ECLI:NL:OGHACMB:2025:150

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
SXM2023H00105
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg polisvoorwaarden en dekking bij schade door COVID-19 pandemie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellanten] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de vordering van [appellanten] werd afgewezen. De zaak betreft de vraag of de door [appellanten] afgesloten verzekeringen bij Nagico dekking bieden voor de schade die zij hebben geleden door het wegvallen van huurinkomsten als gevolg van de COVID-19 pandemie. Het Gerecht had geoordeeld dat de schade niet onder de dekking viel, omdat er geen sprake was van fysieke schade aan de verzekerde panden. [appellanten] is in hoger beroep gekomen, maar het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht. Het Hof oordeelt dat de polisvoorwaarden vereisen dat er sprake moet zijn van fysieke schade aan de gebouwen om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding. Daarnaast wordt de claim afgewezen op basis van de pandemie-exclusie in de polisvoorwaarden, die schade als gevolg van een besmettelijke ziekte uitsluit. Het Hof concludeert dat de door [appellanten] geclaimde schade niet onder de dekking van de verzekeringen valt en bevestigt de uitspraak van het Gerecht, waarbij [appellanten] ook in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: SXM202200890 – SXM2023H00105
Uitspraak: 17 juni 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
1.
[appellant 1],
wonende in [woonplaats],
2. [
[appellant 2],
wonende in [woonplaats],
3.
GULMOHARS N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg eisers, thans appellanten,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONAL GENERAL INSURANCE CORPORATION (NAGICO) N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
Partijen worden hierna [appellanten] en Nagico genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de vraag of de door [appellanten] bij Nagico afgesloten verzekeringen dekking bieden tegen de door [appellanten geclaimde schade en over de vraag of Nagico de verzekeringen van [appellanten] rechtsgeldig heeft opgezegd. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) heeft de eerste vraag ontkennend beantwoord en de tweede vraag bevestigend beantwoord en op die gronden de vordering van [appellanten] afgewezen.
1.2 [
[appellanten] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Het Hof verwerpt het hoger beroep en bevestigt het vonnis van het Gerecht. Hierna zal worden toegelicht op welke gronden het Hof tot dit oordeel is gekomen.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 14 september 2023 ingekomen akte van appel is [appellanten] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 8 augustus 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht.
2.2
Bij op 25 oktober 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellanten] zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van [appellanten] alsnog zal toewijzen, kosten rechtens in beide instanties.
2.3
Bij op 11 maart 2024 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft Nagico de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep.
2.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft de gemachtigde van [appellanten] pleitnotities ingediend. De gemachtigde van Nagico heeft geen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
Het Hof gaat op grond van wat partijen over en weer hebben gesteld en niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van overgelegde stukken, uit van de volgende feiten.
3.2 [
appellanten] heeft ten behoeve van vier commerciële panden in Front Street en Back Street in Philipsburg verzekeringen afgesloten bij Nagico. Het betreft “
Fire & Extended Perils”-polissen, waarvan er drie zien op onder meer “
loss of rent”.
3.3
In de polisvoorwaarden is onder meer opgenomen:
“10) (…) This insurance may also at any time be terminated at the option of the Company on notice to that effect being given to the Insured, in which case the Company shall be liable to repay a ratable proportion of the premium for the unexpired term from the date of the cancelment.
(…)
18. RENT CLAUSE
The Insurance on rent applies only if (any of) the said building(s) be destroyed by or so damaged by the perils insured against as to be rendered unfit for occupation, and then only for such a proportion of the sum insured on rent as the necessary period of un-occupancy bears to the term of rent insured.
33. PANDEMIC EXCLUSION
This policy excludes and does not cover any loss or loss adjustment expenses arising out of or related to, including, but not limited to interruption or interference with the use of any insured property in consequence of:
a.
Infectious or contagious disease manifested by any person while on the insured premises or within 25 miles of the insured premises.
(…)”
3.4
Sectie 1 van de toepasselijke “
Business Interruption Policy” luidt:
“(…) The Company (…) agrees that if any building or other property or any part thereof used by the Insured at the Premises for the purpose of the Business be destroyed or damaged by
1)
Fire,
2)
Lightning,
3)
Explosion, in a building in which gas is not generated and which does not form part of any gasworks, of gas used therein for illuminating or domestic purposes.
(destruction or damages so caused being hereafter termed Damages)
[…]
Then the company will pay to the Insured in respect of each item in the Schedule hereto the amount of loss resulting from such interruption or interference in accordance with the provisions therein contained.
Provided that at the time of the happening of Damage there shall be in force an insurance covering the interest of the Insured in the property at the premises against such Damages and that payment shall have been made or liability admitted therefore under such insurance.”
Condition 9 van de “
Business Interruption Policy”luidt:
“This insurance may at any time be terminated by the Insurers on notice to that effect being given to the Insured, in which case the Insurers shall be liable to repay a rateable proportion of the premium for the unexpired term from the date of cancelment […]”.
3.5
Op 21 juli 2020 heeft [appellanten] bij Nagico vier schadeformulieren ingediend. Op drie formulieren is bij “
Details of the Incident/Event” ingevuld: “
Pandemic Covid-19 closure, Loss of Rents claim[bedrag]” en op het vierde formulier: “
Pandemic Covid-19 closure, BI $60.000.00++ (on going)”. De vier claims bedragen bij elkaar – exclusief
“on going” schade – USD 207.640,-.
3.6
Bij brieven van 12 augustus 2020 heeft Nagico de vier claims afgewezen. Als reden is vermeld dat de schade niet valt onder de gedekte risico’s, met verwijzing naar de polisvoorwaarden.
3.7
Na verzoek van [appellanten] om verdere uitleg van de afwijzing, heeft Nagico bij advocatenbrief de concrete polisvoorwaarden aangehaald met onder meer de toelichting dat “
In order to receive payment for insured items, damage to the property is required as well as an insurance covering the peril causing the damage to be insured” en dat de “
pandemic exclusion clause” van toepassing is.
3.8
Op 10 november 2020 heeft Nagico naar [appellanten] een “
communicable disease endorsement” gestuurd. Hierin staat kort gezegd dat schade die verband houdt met een besmettelijke ziekte – “
a Communicable Disease means any disease which can be transmitted by means of any substance or agent from any organism to another organism (…)”– onder de polis niet is verzekerd.
3.9
Bij brief van 8 december 2020 heeft Nagico aan [appellanten] geschreven dat “
due to the adverse claim records over the years” twee verzekeringen worden beëindigd per 21 december 2020 en dat twee andere verzekeringen na de einddatum van 12 maart 2021 niet zullen worden verlengd.
De standpunten van partijen
3.10 [
appellanten] vordert, na wijziging van eis, veroordeling van Nagico tot betaling van de door hem bij Nagico ingediende schadeclaims, vergoeding van de schade als gevolg van de ongeldige opzegging door Nagico en vergoeding van de schade in de vorm van hypotheekrente die is blijven doorlopen. Hij legt aan zijn vordering ten grondslag dat de huurders van zijn panden door Covid-19 en de lockdown lange tijd niet in staat zijn geweest de huur te betalen, waardoor hij aanzienlijke schade heeft geleden. Dit verlies geldt als “
loss of rent” onder de dekking.
Voorts is de opzegging van de verzekeringspolissen door Nagico zonder grond en zonder inachtneming van de opzegtermijn gebeurd waardoor hij tegen hogere premies elders nieuwe verzekeringen heeft moeten afsluiten. Ten slotte is door de geweigerde uitkering de hypotheekrente blijven doorlopen terwijl die bij uitkering lager zou zijn uitgevallen omdat er dan een groot deel zou zijn afgelost.
3.11
Nagico heeft de vordering op verschillende gronden betwist. De schade waarvan [appellanten] vergoeding vordert en die bestaat uit gederfde huurinkomsten valt niet onder de dekking die de afgesloten verzekeringen bieden. Uit art. 18 van de polisvoorwaarden volgt dat uitsluitend schade ten gevolge van vernietiging of fysieke beschadiging van de verhuurde gebouwen voor vergoeding in aanmerking komt. Om dezelfde reden komt die schade op grond van de “
business interruption policy” niet als schade ten gevolge van een “
business interruption” in aanmerking (nog daargelaten dat van een “
business interruption” bij [appellanten] geen sprake was). Vergoeding van deze schade is eveneens uitgesloten door art. 33 van de polisvoorwaarden omdat zij het gevolg is van de Covid-19 pandemie.
Voorts bestrijdt Nagico dat de opzegging van de verzekeringsovereenkomst “ongeldig” is. Ingevolge art. 7:939 BW, condition 9 van de “
Business Interruption Policy” en condition 10 van de polisvoorwaarden, was Nagico gerechtigd tot tussentijdse opzegging van twee polissen. Ingevolge art. 7:940 BW was zij voorts gerechtigd om haar moverende redenen tot opzegging van twee andere polissen tegen het einde van de looptijd.
Het vonnis van het Gerecht en de grieven van [appellanten
3.12
Na verwerping van een prealabel verweer van Nagico – dat in hoger beroep niet meer van belang is – verwerpt het Gerecht het betoog van [appellanten] dat de gemiste huurinkomsten onder de polisvoorwaarden gedekt dienen te worden. Zowel de “rent clause” (waarop [appellanten] zijn claims baseert) als de “
Business Interruption Policy” stellen de voorwaarde dat sprake moet zijn van “
physical damage to the property”, waarvan hier geen sprake is. Voorts strandt de claim op de “
pandemic exclusion” die volgens [appellanten] niet van toepassing is omdat de oorsprong van de pandemie zich heeft “
manifested” in Azië en niet in Sint Maarten. Die uitleg verwerpt het Gerecht omdat Covid-19 zich in Sint Maarten heeft gemanifesteerd, ongeacht waar zij is ontstaan. Ten slotte heeft [appellanten] zijn schade niet onderbouwd.
Ten aanzien van de opzegging van de polissen door Nagico volgt het Gerecht het verweer van Nagico, door deze ter comparitie aangevuld met de stelling dat zij de dekking van de tussentijds opgezegde polissen heeft gehandhaafd tot 6 april 2021 toen zij via de assurantietussenpersoon van [appellanten] vernam dat deze elders verzekerd was (hetgeen wordt ondersteund door een als productie 9b bij het inleidend verzoekschrift overgelegd polisblad waarop groot de letters “
Cancelled” staan, met daarop vermeld als einddatum 6 april 2021).
Voorts heeft het Gerecht overwogen dat [appellanten] de gestelde schade niet heeft onderbouwd omdat aannemelijk is dat de aan de nieuwe verzekering verbonden kosten lager zijn dan die eerder bij Nagico waren afgesloten. De gevorderde vergoeding van de te hoge bedragen aan hypotheekrente volgt het lot van de andere vorderingen.
3.7 [
appellanten] heeft daartegen zes grieven aangevoerd:
Grief 1: ten onrechte heeft het Gerecht in r.o. 4.5 en 4.6 van het bestreden vonnis geoordeeld dat [appellanten] niet is ingegaan op de voorwaarde van fysieke schade en verlies van huurinkomsten.
Grief 2: ten onrechte heeft het Gerecht in r.o. 4.8 van het bestreden vonnis geoordeeld dat de uitleg door [appellanten] van de pandemieclausule tekstueel onjuist en inhoudelijk onlogisch is.
Grief 3: ten aanzien van r.o. 4.9: [appellanten] had en heeft wel degelijk huurders.
Grief 4: ten aanzien van r.o. 4.11: [appellanten] is door de onterechte en ongeldige opzegging van de verzekering door Nagico tussen december 2020 en april 2021 niet verzekerd geweest.
Grief 5:ten aanzien r.o. 4.12: [appellanten] heeft wel degelijk de stelling weersproken dat hij bij de nieuwe verzekeraar minder zou gaan betalen.
Grief 6: ten aanzien van r.o. 4.14 en 4.15: het Gerecht heeft ten onrechte de vordering van [appellanten] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
De omvang van het hoger beroep
3.8
De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het Hof voor te leggen. De grieven 1 tot en met 3 hebben betrekking op de omvang van de dekking en daarmee op de uitleg van de polisvoorwaarden. De grieven 4 en 5 hebben betrekking op de opzegging van de overeenkomst. Het Hof zal beide onderwerpen achtereenvolgens bespreken.
De uitleg van de polisvoorwaarden
3.9
In de kern verschillen partijen van mening over de uitleg van art. 18 en 33 van de polisvoorwaarden die deel uitmaken van de verzekeringsovereenkomst. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en niet gesteld is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval - zoals ook hier - bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (vgl. HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793).
3.1
Uit de bewoordingen van art. 18 van de polisvoorwaarden (de “
rent clause”) volgt dat huurinkomsten dan en slechts dan verzekerd zijn indien het desbetreffende gebouw door vernietiging of beschadiging onbruikbaar is geworden. Op deze grond heeft het Gerecht terecht geoordeeld dat er sprake dient te zijn van fysieke beschadiging vooraleer er sprake kan zijn van dekking onder deze verzekering.
In het onderhavige geval staat onbetwist vast dat de geclaimde schade niet het gevolg is van fysieke schade aan de verzekerde gebouwen (maar van het wegvallen van huurinkomsten door de COVID-19 pandemie), zodat die schade volgens de polisvoorwaarden niet wordt gedekt.
Deze uitleg wordt ondersteund door de bepalingen over schade door een “
business interruption” bij [appellanten] – veronderstellenderwijs aannemende dat daarvan al sprake zou zijn (hetgeen, ook volgens de eigen stellingen van [appellanten], niet het geval is) – omdat ook Sectie 1 van de “
Business Interruption Policy” slechts grond biedt voor dekking indien sprake is van fysieke schade aan het gebouw.
3.11
Uit de eigen stellingen van [appellanten] volgt dat de geclaimde schade het gevolg is van het wegvallen van huurinkomsten door de COVID-19 pandemie. Daardoor is dekking van die schade bovendien uitgesloten door art. 33 van de polisvoorwaarden (de “
Pandemic Exclusion”) omdat die schade het gevolg is van een besmettelijke ziekte die zich heeft gemanifesteerd binnen 25 mijl van de verzekerde objecten. Anders dan [appellanten] betoogt, ziet de manifestatie van een besmettelijke ziekte als bedoeld in deze bepaling niet op de oorsprong van deze besmettelijke ziekte (waar die dan ook was) maar op alle plaatsen waar die zich heeft voorgedaan (hetgeen in dit geval onbetwist ook op Sint Maarten het geval was). De omstandigheid dat Nagico op 10 november 2020 een “
Communicable Disease Endorsement” aan [appellanten] heeft gestuurd waarin de betekenis van de “
Pandemic Exclusion” nader wordt toegelicht, maakt dit niet anders.
3.12
De slotsom is dat de door [appellanten] geclaimde schade niet valt onder de dekking van de door hem afgesloten verzekeringen. De grieven 1 tot en met 3 falen.
De opzegging van de verzekering
3.13
Het Gerecht heeft geoordeeld dat van een “ongeldige opzegging” geen sprake was. Dat oordeel is juist en wordt door het Hof tot het zijne gemaakt.
3.14
Op grond van art. 7:939 BW, art. 7:940 BW en art. 10 van de polisvoorwaarden was Nagico gerechtigd de verzekeringen van [appellanten] op te zeggen. Bij de opzegging op 8 december 2020 van twee polissen tegen de einddatum van 12 maart 2021 heeft Nagico de door art. 7:940 BW voorgeschreven termijn van twee maanden in acht genomen. Bij de tussentijdse opzegging van de beide andere polissen heeft Nagico, daarbij handelend zoals is voorgeschreven in art. 7:739 BW, de verschuldigde premie pro rata verminderd. Het stond Nagico vrij om daaraan ten grondslag te leggen de gestelde “
adverse claim records over the years”.
3.15
Gelet op het verweer van Nagico dat zij de verzekering heeft laten doorlopen tot 26 april 2021 – ondersteund door het door [appellanten] als productie 9b bij inleidend verzoekschrift overgelegde polisblad met daarop de tekst “
Cancelled” en einddatum 26 april 2021 – is niet gebleken dat Nagico voor [appellanten] een risico heeft gecreëerd of jegens [appellanten] onzorgvuldig heeft gehandeld of is tekortgeschoten. Dat wordt ondersteund door een, door [appellanten] niet gemotiveerd weersproken, e-mail van Nagico aan de assurantietussenpersoon van [appellanten] (Esurance c.q. [betrokkene]) inhoudende dat Nagico [appellanten] tot 6 april 2021 de gelegenheid heeft geboden om alternatieve dekking te zoeken voor de tussentijdse opzegging (memorie van antwoord productie 2). In samenhang met de stelling van [appellanten] zelf dat hij vanaf 5 april 2021 die alternatieve dekking heeft gevonden in de vorm van een verzekering bij ICWI (zie inleidend verzoekschrift productie 11), is de conclusie dat Nagico geen risico heeft gecreëerd voor [appellanten] of jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld of is tekortgeschoten.
3.16
De slotsom is dat Nagico niet schadeplichtig is geworden vanwege haar opzeggingen. De vraag of [appellanten] door de overgang naar ICWI schade heeft geleden, is daardoor niet meer relevant. De grieven 4 en 5 falen. Grief 6 mist zelfstandige betekenis.
Slotsom
3.17
Nu de grieven falen en het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft tegen het vonnis waarvan beroep, wordt dat vonnis bevestigd. [appellanten] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De kosten worden begroot op Cg 240,50 aan verschotten en Cg 11.000 aan salaris van de gemachtigde.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Nagico gevallen en tot op heden begroot op Cg 240,50 aan verschotten en Cg 11.000,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, W.P.M. ter Berg, en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 juni 2025 in tegenwoordigheid van de griffier en getekend door de rolrechter.