ECLI:NL:OGHACMB:2025:245

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
AUA2025H00009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot bedrijfsperformance allowance

In deze zaak gaat het om de uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) tussen de Aruba Airport Authority N.V. (AAA) en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De werknemer, die eerder als beveiligingsmedewerker bij AAA werkte, claimt recht te hebben op een bedrijfsperformance allowance zoals beschreven in de CAO, ondanks het feit dat hij niet meer in dienst is bij AAA. AAA betwist deze claim en stelt dat de werknemer geen recht heeft op de allowance omdat hij niet meer in dienst is. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de werknemer in het gelijk gesteld, wat AAA heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De procedure begon met een beroepschrift van AAA op 14 januari 2025, waarin zij de beschikking van het Gerecht van 3 december 2024 aanvecht. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 september 2025, waarbij zowel AAA als de [geïntimeerde] hun standpunten toelichtten. Het Hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de bepalingen in de CAO, waarbij het belang van de tekstinterpretatie en de context van de bepalingen centraal stonden.

Het Hof concludeert dat de uitleg van de CAO moet plaatsvinden aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij de bewoordingen van de bepalingen van doorslaggevende betekenis zijn. Het Hof oordeelt dat de werknemer recht heeft op de bedrijfsperformance allowance, ongeacht zijn huidige dienstverband, en bevestigt daarmee de beschikking van het Gerecht. De uitspraak benadrukt dat de prestaties van werknemers in een bepaald kalenderjaar invloed kunnen hebben op de EBITDA van AAA, en dat dit ook geldt voor ex-werknemers die in dat jaar in dienst waren.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202403095 – AUA2025H00009
Uitspraak: 14 oktober 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA AIRPORT AUTHORITY N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoeker, thans geïntimeerde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna AAA en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft de uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst.
Eiser is in dienst geweest bij AAA. Hij meent dat hij recht heeft op een ‘bedrijfsperformance allowance’ die omschreven is in de collectieve arbeidsovereenkomst, ook al is hij niet meer in dienst bij AAA. AAA meent dat eiser dat recht niet heeft, omdat hij niet meer in dienst is. Het Gerecht heeft eiser gelijk gegeven en het Hof is het daarmee eens.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 14 januari 2025 ingekomen beroepschrift is AAA in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 3 december 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Hierbij heeft AAA het hoger beroep toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verzoek van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 18 september 2025. Zijdens AAA is [legal advisor], legal advisor, verschenen, met mr. Barrios. [geïntimeerde] is in persoon verschenen. Allen hebben hun standpunt toegelicht en vragen van het Hof beantwoord.
2.3
Beschikking is bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
AAA exploiteert de luchthaven van Aruba. Met ingang van 1 februari 2022 is [geïntimeerde] bij AAA in dienst getreden als beveiligingsmedewerker.
3.1.2
Tussen AAA en de vakbond Sindicato di Trahadornan di Aruba (STA) is een collectieve arbeidsovereenkomst 2023-2026 overeengekomen die van toepassing was op de arbeidsrelatie van [geïntimeerde] met AAA (hierna: de CAO). Hierin staat onder meer:
HOOFDSTUK I -
ALGEMENE VOORWAARDEN
Artikel 1
DEFINITIES
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. (…)
2. Werknemer De persoon die ingevolge een schriftelijke arbeidsovereenkomst in
dienst is van de werkgever en die werkzaam is in een functie die is
vermeld in Bijlage I dan wel een functie die na totstandkoming van
deze C.A.O. conform artikel 2 aan Bijlage I is toegevoegd. Overal
waar “hij” en “echtgenote” staat, kan ook “zij” of “echtgenoot”
worden gelezen, danwel de levenspartner bedoeld in artikel I.22 van
deze overeenkomst.
3. (…)
Artikel 2
WERKINGSSFEER
Deze C.A.O. is van toepassing op alle werknemers in dienst van de werkgever en die een funktie/rang bekleden, welke opgenomen is in Bijlage 1 alsmede de functies die de werkgever na totstandkoming van de C.A.O. en na schriftelijke mededeling aan de Vakbond aan de Bijlage 1 heeft toegevoegd.
Artikel 3
INDIENSTTREDING EN ARBEIDSOVEREENKOMST
1. (…)
4. De werkgever is verplicht om op alle werknemers gedurende hun dienstverband of bij tewerkstelling de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst toe te passen en is niet toegestaan af te wijken van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. In geval van strijdigheid tussen de arbeidsovereenkomst van de werknemer (al dan niet door nawerking van bepalingen uit vorige collectieve arbeidsovereenkomsten) en deze collectieve arbeidsovereenkomst, gelden onverkort de bepalingen uit deze collectieve arbeidsovereenkomst.
5. (…)
(…)
Artikel 4
BEËINDIGING DIENSTVERBAND
1. (…)
6. Bij beëindiging van het dienstverband zal de werkgever alle geldbedragen die aan de werknemer verschuldigd zijn verrekenen met de laatste salarisbetaling.
(…)
HOOFDSTUK II -
FINANCIËLE VOORWAARDEN
(…)
Artikel 13
KERSTGRATIFICATIE
1. De werknemer ontvangt jaarlijks in de payroll van eind november over een periode van 12 maanden, vanaf de maand december van het voorafgaande jaar, een gratificatie gelijk aan 1 maand van het functieloon van de maand november.
2. De leden 2a tot en met 3 van artikel 15 zijn van overeenkomstige toepassing.
(…)
Artikel 15
VAKANTIE UITKERING
1. (…)
2a. Ingeval een werknemer nog geen 12 maanden in dienst is, zal de werknemer 1/12 deel van de toelage ontvangen voor elke maand dat hij in dienst van de werkgever was, met dien verstande dat een gedeelte van de maand beschouwd wordt als een hele maand.
b. De werknemer die over een periode gedurende welke hij geen loon maar ongevallengelduitkering of ziekengelduitkering heeft genoten, gedurende de twaalf maanden waarop de vakantietoelage betrekking heeft zal toch zijn vakantietoelage ontvangen.
c. Verlof zonder behoud van loon, dat door de werkgever aan de werknemer is verleend, zal worden beschouwd als een onderbreking van de periode gedurende welke de werknemer in dienst van de werkgever werkzaam is geweest en geldt dan ook niet als diensttijd.
3. Bij het eindigen van het dienstverband van de werknemer zal voor de diensttijd waarover nog geen vakantietoelage is uitgekeerd, het bedrag van de toelage proportioneel worden berekend over volle weken, en uitgekeerd/verrekend, tezamen met het loon en eventuele andere toelagen waar hij op dat moment recht op heeft. In het geval het dienstverband beëindigd is wegens overlijden van de werknemer zal de uitkering, als de werknemer gehuwd was, aan de weduwe en wezen worden voldaan en in geval hij ongehuwd was, aan zijn wettelijke erfgenamen of aan de nabestaanden die bij de werkgever ingeschreven staan in de werknemersverklaring.
Artikel 16
AANMOEDIGINGSPREMIE
Elke werknemer ontvangt een bedrag gelijk aan Afl. 2.500,- per jaar als aanmoediging tot prestatie. Dit bedrag zal in de eerste week van januari uitgekeerd worden. Ingeval de werknemer in de loop van het jaar voorafgaand aan de uitkering in dienst is getreden, zal de uitkering pro rata geschieden.
(…)
Artikel 17
BEDRIJFSPERFORMANCE ALLOWANCE
Ingeval na het verstrijken van een kalenderjaar, de jaarcijfers -na controle door de externe accountant en goedgekeurd door de aandeelhouder- over dat jaar blijkt dat er een positieve EBITDA gerealiseerd is, ontvangt elke werknemer na genoemde controle in de payroll van de maand juni, een Bedrijfsperformance Allowance van
- Afl. 1.750,00 bij een gerealiseerde EBITDA van meer dan Afl. 95 miljoen;
- Afl. 1.500,00 bij een gerealiseerde EBITDA van meer dan Afl. 80 miljoen doch niet meer dan Afl. 95 miljoen; of
- Afl. 1.250,00 bij een gerealiseerde EBITDA van minder dan Afl. 80 miljoen.
In geval een werknemer in het verstreken kalenderjaar (waarop de bedrijfsperformance betrekking heeft) niet 12 maanden in dienst was, zal de werknemer 1/12 deel van de toelage ontvangen voor elke maand dat hij in dienst van de werkgever was, met dien verstande dat een gedeelte van de maand beschouwd wordt als een hele maand.
In het geval dat een of meerdere ratio’s (EBITDA, Cost-Revenue ratio, Lenders’ ratio’s) aanzienlijk negatief zullen afwijken van hetgeen is opgenomen in de jaarlijkse business plan, zullen partijen met elkaar een open en redelijk gesprek voeren.
3.2
Bij brief van 20 maart 2024 heeft [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 30 april 2024. In verband met die opzegging heeft AAA een eindafrekening opgesteld en aan [geïntimeerde] een betaling gedaan overeenkomstig de eindafrekening. De eindafrekening bevat geen betaling van een bedrijfsperformance allowance als bedoeld in art. 17 CAO.
3.3
Na controle door de externe accountant en goedkeuring door de aandeelhouder is gebleken dat er over het kalenderjaar 2023 een positieve EBITDA is gerealiseerd van meer dan Afl. 80 miljoen, maar niet meer dan Afl. 95 miljoen. In verband daarmee hebben de werknemers die in juni 2024 in dienst waren, een bedrijfsperformance allowance ontvangen als bedoeld in art. 17 CAO. [geïntimeerde] heeft die bedrijfsperformance allowance niet ontvangen, omdat hij in juni 2024 niet meer in dienst was.
Beslissing van het Gerecht
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht op verzoek van [geïntimeerde] AAA veroordeeld tot betaling van Afl. 1.500 bruto aan [geïntimeerde], met wettelijke rente. Het oordeel van het Gerecht komt erop neer dat dit bedrag als bedrijfsperformance allowance als bedoeld in art. 17 CAO aan [geïntimeerde] toekomt en dat daaraan niet afdoet dat [geïntimeerde] in juni 2024 niet meer bij AAA in dienst was.
Beoordeling door het Hof
3.5
De CAO moet worden uitgelegd aan de hand van de cao-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1622, 3.1.2).
3.6
Enerzijds staat in art. 17 CAO dat in het daar omschreven geval elke ‘werknemer’ een bedrijfsperformance allowance ontvangt en staat in art. 1 onder 2 CAO het begrip ‘werknemer’ gedefinieerd als de persoon die in dienst ‘is’. Op grond hiervan is de tekstinterpretatie die inhoudt dat een persoon slechts recht op de bedrijfsperformance allowance heeft, indien de persoon ten tijde van de uitkering in juni bij AAA in dienst is, op zichzelf een mogelijke tekstinterpretatie.
3.7
Anderzijds is het in het gewone taalgebruik goed mogelijk om met de term ‘werknemer’ te verwijzen naar een persoon die in een relevante periode in dienst is of was, afhankelijk van de context waarin de term ‘werknemer’ wordt gebruikt. Art. 17 CAO verwijst tweemaal naar een verstreken kalenderjaar. Op grond hiervan is de tekstinterpretatie die inhoudt dat een persoon recht op de bedrijfsperformance allowance heeft, indien (en voor zover) de persoon ten tijde van het verstreken kalenderjaar bij AAA in dienst was, ongeacht of de persoon ook ten tijde van de uitkering in dienst is, op zichzelf ook een mogelijke tekstinterpretatie.
3.8
Art. 2 CAO (werkingssfeer) spreekt van ‘werknemers in dienst’. Hieruit kan niet worden afgeleid dat ex-werknemers in geen enkel geval aanspraken jegens AAA kunnen doen gelden op grond van bepalingen uit de CAO. Indien bijvoorbeeld de werkgever geen goede uitvoering geeft aan artikel 4 lid 6 CAO (verrekening van verschuldigde bedragen met de laatste salarisbetaling), kan een ex-werknemer verlangen dat dit alsnog gebeurt, ook al is de ex-werknemer geen werknemer meer. Art. 2 CAO legt daarom geen gewicht in de schaal.
3.9
Voor art. 3 lid 4 CAO (toepassing op alle werknemers gedurende hun dienstverband) geldt hetzelfde als hiervoor over art. 2 CAO is overwogen.
3.1
Art. 4 lid 6 CAO (verrekening van verschuldigde bedragen met de laatste salarisbetaling) legt evenmin gewicht in de schaal. Uiteraard kan de werkgever ten tijde van de laatste salarisbetaling slechts de overige verschuldigde geldbedragen betalen voor zover de hoogte ervan op dat moment bekend is. Dat sluit niet uit dat er een nabetaling volgt als de hoogte van een verschuldigd bedrag later bekend wordt. In dit geval sluit de omstandigheid dat het dienstverband per 30 april 2024 is geëindigd, dus niet uit dat AAA in juni 2024 nog een betaling aan [geïntimeerde] moet doen.
3.11
Art. 13 CAO (kerstgratificatie), art. 15 CAO (vakantie-uitkering) en art. 16 CAO (aanmoedigingspremie) bevatten telkens een regeling voor het geval een persoon slechts een deel van de relevante periode in dienst is geweest of loon ontvangen heeft. Dat zegt niets over de betekenis van art. 17 CAO. Art. 17 CAO bevat immers ook zelf een regeling voor het geval dat de persoon in het verstreken kalenderjaar niet gedurende twaalf maanden in dienst was. Een dergelijke regeling is zowel bij de hiervoor onder 3.6 gegeven tekstinterpretatie als bij de hiervoor onder 3.7 gegeven tekstinterpretatie zinvol. De omstandigheid dat die regeling er is, biedt daarom geen aanknopingspunt voor of tegen de ene of de andere uitleg.
3.12
Ook voor het overige leveren de bewoordingen van art. 17 CAO, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, en de betekenis die naar objectieve maatstaven uit die bewoordingen volgt, op zichzelf geen argumenten op voor of tegen de ene of de andere uitleg. Ook de elders in de CAO gebruikte formuleringen leveren geen aanwijzingen op. Niet is gesteld of gebleken dat er een schriftelijke toelichting is.
3.13
In dit geval komt het aan op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
3.14
Er bestaat in het algemeen geen rechtstreeks verband tussen de prestaties van een individuele werknemer en de EBITDA die AAA in een bepaald kalenderjaar realiseert. Verder geldt voor sommige functies bij AAA veel meer dan voor andere dat de prestaties van degenen die de functie bekleden, invloed hebben op de EBITDA van AAA. In art. 17 CAO wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers die goed presteren en werknemers die minder goed presteren.
3.15
Niettemin kan een zeker verband worden aangenomen tussen de EBITDA die AAA in een bepaald kalenderjaar realiseert en de prestaties van de werknemers die in dat kalenderjaar bij AAA in dienst waren. Daarnaast kan de omstandigheid dat een hogere EBITDA tot een hogere bedrijfsperformance allowance leidt, als een prikkel voor iedere werknemer worden ervaren om zo goed mogelijke arbeidsprestaties te leveren en te streven naar een zo hoog mogelijke EBITDA voor de werkgever, voor zover de werknemer daar invloed op heeft. Ook degene die in juni van het nieuwe jaar niet meer in dienst is, kan die prikkel zo hebben ervaren. De enkele omstandigheid dat deze persoon niet meer in dienst is, levert geen goede reden op om hem of haar de bedrijfsperformance allowance te onthouden. Daarom zijn de rechtsgevolgen van de door [geïntimeerde] verdedigde uitleg aannemelijker dan die van de door AAA verdedigde uitleg.
3.16
De omstandigheid dat vakbond STA AAA nimmer heeft aangesproken op uitbetaling van de bedrijfsperformance allowance aan ex-werknemers volgens de door [geïntimeerde] verdedigde uitleg, legt geen gewicht in de schaal. Deze omstandigheid is niet relevant, gelet op de cao-norm. Hetzelfde geldt voor de gang van zaken bij de uitdiensttreding van de voorzitter van de vakbond.
3.17
Indien toewijzing van het verzoek AAA voor uitvoeringsproblemen stelt, is dat geen reden voor afwijzing. Het levert ook geen voldoende sterke aanwijzing op dat de door AAA verdedigde uitleg de juiste moet zijn.
3.18
Het hoger beroep slaagt niet. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. Nu [geïntimeerde] zonder gemachtigde heeft geprocedeerd en in hoger beroep geen kosten voor verschotten heeft gemaakt, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 14 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.