3.12Aan deze beslissingen heeft het Gerecht, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd:
Conventie
- Er is sprake van een eenvoudige gemeenschap (art. 3:175 BW). Niets verzet zich ertegen dat over het aandeel van [appellant] in het perceel is beschikt, temeer niet nu het op grond van de overeenkomst van 8 juni 2006 aan een andere deelgenoot moet worden geleverd en [appellant] op grond van die overeenkomst verplicht is daaraan mee te werken (rov. 4.1).
- Van bedrog is geen sprake. Als de aantekeningen op de brief van ECL van 11 juli 2005 al door [geïntimeerde] geplaatst zijn, is onvoldoende aannemelijk gemaakt welke aantekeningen onjuist waren. Van opzettelijk handelen van [geïntimeerde] of een kunstgreep is daarom geen sprake. Van opzettelijk onjuist vermelden van het aantal erfgenamen door [geïntimeerde] is evenmin gebleken (rov. 4.6 en 4.7).
- Ook van dwaling is geen sprake omdat [appellant] niet duidelijk heeft gemaakt dat de aantekeningen op de brief van 11 juli 2005 van [geïntimeerde] zijn, dat deze onjuiste inlichtingen bevatten en dat [appellant] als gevolg daarvan de koop van 8 juni 2006 gesloten heeft met een onjuiste voorstelling van zaken; indien gerekend is met zes erfgenamen, is dat niet van belang omdat het partijen vrij stond hun aandeel aan een andere deelgenoot te verkopen (rov. 4.9 en 4.10).
- Het enkele feit dat de marktwaarde van het perceel inmiddels hoger is dan in 2006 levert evenmin een grond voor bedrog of dwaling op (rov. 4.11).
- Een opschortingsbevoegdheid heeft [appellant] niet gelet op de beslissing in reconventie (rov. 4.12).
- De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd (rov. 4.13)
Reconventie
- Slechts aan de deelgenoten gezamenlijk komt een vordering tot incasso van de huurpenningen toe (rov. 4.15 en 4.16).
- De redelijkheid en billijkheid verzetten zich bovendien tegen toewijzing van de vordering tot betaling aan [appellant] van zijn aandeel in de huurpenningen nu [appellant] op grond van de overeenkomst van 8 juni 2006 verplicht is zijn aandeel in het perceel over te dragen aan [geïntimeerde] en hij daarvoor ook betaald heeft gekregen (rov. 4.17).