ECLI:NL:OGHACMB:2025:195

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
SXM202500785
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging tot voorlopige plaatsing in het kader van de Landsverordening tot regeling van het toezicht op krankzinnigen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorwaardelijke machtiging tot voorlopige plaatsing van een betrokkene, aangeduid als [N]. De Procureur-Generaal bij het Parket van Sint Maarten heeft op 15 juli 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de voortzetting van de voorwaardelijke machtiging tot voorlopige plaatsing op grond van artikel 14 van de Landsverordening tot regeling van het toezicht op krankzinnigen (Lv GGZ). De Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid (VSA) werd als belanghebbende aangemerkt. Tijdens de zitting op 24 juli 2025 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en de psychiater dr. R.T. Teixeira.

Het Hof heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofrene stoornis en dat zij eerder is opgenomen geweest bij de Mental Health Foundation (MHF). De betrokkene heeft onvoldoende ziektebesef en is niet bereid om medicatie te gebruiken, wat haar situatie problematisch maakt. Het Hof overweegt dat, hoewel een expliciete wettelijke grondslag voor de voorwaardelijke machtiging ontbreekt, de Minister de machtiging op goede gronden heeft verleend. Het Hof heeft geoordeeld dat de voorwaardelijke machtiging kan worden voortgezet voor een periode van maximaal zes maanden, ingaande op 2 juli 2025.

De beslissing van het Hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. Het Hof heeft benadrukt dat de voorwaarden voor onvrijwillige opname in beginsel zijn vervuld, maar dat er ook minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn, zoals ambulante behandeling, die in dit geval effectiever kunnen zijn.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Registratienummer: EJ180/2025/SXM202500785
Beschikking van 24 juli 2025
op het verzoek van
de Procureur-Generaal bij het Parket Procureur-Generaal van Sint Maarten,
gevestigd in Sint Maarten,
verzoeker,
betreffende de (voorwaardelijk) machtiging tot voorlopige plaatsing op grond van artikel 14 van de Landsverordening tot regeling van het toezicht op krankzinnigen (hierna: de Lv GGZ), van
[N},
geboren op [datum],
wonende te [woonplaats],
betrokkene.
Het Hof merkt de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid (VSA) als belanghebbende aan.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 15 juli 2025 een verzoekschrift ter griffie ingediend. Bij het
verzoek zijn gevoegd:
- De medische verklaring van dr. R.T. Teixeira van 27 juni 2025, als bedoeld in artikel 17 van
de Lv GGZ;
- Het behandelplan van 27 juni 2025, opgesteld door dr. R.T. Teixeira;
- De beschikking tot (voorwaardelijke) voorlopige plaatsing van de Minister van VSA van
2 juli 2025;
- De kennisgeving start ambulante behandeling van 10 juli 2025;
- De aantekeningen in het patiëntendossier.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 24 juli 2025 bij de Mental Health
Foundation (MHF). Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- betrokkene,
- mr. R.J. Boswijk, de (waarnemend) procureur-generaal;
- dr. R.T. Teixeira, psychiater;
- dhr. [G], verpleegkundige en casemanager.
1.3.
De uitspraak is direct mondeling gedaan en daarna op schrift gesteld.

2.Het verzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
De Minister van VSA heeft bij beschikking van 2 juli 2025, onder meer:
- machtiging verleend tot voorlopige plaatsing van betrokkene bij MHF;
- bepaalt dat de machtiging niet ten uitvoer zal worden gelegd zolang het behandelplan
zonder plaatsing bij MHF zinvol kan worden uitgevoerd.
2.2.
Het verzoek strekt ertoe dat het Hof machtiging verleent om de (voorwaardelijke) voorlopige plaatsing van betrokkene te doen voortduren voor maximaal 6 maanden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde op de zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofrene stoornis. Betrokkene is van 7 december 2023 tot december 2024 opgenomen geweest bij MHF en verblijft sindsdien vrijwillig bij de Guided Living van MHF.
2.4.
Het handelen van betrokkene als gevolg van de stoornis, levert gevaar op voor betrokkene zelf en haar omgeving. Voordat ze werd opgenomen leefde betrokkene vrijwel volledig geïsoleerd en liet zij psychotisch gedrag zien. Ze had geen baan meer en is uit de ouderlijke macht ontheven. Ook was sprake van zeer slechte zelfzorg qua voeding en persoonlijke hygiene.
2.5.
Om het gevaar af te wenden en de (geestelijke) gezondheid en autonomie van betrokkene verder te herstellen, heeft zij aanhoudend zorg en begeleiding nodig.
2.6.
Betrokkene heeft onvoldoende ziektebesef en ziekte-inzicht en wil eigenlijk geen medicatie gebruiken. Zorg op vrijwillige basis zal daarom naar verwachting geen soelaas bieden.
2.7.
Betrokkene heeft ten overstaan van de rechter verklaard dat zij zich zal houden aan het behandelplan, als daarmee opname bij MHF wordt voorkomen.
2.8.
Het Hof constateert dat in beginsel wordt voldaan aan de voorwaarden voor een onvrijwillige opname van verzoekster bij MHF op grond van artikel 14 van de Lv GGZ. Het Hof overweegt dat uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid volgt dat van vrijheidsbeneming moet worden afgezien, indien een minder ingrijpende en naar verwachting effectieve maatregel beschikbaar is. Zo een maatregel is in dit geval beschikbaar, namelijk een ambulante behandeling met medicatie en controles door het ambulante team van MHF, volgens het overgelegde behandelplan. Redelijkerwijs valt te verwachten dat betrokkene daaraan zal meewerken, gelet op haar mededeling en het besprokene op de zitting
2.9.
Het Hof constateert dat de machtiging van de Minister een maximale
geldigheidsduur heeft van zes maanden en dat tenuitvoerlegging daarvan alleen mogelijk is als nog steeds aan de gronden voor plaatsing wordt voldaan en een nieuwe medische verklaring wordt overgelegd, waarna toetsing van de plaatsing door de Procureur-Generaal aan het Hof zal worden verzocht.
2.10.
Hoewel een expliciete wettelijke grondslag voor een voorwaardelijke machtiging ontbreekt, is het Hof gelet op het voorgaande oordeel dat de Minister de voorwaardelijke machtiging op goede gronden en rechtmatig heeft verleend en dat deze kan worden voortgezet.
3.1.
verklaart dat de voorwaardelijke machtiging tot voorlopige plaatsing van
[N], kan worden voortgezet voor de duur van zes maanden, ingaande 2 juli 2025, of zoveel korter als de toestand van betrokkene mocht eisen;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Drenth, B. Martinez-Hammer en L.J. Saarloos,
leden van voormeld Hof, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door
mr. G. Drenth, in aanwezigheid van de griffier en op 31 juli 2025 ondertekend door mr. L.J. Saarloos.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Summary of the Judgment
This summary is intended only as a service from the Court to inform the parties and is not intended to replace the judgment. No rights can be derived from it. In case of differences between the judgment and this summary, the judgment in Dutch is always decisive. The Court shall not be liable for any damage arising from any use of this summary.
The considerations of the Court in this case
The Court finds that, in principle, the conditions for involuntary admission to MHF under section 13 of the National Ordinance are met. The Court considers that it follows from the jurisprudence of the European Court of Human Rights and the requirements of proportionality, subsidiarity and effectiveness that deprivation of liberty should be waived if a less intrusive and expectedly effective measure is available. Such is the case in this instance, namely outpatient treatment with medication and monitoring by MHF's outpatient team in accordance with the treatment plan submitted. It is reasonable to expect that the person concerned will cooperate with this, in view of her communication and the discussion at the court hearing.
The Court:
understands that the conditional authorization for placement at MHF is ordered rightfully and is valid for a maximum of 6 months, commencing July 2nd, 2025, or so much shorter as the condition of the person concerned may require.