ECLI:NL:OGHACMB:2025:221

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
CUR2022H00015
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgang van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezag en de omgang van een minderjarige, geboren in 2013. De moeder, appellante, heeft in eerste aanleg het verzoek ingediend om alleen het gezag over de minderjarige te verkrijgen, wat door het Hof is toegewezen in een tussenbeschikking van 18 juni 2024. De omgangsregeling is aangehouden voor een rapport van de Voogdijraad, maar de zitting op 12 november 2024 heeft geen doorgang gevonden. De Voogdijraad heeft geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat de minderjarige geen contact met de vader wenst. Het Hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de vader het recht op omgang te ontzeggen, gezien de mogelijke negatieve gevolgen voor zijn geestelijke ontwikkeling. De moeder is verplicht om de vader elke twee maanden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in het leven van de minderjarige. De beschikking van het Hof is uitgesproken op 8 juli 2025, waarbij het verzoek van de vader om een omgangsregeling is afgewezen en de informatieverplichting van de moeder is herbevestigd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202200222 – CUR2024H00015
Uitspraak: 8 juli 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats],
appellante, in eerste aanleg verzoekster,
hierna: de moeder,
procederende zonder gemachtigde (voorheen mr. A.S.M. Blonk)
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats],
geïntimeerde, in eerste aanleg verweerder,
hierna te noemen: de vader,
procederende zonder gemachtigde.
Belanghebbende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 (hierna: de minderjarige).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het Hof verwijst naar de tussenbeschikking van 18 juni 2024. In die beschikking heeft het Hof de moeder alleen met het gezag over de minderjarige belast omdat dit in zijn belang wenselijk is. De zaak is aangehouden ter zake van de omgangsregeling voor een rapport van de Voogdijraad en er werd een nieuwe mondelinge behandeling gepland op 12 november 2024.
1.2
Die zitting heeft op verzoek van de Voogdijraad geen doorgang gevonden. Het Hof heeft de volgende correspondentie van de Voogdijraad ontvangen (die ook steeds in kopie aan partijen is gestuurd):
a. een brief van 28 oktober 2024 met het verzoek de behandeling aan te houden tot na april 2025 in verband met een op te maken psychologisch rapport;
b. een mail van 25 februari 2025 met de mededeling dat het psychologisch rapport in juni 2025 beschikbaar zal zijn;
c. een brief van 22 april 2025 met daaraan gehecht een mail van 10 april 2025 van N. Li-Martina, waaruit blijkt dat geen psychologisch rapport te verwachten is.
1.3
Bij mail van 12 mei 2025 heeft het Hof laatstgenoemde brief doorgestuurd aan partijen. In die mail heeft het Hof aan partijen meegedeeld dat het plannen van een vervolgzitting of een tweede gesprek met de minderjarige niet zinvol wordt geacht en dat het Hof voornemens is een beschikking te geven. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de rolzitting van het Hof van 17 juni 2025. Van de vader is geen reactie ontvangen. De moeder is op de rolzitting verschenen en heeft verklaard geen mondelinge behandeling te wensen maar een beschikking.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

omgang
2.1
In de tussenbeschikking heeft het Hof het aangewezen geacht dat een psycholoog, bij voorkeur de eerder betrokken Fowler, gesprekken voert met (in elk geval) de minderjarige en de vader om te bezien of een vorm van contact mogelijk is en zo ja, welke vorm van contactopbouw wenselijk is. Uit de hiervoor onder 1.2 opgesomde correspondentie blijkt het volgende. De Voogdijraad heeft contact opgenomen met mevrouw drs. Fowler, die niet bereid bleek de verzochte gesprekken te voeren. De Voogdijraad heeft vervolgens mevrouw drs. N. Li-Martina bereid gevonden de verzochte werkzaamheden te verrichten, maar pas in februari 2025. Na een intakegesprek met de minderjarige heeft mevrouw Li-Martina de Voogdijraad als volgt bericht:
“(…) In ons recente gesprek heb ik aangegeven dat ik, in mijn hoedanigheid als psycholoog, op dit moment niet bereid ben om de minderjarige in behandeling te nemen.
De minderjarige is reeds gedurende een langere periode behandeld door een collega-psycholoog. Naar mijn mening kunnen de adviezen die zij op basis van haar langdurige betrokkenheid heeft geformuleerd, prima als leidraad dienen binnen het verdere traject. Haar kennis van de jongere is diepgaand, haar rapportage kan dus van waarde zijn voor uw beoordeling.
Zoals besproken heb ik aangegeven dat situaties zoals deze zeer complex kunnen zijn. Ervaringen uit het verleden leren dat het in dit soort gevallen lastig is om constructieve samenwerking met beide ouders tot stand te brengen, wat het formuleren van een helder advies bemoeilijkt. Daarbij is vaak sprake van uiteenlopende verwachtingen en bereidwilligheid van ouders, wat de situatie verder compliceert. In dit geval heeft de minderjarige in ons gesprek duidelijk te kennen gegeven dat hij op dit moment geen verandering wenst. (…) ”.
2.2
Gelet op de inhoud van deze mail heeft de Voogdijraad aangegeven dat het niet in het belang van de minderjarige is om hem opnieuw in contact te brengen met een andere behandelaar. Het steeds opnieuw moeten verwoorden van zijn verhaal kan belastend zijn en draagt niet bij aan zijn welzijn. De Voogdijraad adviseert (zo begrijpt het Hof) op dit moment geen omgangsregeling vast te stellen. Zij acht het in het belang van de minderjarige dat hij eind 2025 nogmaals gehoord wordt door de leden van het Hof.
2.3
Om de zaak nogmaals aan te houden en de minderjarige opnieuw te horen lijkt het Hof in dit geval niet aangewezen, omdat dit belastend is voor de minderjarige, zoals de Voogdijraad ook opmerkt. Uit het gesprek dat de voorzitter van de behandelende combinatie op 21 mei 2024 met de minderjarige heeft gevoerd blijkt dat de minderjarige steeds herhaalt geen contact met zijn vader te wensen, ook niet door middel van videobellen. Zoals het Hof al eerder overwoog is hij is op een leeftijd gekomen (nu 12 jaar) waarbij contact onder dwang moeilijk te realiseren is, zonder dat spanningen bij hem ontstaan die zijn weerslag zullen hebben op zijn welzijn. Het observatieverslag van mevrouw Fowler maakt melding van huilbuien en stemmingswisselingen en van een loyaliteitsconflict waar de minderjarige mogelijk in verkeert. Nu het niet mogelijk is gebleken om via een psycholoog het contact met de vader op te bouwen en verdere pogingen daartoe te belastend zijn voor de minderjarige zal het Hof de vader het recht op omgang ontzeggen, omdat dit ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de minderjarige (artikel 1: 377a lid 3 sub a BW).
informatieverplichting
2.4
Om te waarborgen dat de vader goed op de hoogte blijft van het leven van de minderjarige heeft het Hof in de tussenbeschikking de moeder de plicht opgelegd om aan de vader iedere twee maanden een verslag van één pagina te sturen van gebeurtenissen in het leven van de minderjarige rond school en vrije tijd, aangevuld met een aantal recente foto’s. Uit de brief van de Voogdijraad van 28 oktober 2024 blijkt dat de moeder zich daar in 2024 aan gehouden heeft. Het is van belang dat zij dat blijft doen en om die reden en voor alle duidelijkheid zal het Hof deze verplichting nogmaals in deze beschikking opnemen.
slotsom
2.5
Het bestreden vonnis was al deels vernietigd in de tussenbeschikking, voor zover dit het gezag betrof en zal nu ook worden vernietigd op het punt van de omgang. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling te bepalen zal worden afgewezen, zoals hiervoor overwogen.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
inzake de omgang
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover in 5.2 van het dictum een zorgregeling is bepaald en, opnieuw rechtdoende, wijst het verzoek van de vader om een zorgregeling te bepalen af;
inzake de informatieverplichting
legt de moeder de verplichting op om aan de vader iedere twee maanden een verslag van een pagina te sturen over de minderjarige, zoals hiervoor omschreven in 2.4;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en voorts
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 8 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.