoeker in detentie inmiddels aanzienlijk is verslechterd, terwijl in Sint Maarten slechts beperkte medische voorzieningen beschikbaar zijn om deze problematiek te behandelen.
2.8.
Bij deze stand van zaken is het Hof van oordeel dat – met name gelet op de geestelijke gesteldheid van de verzoeker - het dringend noodzakelijk is dat de verzoeker zo spoedig mogelijk wordt overgeplaatst en dat verdere vertraging leidt tot een situatie die strijd oplevert / zal leveren met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dat het verbod bevat op onmenselijke of vernederende behandeling. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt dat dit verbod mede een positieve verplichting inhoudt voor staten om gedetineerden daadwerkelijke toegang te bieden tot noodzakelijke medische zorg, waaronder psychiatrische behandeling (vgl.
Rooman t. België, EHRM 31 januari 2019, nr. 18052/11, § 141 en § 205; zie ook
Murray t. Nederland, EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10). Naar het oordeel van het Hof schiet(en) Sint Maarten (en het Koninkrijk) ernstig te kort in het tenuitvoerleggen van het vonnis van het Hof en levert de huidige situatie een (dreigende) schending op van artikel 3 van het EVRM.
2.9.
Het Hof is zich ervan bewust dat de verantwoordelijkheid voor het bieden van toegang tot noodzakelijke psychiatrische en medische zorg in beginsel bij het land Sint Maarten ligt. Nu echter vaststaat dat de verzoeker in Sint Maarten niet op passende wijze toegang heeft tot deze zorg en het Land Sint Maarten zijn verplichtingen ex artikel 3 EVRM niet na kan komen, rust naar het oordeel van het Hof op het Koninkrijk der Nederlanden een medeverantwoordelijkheid om een (verdere) mensenrechtenschending te voorkomen. Schending van fundamentele mensenrechten raakt immers het Koninkrijk als geheel.
2.10.
Het Hof gaat ervan uit en dringt er op aan, mede gelet op de erkenning van deze problematiek door de procureur-generaal en de herhaalde toezeggingen ter zitting, dat de bevoegde autoriteiten op zeer korte termijn tot een oplossing zullen komen die recht doet aan de fundamentele rechten van de verzoeker in die zin dat hij op zo kort mogelijke termijn zal worden overgeplaatst naar een instelling binnen het Koninkrijk waar hij de noodzakelijke (psychiatrische en medische) behandeling kan ondergaan.
2.11.
Nu het Hof niet bevoegd is om zelfstandig een overplaatsing te gelasten, zal het Hof het Openbaar Ministerie bevelen om uiterlijk op de hieronder vermelde datum een gemotiveerde beslissing van de bevoegde autoriteiten van Nederland over te leggen met betrekking tot het overplaatsingsverzoek.
Voor een verdergaande beslissing, zoals door de raadsvrouw in het verzoek ex artikel 43Sv bepleit, ziet het Hof thans geen aanleiding. Het Hof houdt iedere verdere beslissing aan.
2.12.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het Hof:
beveelt het Openbaar Ministerie om
uiterlijk op 29 augustus 2025een gemotiveerde beslissing van de bevoegde Nederlandse autoriteiten over te leggen op het verzoek tot tijdelijke overplaatsing van de verzoeker;
gelast het Openbaar Ministerie om met voortvarendheid alles in het werk te stellen om de overplaatsing van de verzoeker naar Bonaire dan wel enige andere passende instelling binnen het Koninkrijk ten behoeve van zijn noodzakelijke psychiatrische (en overige medische) behandeling mogelijk te maken;
heropent de behandeling van het onderzoek in raadkamer en schorst deze voor bepaalde tijd tot
de raadkamerzitting van 2 september 2025 om 14.00 uur;
beveelt de oproeping van de verzoeker tegen de datum en het tijdstip van de nadere raadkamerzitting;
beveelt de kennisgeving van de advocaat tegen de datum en het tijdstip van de nadere raadkamerzitting.
Deze tussenbeschikking is gegeven op 30 juni 2025 in Curaçao door mrs. J.A.W. van ’t Westeinde, W. Foppen en H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E.P. Versluis.