ECLI:NL:OGHACMB:2025:232

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
AUA2024H00044
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over eigendom van een auto na verbreking van een relatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen twee partijen, [de vrouw] en [de man], die een relatie hebben gehad en samen een auto hebben aangeschaft. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin werd geoordeeld dat zij de auto aan de man moest afgeven. De man stelde dat hij eigenaar was van de auto omdat hij de lening voor de aankoop had afgesloten en deze afbetaalde. Het Hof oordeelt echter dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn eigenaarschap. Het Hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van de man af, waarbij het belang van de vrouw bij het behoud van de auto zwaarder weegt. De uitspraak is gedaan op 16 september 2025.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA202304536 – AUA2024H00044
Uitspraak: 16 september 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
[DE VROUW],
wonend in Aruba,
appellante, in eerste aanleg gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A. Kock,
tegen
[DE MAN],
wonend in Aruba,
geïntimeerde, in eerste aanleg eiser,
gemachtigde: mr. D.G. Illes.
Partijen worden hierna [de vrouw] en [de man] genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en tijdens de relatie is een auto gekocht. [de vrouw] komt in hoger beroep van een vonnis in kort geding waarbij is geoordeeld dat zij de auto aan [de man] moet afgeven. Het Hof is van oordeel dat [de man] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij eigenaar is van de auto en vernietigt het bestreden vonnis.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 22 februari 2024 ingekomen akte van appel is [de vrouw] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 21 februari 2024 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), ECLI:NL:OGEAA:2024:23.
2.2
Bij op 26 februari 2024 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [de vrouw] drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [de man] zal afwijzen, met veroordeling van [de man], in de proceskosten.
2.3 [
[de man] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
2.4
Op de rolzitting van 4 februari 2025 hebben partijen pleitnota’s, met producties, overgelegd.
2.5
Op 1 april 2025 heeft [de vrouw] een akte uitlating producties ingediend.
2.6
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en hebben samen minderjarige kinderen.
3.2
Op enig moment tijdens de relatie is een auto (een [merk en type], bouwjaar 2011) (hierna: de auto) gekocht.
3.3
Voor de aankoop van de auto heeft [de man] bij de bank een lening afgesloten van Afl. 26.500,-. Sinds het afsluiten van de lening betaalt hij de lening af.
3.4
Zowel het kenteken van de auto als de verzekering daarvan staat op naam van [de vrouw].
3.5
Sinds het verbreken van de relatie hebben beide partijen in de auto gereden totdat [de man], door tussenkomst van de politie, de auto aan [de vrouw] heeft moeten afstaan.
3.6
Bij brief van 18 oktober 2023 is aan [de vrouw] verzocht om de auto aan [de man] terug te geven. [de vrouw] heeft dat niet gedaan.

4.De procedure bij het Gerecht

4.1 [
[de man] heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
a. a) [de vrouw] beveelt om de auto binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis aan hem te retourneren;
b) [de vrouw] beveelt om mee te werken aan de overschrijving van de auto op naam van [de man];
c) bepaalt dat [de vrouw] ten behoeve van [de man] een dwangsom verbeurt van Afl. 175,- per dag of deel daarvan dat [de vrouw] de hierboven vermelde bevelen niet opvolgt;
d) [de vrouw] veroordeelt in de proceskosten.
4.2 [
[de man] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de auto aan hem in eigendom toebehoort omdat hij een lening voor de aankoop daarvan heeft afgesloten, hij de enige is die de lening afbetaalt, hij altijd in de auto heeft gereden en de auto ook sinds het beëindigen van de relatie van partijen in het bezit van [de man] is geweest. [de man] heeft de auto nodig om zijn dagelijkse bezigheden te kunnen verrichten, maar wordt daarin beperkt, nu hij de auto aan [de vrouw] heeft moeten afgeven.
4.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen van [de man] toegewezen, de gevorderde dwangsommen gemaximeerd en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Het Gerecht heeft daartoe overwogen dat het niet aannemelijk is geworden dat [de vrouw] eigenaresse van de auto is geworden gelet op verklaringen die door [de man] in het geding zijn gebracht en de erkenning door [de vrouw] dat zij nog een andere auto op haar naam had staan. Dat het kenteken en de autoverzekering op haar naam staan, maakt het voorgaande niet anders, aldus het Gerecht.

5.De beoordeling

5.1 [
[de vrouw] komt in hoger beroep met drie grieven.
Spoedeisend belang
5.2
Met de eerste grief voert [de vrouw] aan dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat [de man] spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
5.3
De grief faalt. Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat [de man] in eerste aanleg voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat hij, sinds hij de auto aan [de vrouw] moest afgeven, zonder auto zat. [de man] heeft gesteld dat hij een auto nodig heeft voor zijn werk en de omgang met zijn kinderen. Het spoedeisend belang volgt daaruit.
Eigenaarschap auto
5.4
Met haar tweede en derde grief bestrijdt [de vrouw] het oordeel van het Gerecht dat voldoende aannemelijk is geworden dat de auto aan [de man] in eigendom toebehoort.
5.5 [
[de vrouw] heeft in hoger beroep (als productie 1) een verklaring van de verkoopster van de auto overgelegd. Daarin staat dat de verkoopster de auto aan [de vrouw] heeft verkocht. Niet in geschil is verder dat [de vrouw] de auto op haar naam heeft laten registreren bij de belastingdienst, dat zij de verzekering van de auto op haar naam heeft afgesloten en dat zij de verzekeringspremies altijd heeft betaald, net zoals de motorrijtuigenbelasting en het onderhoud van de auto. Dit alles in onderling verband bezien maakt voorshands onvoldoende aannemelijk dat de auto aan [de man] in eigendom toebehoort.
5.6
Weliswaar staat vast dat [de man] voor de aanschaf van de auto heeft betaald, maar dat is op zichzelf onvoldoende om eigenaarschap aan te tonen.
Hetzelfde geldt voor het feit dat [de man], gelijk [de vrouw], gebruik heeft gemaakt van de auto, zowel tijdens als na verbreking van de relatie tussen partijen.
De omstandigheid dat vast staat dat [de vrouw] ook nog over een tweede auto beschikt en [de man] over geen enkele auto, is van onvoldoende gewicht voor een ander oordeel. Ook de gestelde omstandigheid dat de koopovereenkomst, het kenteken, de verzekering (en mogelijk ook de onderhoudsfacturen) slechts op naam van [de vrouw] zijn gezet, omdat [de man] schulden had en wenste te voorkomen dat daarvoor beslag op de auto zou worden gelegd, ondersteund met schriftelijke verklaringen van de broer en de huidige partner van [de man], is onvoldoende. Hierbij is van belang dat deze schriftelijke verklaringen met behoedzaamheid moeten worden gehanteerd, omdat deze getuigen belang bij de uitkomst van dit geding kunnen hebben of loyaal aan [de man] kunnen zijn. Ook al deze omstandigheden in samenhang beschouwd, zijn onvoldoende voor een ander oordeel.
5.7
Een belangenafweging leidt evenmin tot een ander oordeel. Weliswaar is het belang van [de man] bij de beschikbaarheid van één auto groter dan het belang van [de vrouw] bij de beschikbaarheid van twee auto’s, maar het Hof acht de stelling dat de auto van [de man] is zo weinig aannemelijk dat dit de doorslag geeft.
Slotsom en kosten
5.8
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering moet alsnog geheel worden afgewezen. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling (in beide instanties), gelet op de voormalige relatie tussen partijen.
B E S L I S S I N G
Het Hof,
rechtdoende in kort geding:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst af het door [de man] gevorderde;
compenseert de proceskosten in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, W.P.M. ter Berg en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 16 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.