In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verhuurder] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de vordering tot ontruiming van een perceel grond door [huurder] werd afgewezen. De huurovereenkomst tussen partijen dateert uit 1986, waarbij [huurder] op het perceel een woning heeft gebouwd. [Verhuurder] heeft een bouwvergunning aangevraagd en wil op het perceel een appartement realiseren. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden, en dat het woonbelang van [huurder] zwaarder weegt dan het belang van [verhuurder]. In hoger beroep heeft [verhuurder] vijf grieven ingediend, maar het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht. Het Hof oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de ontruiming en dat de belangen van [huurder] niet konden worden genegeerd. Het Hof heeft de proceskosten voor [verhuurder] vastgesteld en de vordering tot ontruiming afgewezen.