ECLI:NL:OGHACMB:2025:175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
AUA2021H00211
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor beschadiging van goederen bij inklaring en schadevergoeding in civiele procedure

In deze zaak heeft [appellante] vier prefab woningen besteld en deze vanuit China naar Aruba laten verschepen. De naamloze vennootschap S.E.L. MADURO & SONS (ARUBA) N.V. was verantwoordelijk voor de inklaring van de goederen. Tijdens het uitladen zijn enkele wandpanelen beschadigd geraakt. [appellante] heeft daarop schadevergoeding gevorderd van SEL, maar het Gerecht heeft de vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft het Hof de vordering slechts gedeeltelijk toegewezen. Het Hof oordeelde dat SEL aansprakelijk was voor de schade aan de panelen, maar dat niet alle gevorderde schadeposten toewijsbaar waren. Het Hof heeft vastgesteld dat de schadevergoeding voor de beschadigde panelen op basis van de marktwaarde moet worden berekend, en dat de kosten voor herstel van de panelen en de reorganisatie van de container wel toewijsbaar zijn. De vordering tot schadevergoeding voor winstderving en vervoerkosten is afgewezen. Uiteindelijk heeft het Hof SEL veroordeeld tot betaling van Afl. 11.062,78 aan [appellante], vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA201904466 – AUA2021H00211
Uitspraak: 1 juli 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
thans procederende in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap
S.E.L. MADURO & SONS (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.A. Saade.
Partijen worden hierna [appellante] en SEL genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellante] heeft vier prefab woningen besteld en vanuit China naar Aruba laten verschepen in een container. SEL zou de inklaring van de goederen in Aruba verzorgen. De wandpanelen van de prefab woningen zijn uit de container gehaald en vervolgens omgevallen. Daarbij is een aantal panelen beschadigd geraakt.
In dit geding heeft [appellante] schadevergoeding gevorderd van SEL. Het Gerecht heeft de vorderingen afgewezen. Na een eerder tussenvonnis wijst het Hof nu een eindvonnis waarin het de vordering slechts voor een klein deel toewijst.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij vonnis van 30 juli 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:148 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor gelijktijdige akten.
2.2
Op de rol van 1 oktober 2024 hebben beide partijen een akte ingediend.
2.3
De zaak is mondeling behandeld op 14 maart 2025. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
2.4 [
[appellante] heeft een wrakingsverzoek tegen de rechters ingediend. De wrakingskamer van het Hof heeft dat verzoek afgewezen bij uitspraak van 24 april 2025, CUR2025H00061.
2.5
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De verdere beoordeling

3.1 [
[appellante] heeft gevorderd, verkort weergegeven:
a. verklaring voor recht dat SEL is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld en/of risico-aansprakelijk is op grond van art. 6:170 BW;
b. betaling van Afl. 365.295,98, met rente;
c. vergoeding van toekomstige winstderving, op te maken bij staat, met rente.
3.2
Het gevorderde bedrag van Afl. 365.295,98 is als volgt opgebouwd:
b1. Herstelkosten (offerte I.C.R. Service) Afl. 58.291,20
b2. Vervoerkosten Bon Bini Cargo 6.689,00
b3. In- en uitlaadkosten Juver Cargo 890,00
b4. Winstderving juli 2016-december 2018
(business plan Geco Stay & Pleasure) 304.250,00
Aftrek: Reeds betaald uit hoofde van kortgedingvonnis (4.827,22)
--------------------
b. Saldo Afl. 365.292,98
3.3
In het tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat SEL aansprakelijk is voor de schade die [appellante] geleden heeft doordat (een deel van) de panelen beschadigd is geraakt bij het incident op 6 februari 2016 in de lunchpauze.
Total loss
3.4
Wanneer een zaak geheel en al verloren gaat voor de rechthebbende doordat herstel niet mogelijk is of economisch onverantwoord (
total loss), lijdt deze door dit verlies een nadeel in zijn vermogen gelijk aan de waarde van de zaak. Indien de desbetreffende, verloren gegane zaak een exemplaar is zonder eigen, individueel bepaalde kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat, zal de rechthebbende door dit verlies een nadeel in zijn vermogen lijden dat in het algemeen kan worden gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies (de marktwaarde). Behoudens bijzondere, door de rechthebbende te stellen omstandigheden, wordt daarmee recht gedaan aan het uitgangspunt dat hij als benadeelde zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin hij zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis zou hebben verkeerd (zie de Arubaanse zaak HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208, 3.3.4).
3.5
Het Hof acht voldoende aannemelijk dat twee van de acht panelen zodanig beschadigd waren dat herstel economisch onverantwoord was. Het rapport van [schade-expert 1] van 8 april 2016 (tussenvonnis onder 3.2.9) dat vermeldt dat deze panelen te herstellen waren, acht het Hof in zoverre onvoldoende overtuigend. Onder meer het in opdracht van SEL opgestelde rapport van [naam]’s Company van 28 september 2020 vermeldt dat de vierde set het beste kon worden vervangen.
3.6
De zaakschade voor die twee panelen moet dus vergoed worden op basis van
total losszoals hiervoor vermeld. [appellante] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de panelen van de prefab-woningen eigen, individueel bepaalde kenmerken hadden. Verder bestaat in Aruba in zoverre een voor het publiek toegankelijke markt voor prefab-woningen, dat eenieder een reële mogelijkheid heeft om prefab-woningen van buiten Aruba naar Aruba te laten verschepen. In de marktwaarde van de prefab-woningen in Aruba zijn de kosten van verscheping verdisconteerd. Het is goed mogelijk dat panelen van prefab-woningen van het merk en type dat [appellante] had laten verschepen, niet meer verkrijgbaar zijn (en relevanter: ten tijde van het incident niet meer verkrijgbaar waren), maar onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat er geen panelen van prefab-woningen met vergelijkbare eigenschappen en van vergelijkbare kwaliteit verkrijgbaar waren en zijn. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat zij panelen van hetzelfde merk en type terugkrijgt en zij heeft ook anderszins geen bijzondere omstandigheden gesteld die aanleiding zouden geven tot vergoeding van een hogere waarde dan de marktwaarde als hiervoor omschreven.
3.7
Mede gelet op de aanschafprijs van de panelen, de omschrijving van de panelen in de diverse rapporten, waaronder dat van [schade-expert 1], en de foto’s van de panelen, schat het Hof de marktwaarde van de panelen in Aruba, inclusief de kosten van verscheping naar Aruba op Afl. 12.000 voor de twee panelen gezamenlijk.
Herstelkosten
3.8
In gevallen van zaaksbeschadiging is uitgangspunt dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Volgens vaste rechtspraak zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zijn aan de - naar objectieve maatstaven berekende - kosten die met het herstel zijn gemoeid. De aard van zodanige schade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen. Met het oog op de hanteerbaarheid van de schadeberekening bij zaaksbeschadiging dient terughoudendheid te worden betracht met het aanvaarden van uitzonderingen op het voormelde uitgangspunt (HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, 3.6.1, en HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:315, 3.1.2).
3.9
Het Hof acht aannemelijk dat het verantwoord was om zes van de acht panelen te herstellen, overeenkomstig het rapport van [naam]’s Company. De door [appellante] overgelegde rapporten van de strekking dat dit niet verantwoord was, acht het Hof onvoldoende overtuigend. Het betreft het bijwerken van krassen en cosmetische schade. [appellante] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat door het incident van 6 februari 2016 alle werkzaamheden nodig waren die I.C.R. Services in haar offerte van 23 mei 2016 heeft genoemd (met de opmerking: de muren kunnen pas na het installeren van de woning gerepareerd worden) (productie 4 bij inleidend verzoekschrift), en dat die werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest als het incident niet had plaatsgehad. In alle gevallen hadden de woningen na de bouw netjes moeten worden afgewerkt. Het Hof schat de kosten van herstel van de zes panelen op Afl. 3.000.
Geen voldoende aanbod tot herstel
3.1
Als de benadeelde weigert in te gaan op een aanbod van de aansprakelijke persoon om zelf de schade te repareren, kan dat meebrengen dat hij niet het nodige doet om zijn schade te beperken. De oorzaak van de (geld)schade is dan op de voet van art. 6:101 BW toe te rekenen aan de benadeelde (Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, Artikel 6.1.9.9, Eindverslag I, p. 364).
3.11
SEL heeft ter zitting van 14 maart 2025 gesteld dat zij heeft aangeboden de schade zelf te herstellen. Die stelling is echter betwist en onvoldoende onderbouwd. In haar brief van 10 juni 2016 (productie 12 bij conclusie van antwoord) biedt zij aan de schade volgens het rapport van [schade-expert 1] (productie 10 bij conclusie van antwoord) ad Afl. 4.827,22 te betalen, waarbij het kennelijk voor risico van [appellante] komt als de panelen niet voor dat bedrag hersteld blijken te kunnen worden. Dat is wat anders dan een aanbod om de panelen op eigen kosten te laten herstellen. Voor zover SEL hiermee een beroep op art. 6:101 BW heeft willen doen, faalt dat.
De vordering inzake winstderving is niet toewijsbaar
3.12
Indien er al een voldoende reden is om naast de abstracte zaakschade concrete gevolgschade te vergoeden, is de gevolgschade toch niet toewijsbaar, gelet op het volgende. Het Hof acht aannemelijk dat het incident van 6 februari 2016 geen reëel beletsel is geweest voor [appellante] om haar plannen met de percelen uit te voeren (voor zover al redelijkerwijs aangenomen moet worden dat de plannen als vermeld in het business plan van Geco Stay & Pleasure (productie 9 bij inleidend verzoekschrift) goed uitvoerbaar waren en [appellante] bij wegdenken van het incident met de omgevallen panelen geslaagd zou zijn in de uitvoering daarvan). Drie van de vier woningen hadden zonder vertraging gebouwd kunnen worden, met herstel achteraf van de krassen en de cosmetische schade, en de vervangende panelen voor de vierde woning hadden met zodanige voortvarendheid nabesteld kunnen worden dat dit redelijkerwijs geen vertraging in de plannen had behoeven op te leveren. Er is dus geen reden om een verplichting tot vergoeding van gederfde winst aan te nemen.
De vordering inzake vervoerkosten is niet toewijsbaar
3.13
De enkele stelling dat SEL de wandpanelen niet meer “correct” in de container kon terugplaatsen is onvoldoende om aan te nemen dat SEL gehouden is de kosten te vergoeden die Bon Bini Cargo bij [appellante] in rekening heeft gebracht voor vervoer en huur van een container.
De vordering inzake reorganisatie van de container is wel toewijsbaar
3.14
De kosten van Afl. 890 voor reorganisatie van de container en het in- en uitladen, zijn veroorzaakt door het incident waarvoor SEL aansprakelijk is. De vordering ter zake daarvan zal worden toegewezen.
Slotsom
3.15
In totaal is toewijsbaar: Afl. 12.000 + Afl. 3.000 + Afl. 890 = Afl. 15.890. Hiervan moet het reeds betaalde bedrag van Afl. 4.827,22 worden afgetrokken, zodat Afl. 11.062,78 resteert.
3.16 [
[appellante] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat zij een zelfstandig belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat die zal worden afgewezen.
3.17
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 februari 2016, zoals gevorderd.
3.18
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk. Beide partijen worden op enige punten in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt SEL tot betaling aan [appellante] van het bedrag van Afl. 11.062,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag van de voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 1 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.