ECLI:NL:OGHACMB:2025:248

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
CUR2024H00045
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vernietiging borgstellingen en beslag op echtelijke woning

In deze zaak vordert een vrouw een verklaring voor recht dat de borgstellingen die haar echtgenoot heeft aangegaan met Cat Crédito, een Mexicaanse vennootschap, zijn vernietigd op grond van artikel 1:88 BW. Daarnaast vraagt zij om opheffing van het beslag op het aandeel van haar echtgenoot in de echtelijke woning. In eerste aanleg zijn haar vorderingen afgewezen, waarna zij in hoger beroep is gegaan. Het Hof beoordeelt de vorderingen opnieuw en kijkt ook naar de vermeerdering van de eis van de vrouw, die het bedrijf wil verbieden verhaal te nemen op goederen die vallen in de huwelijksgoederengemeenschap. Het Hof stelt vast dat de man, die de borgstellingen heeft ondertekend, geen toestemming van de vrouw heeft gekregen, maar dat Cat Crédito te goeder trouw heeft gehandeld. Het Hof oordeelt dat de vrouw in 2015 en 2016 haar gewone verblijfplaats in Curaçao had, maar dat de borgstellingen niet vernietigbaar zijn omdat Cat Crédito niet op de hoogte hoefde te zijn van de toestemmingseis. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen, en het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg wordt bevestigd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202201399 – CUR2024H00045
Uitspraak: 30 september 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de vrouw,
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres,
thans appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en N.R.V. Soeltaansingh,
tegen
de man,
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
gemachtigden: mrs. M.-J. Eisden en N. Peters
en
2. de rechtspersoon naar het recht van Mexico
CATERPILLAR CRÉDITO, SOCIEDAD ANÓNIMA DE CAPITAL VARIABLE, SOCIEDAD FINANCIERA DE OBJETO MÚLTIPLE, ENTIDAD REGULADA,
gevestigd in Mexico,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. M. Malycha, J.F. Vlek en H.M. Weijand.
Partijen worden hierna genoemd: de vrouw, de man en Cat Crédito.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een echtgenote een verklaring voor recht dat de overeenkomsten tussen een bedrijf en haar echtgenoot, waarbij de laatste zich persoonlijk garant heeft gesteld, zijn vernietigd (op grond van de beschermende bepalingen van artikel 1:88 BW). Daarnaast vordert zij opheffing van het beslag op het aandeel van haar echtgenoot op de echtelijke woning. In eerste instantie zijn de vorderingen afgewezen. Het Hof beoordeelt de vorderingen in hoger beroep opnieuw en daarnaast beoordeelt het Hof in hoger beroep ook de vermeerdering van de vordering van de echtgenote om het bedrijf te verbieden verhaal te nemen op goederen die vallen in de huwelijksgoederengemeenschap of onderdeel zijn van een trustvermogen waar een van de echtgenoten uiteindelijk begunstigde van is.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 16 februari 2024 ingekomen akte van appel is de vrouw in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 8 januari 2024 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 2 april 2024 ingekomen memorie van grieven tevens vermeerdering van eis, met producties, heeft de vrouw twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, haar vermeerderde vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Cat Crédito in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
1.3
Bij op 10 juni 2024 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft de man geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de vrouw.
1.4
Bij op 11 juni 2024 ingekomen memorie van antwoord in het principaal appel en memorie van grieven in het incidenteel appel, met producties, heeft Cat Crédito de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe (in incidenteel hoger beroep) dat het Hof het tussenvonnis van 3 april 2023 vonnis zal vernietigen en zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van de vorderingen dan wel (in principaal hoger beroep) de vorderingen van de vrouw zal afwijzen met veroordeling (in principaal en in incidenteel hoger beroep), uitvoerbaar bij voorraad, van de vrouw in de proceskosten in beide instanties, met de wettelijke rente daarover wanneer betaling binnen twee weken uitblijft.
1.5
Op 27 augustus 2024 heeft de vrouw een memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep genomen, met producties. De vrouw concludeert daarin tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van Cat Crédito in de kosten van beide instanties met nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente.
1.6
Op 27 mei 2025 hebben partijen de zaak mondeling bepleit. De gemachtigden van de partijen hebben allen pleitnotities overgelegd. Beide partijen hebben nog aktes overlegging producties genomen die op voorhand zijn toegestuurd aan de andere partij(en) en het Hof. De aktes van de vrouw zijn van 22 april 2025, 22 mei 2025, 23 mei 2025 en 26 mei 2025. Cat Crédito heeft aktes genomen op 7 mei 2025 en 24 mei 2025 (per e-mail).
1.7
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Het Hof gaat uit van dezelfde feiten als waar het Gerecht vanuit is gegaan, te weten:
2.1
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd in Venezuela.
2.2
Cat Crédito is onderdeel van de Caterpillar Group, een internationaal opererende groep van ondernemingen met hoofdkantoor in de USA die onder meer fabrikant van industriële uitrusting en motoren is.
2.3
Dealer voor Caterpillar producten in Venezuela en op de ABC-eilanden was de Venequip Group.
2.4
Cat Crédito heeft leningen verstrekt aan de naamloze vennootschap VMSC Curaçao N.V. (hierna: VMSC), een vennootschap behorend tot de Venequip Group.
2.5
Bij borgstelling van 16 oktober 2015 heeft de man zich persoonlijk garant gesteld voor de terugbetaling van een lening van USD 110.000.000 van Cat Crédito aan VMSC. Op 11 oktober 2016 heeft de man eenzelfde borgstelling afgegeven, die voor de eerdere borgstelling in de plaats is getreden.
2.6
Bij brief van haar gemachtigde aan Cat Crédito van 2 november 2021 heeft de vrouw een beroep gedaan op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW omdat De man deze borgstellingen zonder haar toestemming zou zijn aangegaan.
2.7
Cat Crédito heeft op 4 februari 2022 een ICC-arbitrage tegen de man aanhangig gemaakt waarin zij betaling vordert op grond van de borgstelling. Op 22 maart 2022 heeft Cat Crédito na daartoe verkregen verlof beslag laten leggen op het onverdeelde aandeel van de man in het appartementsrecht plaatselijk bekend als Blue Bay Indigo Garden nummer A2.
aangevuld door de volgende feiten:
2.8
Bij vonnis van 13 mei 2024 heeft het Gerecht (in de zaak met nummer CUR202200913) kort gezegd de vordering van Cat Crédito tegen onder andere VMSC en Venequip tot betaling van de lening toegewezen en VMSC veroordeeld tot betaling van bijna USD 73 miljoen en Venequip tot betaling van USD 55 miljoen. VMSC en Venequip zijn tegen dat vonnis in hoger beroep gekomen (met nummers CUR2024H00153, 154 en 156). In dat hoger beroep is nog geen uitspraak gedaan.

3.De vordering en de beslissing van het Gerecht

3.1
De vrouw heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat de borgstellingen (genoemd in 2.5) zijn vernietigd. Daarnaast vordert zij opheffing van het beslag op het aandeel van de man in de echtelijke woning.
3.2
Bij het in het incidenteel hoger beroep bestreden vonnis in het incident van 3 april 2023 heeft het Gerecht zich bevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen.
3.3
Bij het in het principaal hoger beroep bestreden eindvonnis van 8 januari 2024 (na verbetering) heeft het Gerecht de vorderingen afgewezen, kort gezegd omdat niet is komen vast te staan dat Curaçao de gewone verblijfplaats van de vrouw is. Daartegen komt de vrouw in hoger beroep op.

4.De beoordeling in het hoger beroep

de grondslag van de vorderingen van De vrouw
4.1
De vrouw baseert haar vorderingen op de artikelen 1:88 en 1:89 BW.
Kort gezegd beogen deze artikelen om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen zichzelf en elkaar te beschermen als het gaat om rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie (onder meer HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:41). De ene echtgenoot heeft daarom voor het aangaan van bepaalde rechtshandelingen de toestemming nodig van de andere echtgenoot. De vrouw stelt dat zij de man geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de overeenkomsten waarom het hier gaat (2.5). Toen zij op de hoogte raakte van de door de man gesloten overeenkomsten heeft de vrouw op grond van deze beschermingsbepaling de nietigheid daarvan ingeroepen.
verweren Cat Crédito
4.2
Cat Crédito voert daartegen de volgende verweren aan:
de rechter op Curaçao is onbevoegd (incidenteel hoger beroep)
de vrouw komt geen beroep toe op de beschermingsbepaling omdat zij in 2015 en 2016 geen gewone verblijfplaats op Curaçao had
de vrouw komt geen beroep toe op de beschermingsbepaling omdat de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing is
e vrouw komt geen beroep toe op de beschermingsbepaling omdat Cat Crédito te goeder trouw was
de vordering van de vrouw is verjaard.
a.
de bevoegdheid van de Curaçaose rechter (incidenteel hoger beroep)
4.3
De grief die Cat Crédito opwerpt tegen het vonnis in het incident van 3 april 2023 ziet op de vraag of de rechter in Curaçao bevoegd is om van de vordering van de vrouw tegen de man en tegen Cat Crédito kennis te nemen. Net als het Gerecht is het Hof van oordeel dat dat zo is.
4.4
Het Hof stelt voorop dat het Curaçaose recht geen bepalingen inzake internationale bevoegdheid kent en dat – hetgeen in hoger beroep ook niet is bestreden - naar vaste Curaçaose rechtspraak de wettelijke regels inzake de relatieve bevoegdheid (artikel 95 e.v. Rv) bepalen of de Curaçaose rechter al dan niet internationaal bevoegd is, behoudens in gevallen waarin dat zou leiden tot exorbitante rechtsmacht. Artikel 95 Rv bepaalt dat bevoegd is de rechter van de woonplaats van gedaagde.
4.5
Het Hof gaat ervan uit dat de man woonplaats heeft in Curaçao. Het Hof baseert zich daarvoor op de volgende feiten, die Cat Crédito niet of onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De man is (evenals de vrouw) geboren in Venezuela en heeft daar tot 2012 gewoond. In 2012 hebben hij en de vrouw Venezuela verlaten vanwege de sociaaleconomische en politieke situatie daar. Zij zijn vertrokken naar Curaçao, waar toen nog een van hun kinderen met kleinkinderen woonde. Zij hebben hier een verblijfsvergunning aangevraagd en gekregen en hebben zich in Curaçao bij het bevolkingsregister laten inschrijven. De man is in het bezit van een Curaçaose identiteitskaart (sedula). Ook heeft hij in Curaçao een huis gekocht. Verder staat vast dat hij in Curaçao is verzekerd tegen ziektekosten. Ook doet hij belastingaangifte in Curaçao. Ter zitting heeft de man nog verklaard dat hij niet of nauwelijks nog in Venezuela komt en dat het bij hem en de vrouw in eigendom zijnde familiehuis aldaar niet langer wordt bewoond.
4.6
Op grond van die feiten neemt het Hof aan dat de man sinds 2012 woonplaats heeft in Curaçao zoals bedoeld in artikel 95 Rv. De omstandigheden die volgens Cat Crédito daartegen pleiten, zijn op zichzelf maar ook in samenhang onvoldoende zwaarwegend om van een andere (vaste) woonplaats uit te gaan. Aan Cat Crédito kan worden toegegeven dat de man doorgaans kennelijk slechts een relatief klein aantal dagen per jaar in Curaçao verblijft, maar dat wil nog niet zeggen dat zijn woonplaats dan niet Curaçao is of kan zijn. De vrouw en de man leiden, zoals ook naar voren komt uit hun verklaringen op de zitting, een kosmopolitisch bestaan waarbij zij een groot deel van het jaar in diverse buitenlanden doorbrengen, op hun jacht of bij hun (klein)kinderen die onder meer wonen in Puerto Rico, Parijs en Amsterdam. Curaçao is echter de plek waarnaar zij steeds weer terugkeren, zoals zij onweersproken hebben verklaard. Dat de man in diverse zakelijke overeenkomsten en zakelijke registers in het verleden als woonplaats Venezuela heeft vermeld doet daar onvoldoende aan af. Dat geldt evenzeer voor het gegeven dat de man in het Venezolaanse kiesregister staat ingeschreven. Zoals overwogen is de man geboren en getogen in Venezuela en heeft hij daar het grootste deel van zijn leven doorgebracht. Tegen die achtergrond is zijn inschrijving in het kiesregister aldaar niet opmerkelijk en legt die, gelet op de feiten die hiervoor zijn genoemd, te weinig gewicht in de schaal om aan te nemen dat de woonplaats van de man Venezuela is. Tot slot is ook de omstandigheid dat de man zijn vermogen volledig buiten Curaçao beheert (in diverse landen, zoals Puerto Rico, Panama, Bahama’s en Verenigde Staten) onvoldoende voor de conclusie dat de woonplaats van de man een andere is dan Curaçao. Cat Crédito heeft dus onvoldoende gesteld om tot onbevoegdheid te concluderen.
4.7
Dat betekent dat de Curaçaose rechter bevoegd is om van de vordering van de vrouw tegen de man kennis te nemen. Daarmee is de Curaçaose rechter, gezien de samenhang tussen de vorderingen op grond van artikel 103 Rv tevens bevoegd om kennis te nemen van de vordering van de vrouw tegen Cat Crédito.
4.8
Cat Crédito maakt bezwaar tegen toepassing van artikel 103 Rv. Voor zover dat bezwaar van Cat Crédito erop is gebaseerd dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de man woonplaats heeft in Curaçao gaat het niet op, gezien het hiervoor overwogene.
4.9
Verder valt niet in te zien waarom het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat artikel 103 Rv in dit geval toepassing zou vinden. Cat Crédito stelt dat de vrouw en de man in feite gezamenlijk optrekken en dat de vrouw door zonder noodzaak (gelet op artikel 1:89 lid 4 BW) de man te dagvaarden een trucje toepast om op die manier via artikel 103 Rv rechtsmacht ten aanzien van Cat Crédito te bewerkstelligen. Het Hof deelt dat standpunt van Cat Crédito niet. Het enkele feit dat het niet nodig was om de man te dagvaarden maakt nog niet dat dit niet toelaatbaar zou zijn. Evenmin volgt daaruit – bij gebreke van andere gestelde of gebleken omstandigheden – dat sprake is van een onaanvaardbaar opzetje van de vrouw. Aan het vereiste van samenhang tussen de vorderingen die een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen is voldaan: dat is voldoende om artikel 103 Rv toe te passen.
4.1
Hetgeen Cat Crédito in haar grief tegen het vonnis van 3 april 2023 verder nog aanvoert, ziet op overwegingen die het Gerecht ten overvloede heeft gegeven en kan gelet op wat hiervoor is overwogen buiten beschouwing blijven.
slotsom in het incidenteel hoger beroep
4.11
Het incidenteel hoger beroep slaagt niet. Het vonnis van 3 april 2023 zal worden bekrachtigd en Cat Crédito zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
gewone verblijfplaats van De vrouw
4.12
Niet in geschil is (zoals overwogen in het bestreden vonnis van 8 januari 2024, r.ov. 4.1) dat naar Curaçaos internationaal privaatrecht de vraag of een echtgenoot voor een rechtshandeling toestemming nodig heeft van de andere echtgenoot en, zo ja, wat de gevolgen zijn van het ontbreken van deze toestemming, wordt beheerst door het recht van het land waar de echtgenoot wiens toestemming is vereist ten tijde van het verrichten van die rechtshandeling zijn gewone verblijfplaats heeft. Wil De vrouw met succes de borgstellingen vernietigen, dan zal dus allereerst moeten worden vastgesteld dat zij in 2015 en 2016 haar gewone verblijfplaats had in Curaçao. Het ligt op haar weg om dat aannemelijk te maken.
4.13
Het begrip ‘gewone verblijfplaats’ is een feitelijk begrip waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Het moet gaan, samengevat, om de plaats waar iemand de bedoeling heeft zich te vestigen en waarin een zekere integratie in een sociaal maatschappelijke en familiale omgeving tot uitdrukking komt. Hetgeen hiervoor in 4.5 is overwogen voor de man geldt in dezelfde zin voor de vrouw. Ook de vrouw is geboren in Venezuela en heeft daar tot 2012 gewoond. In 2012 hebben zij en de man Venezuela verlaten vanwege de sociaaleconomische en politieke situatie aldaar. Zij zijn vertrokken naar Curaçao, waar toen nog een van hun kinderen met kleinkinderen woonde. Zij hebben hier een verblijfsvergunning aangevraagd en gekregen en zij hebben zich in Curaçao bij het bevolkingsregister laten inschrijven. De vrouw is in het bezit van een Curaçaose identiteitskaart (sedula). Ook heeft zij met de man in Curaçao een huis gekocht waarnaar zij hun persoonlijke bezittingen, zoals dozen met familiefoto’s en kleding hebben overgebracht. Verder staat vast dat de vrouw in Curaçao is verzekerd tegen ziektekosten. Ook doet zij belastingaangifte in Curaçao. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij slechts eenmaal per jaar voor een week of tien dagen naar Venezuela gaat om haar moeder te bezoeken. Verder heeft de vrouw nog onweersproken door Cat Crédito gesteld dat zij in Curaçao een kapper heeft, een huisarts en een dierenarts voor de hond(en). Ook heeft zij in Curaçao een auto geregistreerd staan.
4.14
Het Hof leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden af dat Curaçao sinds 2012 de gewone verblijfplaats van de vrouw is. Dus ook in de jaren 2015 en 2016. Vast staat dat de vrouw en de man in 2012 vanuit Venezuela naar Curaçao zijn verhuisd – dat wil zeggen hun persoonlijke bezittingen hebben overgebracht - en een aantal stappen hebben doorlopen om zich in Curaçao te vestigen: het aanvragen van een verblijfsvergunning, de inschrijving in het bevolkingsregister, de uitschrijving uit het bevolkingsregister in Venezuela. Dat zij die stappen uitsluitend hebben gezet met het oog op de zogeheten ‘penshionado-regeling’ zoals Cat Crédito aanvoert, verwerpt het Hof. Het Hof acht aannemelijk dat de man en de vrouw, zoals de vrouw stelt, destijds (mede) voor Curaçao hebben gekozen om dichter bij hun (toen nog enige) kleinkinderen te zijn. Zij hebben een huis op Blue Bay gekocht, waar in 2012 en ook nog in 2015/2016 hun zoon en kleinkinderen woonden, terwijl een broer van de man ook een appartement in Blue Bay bezit en daar woonde in 2015/2016, evenals diens zoon met zijn gezin.
4.15
Cat Crédito heeft deze feiten en omstandigheden op zichzelf niet betwist. De argumenten die volgens Cat Crédito tegen het aannemen van Curaçao als gewone verblijfplaats pleiten, veranderen daar niets aan.
4.16
Cat Crédito probeert met de argumenten die zij aanvoert de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in een ander licht te plaatsen zodat de conclusie dat Curaçao de gewone verblijfplaats van de vrouw was in 2015 en 2016, niet houdbaar is. Het kernargument daarin is dat de vrouw in 2015 en 2016 slechts een klein aantal dagen in Curaçao is geweest. Voor zover het overzicht dat Cat Crédito daartoe overlegt al juist is, wil dat nog niet zeggen dat de gewone verblijfplaats van de vrouw niet Curaçao is of kan zijn. De vrouw en de man leiden, zoals ook naar voren komt uit hun verklaringen op de zitting, als vermogend echtpaar een kosmopolitisch bestaan waarbij zij een groot deel van het jaar vaak met een specifiek doel, met name familiebezoek, in diverse buitenlanden doorbrengen, op hun jacht of bij hun (klein)kinderen die onder meer wonen in Puerto Rico, Parijs en Amsterdam. Curaçao is echter de plek waarnaar zij steeds weer terugkeren (“waar de klerenkast staat”), zoals zij onweersproken hebben verklaard. Curaçao is met andere woorden de gewone verblijfplaats van de vrouw.
tussenconclusie
4.17
De (eerste) grief in het principaal hoger beroep slaagt.
4.18
Omdat de vrouw in 2015 en 2016 haar gewone verblijfplaats in Curaçao had vallen de garantieovereenkomsten onder het bereik van artikel 1:88 BW. Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW had de man voor het sluiten van de garantieovereenkomsten met Cat Crédito de toestemming nodig van de vrouw. Vast staat dat hij die toestemming niet heeft (gevraagd). Dit geldt tenzij zich een van de door Cat Crédito opgeworpen uitzonderingen voordoet (zie r.ov. 4.2, c. of d.) of de vernietigingsbevoegdheid is verjaard (zie r.ov. 4.2 e.)
c.
artikel 1:88 lid 5 BW
achtergrond en totstandkomingsgeschiedenis
4.19
Ingevolge dit artikel is toestemming van de andere echtgenoot niet vereist als de borgtocht wordt aangegaan door een bestuurder van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt en de borgstelling geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.
4.2
In de parlementaire geschiedenis is hierover opgemerkt (Hof: waar hierna gesproken wordt over lid 4 BW dient dit te worden gelezen als artikel 1:88 lid 5 zoals dit is komen te luiden):
“Degene die een zelfstandig beroep uitoefent of door een eenmansonderneming of vennootschap onder firma aan het zakenleven deelneemt, draagt daarvoor de volle aansprakelijkheid, waarvan zijn echtgenoot de financiële gevolgen kan ondervinden, zonder dat diens toestemming voor de aansprakelijkheid scheppende handelingen is vereist. Deze persoonlijke aansprakelijkheid kan in beginsel worden uitgesloten door het beroep of bedrijf door middel van een naamloze of besloten vennootschap uit te oefenen, doch de enkele aansprakelijkheid van deze vennootschap wordt in de praktijk niet ten onrechte veelal onvoldoende geacht bij belangrijke transacties, zoals geldleningen. Gebruikelijk is dan ook dat daarvoor door de wederpartij extra zekerheid wordt verlangd door middel van handelingen als die waarop lid 1 onder c het oog heeft. Lid 4 komt aan deze behoefte van de praktijk tegemoet. Dit is ook tegenover de andere echtgenoot gerechtvaardigd, omdat deze geen meerder risico loopt dan bij de rechtstreekse beroeps- of bedrijfsuitoefening buiten de rechtsvorm der besloten vennootschap.” (MvT Inv., Parl. Gesch. Aanpassing BW (Inv. 3, 5 en 6), p. 20)
(…)
“Een middenstandsonderneming is zonder bankkrediet nauwelijks te drijven. Wordt zij gedreven in de vorm van een eenmanszaak of een vennootschap onder firma, dan pleegt de bank allerlei zakelijke zekerheid te bedingen, doch bovendien is de eigenaar der zaak, respectievelijk zijn de vennoten, tegenover de bank ook volledig persoonlijk aansprakelijk. Door oprichting van, vaak ‘omzetting’ van een bestaand bedrijf in, een BV valt die persoonlijke aansprakelijkheid weg. Voor haar bereidheid tot kredietverlening pleegt de bank dan ook in zulk een geval de verlening van borgtocht door de ondernemer te verlangen. Aangezien, zoals opgemerkt, bankkrediet voor het ondernemen onontbeerlijk is, valt daaraan wel niet te ontkomen. Maar dan is het ook niet gewenst dat de echtgenoot het verstrekken van de borgtocht kan tegenhouden. Het alternatief zou dan zijn dat hetzij de onderneming, gewoonlijk de bron van inkomen voor het gezin, moet sluiten of worden verkocht, hetzij de ondernemer machtiging van de kantonrechter moet zien te verkrijgen, met alle echtelijke onaangenaamheden die daaraan zijn verbonden. Daarbij moet worden bedacht dat de keuze van de rechtsvorm der onderneming niet of slechts in geringe mate met het oog op de gevolgen voor het huwelijksvermogensrecht wordt bepaald, maar veeleer door commerciële of fiscale overwegingen.”
(…)
“Een eenvoudige, doorzichtige regeling verdient de voorkeur, indien deze maar de criteria bevat die hier van belang zijn, namelijk een combinatie van zeggenschap en financieel belang, zoals die zich voor de ondernemer ook bij de eenmanszaak en de vennootschap onder een firma voordoet.”
(…)
“In het geval van lid 4 gaat het om een borgtocht voor een vennootschap, die alleen maar formeel een ander is, maar die in werkelijkheid een bedrijfsactiviteit van de borg zelf is, even persoonlijk als een eenmanszaak of een vennootschap onder een firma. Dat is toch ook de reden, waarom de borgtocht wordt verlangd. Juist de weigering van de toestemming, zo deze wordt vereist, kan het gezin licht in ernstige financiële moeilijkheden brengen, omdat het onmisbare bankkrediet dan niet kan worden verkregen.” (MvA I Inv., Parl. Gesch. Aanpassing BW (Inv. 3, 5 en 6), p. 35-36)
4.21
Uit de parlementaire geschiedenis moet worden afgeleid (zie ook AG Hartkamp in zijn conclusie (onder 10 en 11 ECLI:NL:PHR:2006:AU5681)) dat de wetgever bij deze uitzondering het oog heeft gehad op de situatie waarin materieel geen onderscheid bestaat tussen de echtgenoot en de besloten of naamloze vennootschap waarin hij zijn onderneming drijft, en waarin sprake is van een combinatie van zeggenschap en financieel belang zoals die zich ook bij de eenmanszaak en de v.o.f. voordoet. De achterliggende gedachte is dat de wetgever heeft tegemoet willen komen aan de belangen van het rechtsverkeer en een eenvoudige en doorzichtige regeling heeft willen geven. In gevallen waarin de ondernemer in een rechtspersoon onderneemt, plegen banken bij kredietverstrekking immers in praktijk ook vaak persoonlijke garantstellingen te vragen. De wetgever heeft voor deze gevallen een persoonlijke borgstelling van de ondernemer niet afhankelijk willen maken van toestemming van de andere echtgenoot om zo een goede balans aan te brengen tussen het beschermingsbelang van de andere echtgenoot en de behoeften van de praktijk van het rechtsverkeer. Dit wordt in de wettekst tot uitdrukking gebracht door de eis dat de handelende echtgenoot zowel statutair bestuurder als (alleen of tezamen met zijn medebestuurders) meerderheidsaandeelhouder is van de desbetreffende vennootschap.
complexe vennootschapsstructuur
4.22
De vrouw voert aan dat de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW in dit geval niet geldt alleen al omdat sprake is van een complexe vennootschapsstructuur. In dat geval is toestemming van de andere echtgenoot altijd vereist, aldus de vrouw. Naar het oordeel van het Hof valt uit de parlementaire geschiedenis echter niet af te leiden dat een vennootschap die, zoals in dit geval, onderdeel is van een internationaal opererende groep van diverse (binnen- en buitenlandse) rechtspersonen en daarmee noodzakelijkerwijs een (meer) ingewikkelde structuur heeft, zonder meer van de bepaling is uitgesloten. Het gaat niet zo zeer om de vraag of de structuur op zichzelf complex is of lijkt, maar om de moeite die het voor een wederpartij kost om te achterhalen of de handelende echtgenoot feitelijk als ondernemer heeft te gelden.
De man was aandeelhouder noch bestuurder van VMSC
4.23
Volgens de letter van artikel 1:88 lid 5 BW is vereist dat de borg bestuurder en meerderheidsaandeelhouder is van de gewaarborgde vennootschap, in dit geval VMSC. De man is geen van beide. Toch moet hij volgens Cat Crédito als ondernemer worden aangemerkt. Wanneer iemand zeggenschap heeft en financieel belang bij de bedrijfsresultaten is dat voldoende en is toestemming van de echtgenote voor het aangaan van een borgstelling niet vereist, aldus Cat Crédito. Volgens haar had de man zeggenschap in VMSC zowel vanwege zijn meerderheidsbelang (als indirect aandeelhouder) in de Venequip groep (dat was ondergebracht in de trustconstructie) als ook uit hoofde van zijn rol als bestuursvoorzitter van Venequip S.A. Daarnaast had hij volgens Cat Crédito ook financieel belang bij de bedrijfsresultaten van VMSC.
De man had geen zeggenschap in VMSC
4.24
Het is de vraag of de trustconstructie zoals hier aan de orde maakt dat de man (met) aandeelhouderszeggenschap (te vergelijken zeggenschap) had in VMSC. Deze vraag kan onbeantwoord blijven, want vast staat dat de man in elk geval geen bestuurderszeggenschap had in VMSC. Niet formeel en, anders dan Cat Crédito betoogt, ook niet feitelijk. De argumenten die Cat Crédito daarvoor aandraagt, overtuigen het Hof niet.
4.25
De argumenten die Cat Crédito aandraagt komen in de kern erop neer dat de man, doordat hij bestuursvoorzitter (‘director presidente’) was van Venequip S.A
- volgens Cat Crédito de belangrijkste werkvennootschap binnen de Venequip groep- hij het in alle groepsvennootschappen, dus ook in VMSC, voor het zeggen had. Dat is een te algemene stelling. Het ligt op de weg van Cat Crédito om concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt hoe de invloed van de man in VMSC vorm kreeg en zich manifesteerde om te concluderen dat de man als ondernemer kan worden aangemerkt.
4.26
Daarvoor beroept Cat Crédito zich onder meer op het feit dat de man in zijn hoedanigheid van ‘director presidente’ van Venequip S.A. een vetorecht had over bestuursbesluiten van Venequip S.A. Dat zegt echter niets over zijn invloed in VMSC, de gewaarborgde vennootschap. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat volgens Cat Crédito de man naar buiten toe optrad als de grote man van de Venequip groep. De door Cat Crédito overgelegde verklaring van [getuige 1] is op dat punt evenmin voldoende specifiek: [getuige 1] verklaart over de rol van de man in Venequip S.A. en in de Venequip groep, maar hij zegt niets over de zeggenschap van de man in VMSC.
4.27
Verder stelt Cat Crédito nog dat aannemelijk is dat beslissingen over de onderliggende leningen op het niveau van Venequip S.A. werden genomen omdat dat gebruikelijk was. Cat Crédito verwijst daarvoor naar de notulen van een buitengewone vergadering van aandeelhouders van 28 december 2010. Nog afgezien van het feit dat dit ruim vijf jaar is voordat de onderhavige overeenkomsten werden gesloten, is het onvoldoende om aan te nemen dat ook de beslissing over de onderliggende lening(en) in feite door Venequip S.A. is genomen en dat – want daar moet het om gaan - de man daarop invloed heeft gehad. Dat blijkt nergens uit. Integendeel. De onderliggende leningovereenkomsten zijn ondertekend door twee bestuurders van VMSC, [bestuurder 1 en bestuurder 2]. Volgens Cat Crédito is onaannemelijk dat deze bestuurders daadwerkelijk daarop invloed hebben uitgeoefend. Zelfs als die stelling van Cat Crédito juist is, is daarmee nog niet gezegd dat (dus) de man wel invloed heeft gehad op de afgesloten leningovereenkomsten. Dat hij die invloed heeft gehad, is slechts een aanname van Cat Crédito die zij onvoldoende met concrete omstandigheden onderbouwt. Weliswaar staat tussen partijen vast dat de onderhandelingen over de onderliggende leningovereenkomsten niet door het bestuur van VMSC zijn gevoerd, maar eveneens staat vast dat ook de man niet bij die onderhandelingen was betrokken. Die zijn immers, naar tussen partijen vast staat, gevoerd door de man’ zoon, [persoon 1] en [persoon 2].
4.28
Cat Crédito heeft onder overlegging van een aantal getuigenverklaringen nog aangevoerd dat de man, in tegenstelling tot wat de vrouw stelt, niet in 2014 al met pensioen is gegaan. Wat daarvan zij, ook al zou het zo zijn dat de man in 2015 en 2016 niet met pensioen was, dan is daarmee nog steeds niet aangetoond dat de man in die jaren zodanige invloed had op de bedrijfsvoering in VMSC dat hij als ondernemer in die vennootschap moet worden gezien.
conclusie: artikel 1:88 lid 5 BW niet van toepassing
4.29
Andere feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat de man in VMSC zeggenschap had, heeft Cat Crédito niet gesteld en die zijn ook niet gebleken. Aan bewijs komt het Hof daarom niet toe. De slotsom is dat niet kan worden vastgesteld dat de man in dit geval voor de toepassing van artikel 1:88 lid 5 BW gelijk te stellen is aan een ondernemer in een eenmanszaak. Van een situatie waarin materieel geen onderscheid bestaat tussen de echtgenoot en de besloten of naamloze vennootschap waarin hij zijn onderneming drijft is geen sprake. De uitzondering van lid 5 van artikel 1:88 BW gaat alleen daarom al niet op. De vraag of de garanties zijn gegeven ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van VMSC (het tweede vereiste om artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing te laten zijn) behoeft daarmee geen bespreking.
d.
Artikel 1:89 lid 2 BW: Cat Crédito handelde te goeder trouw
4.3
De vrouw kan zich niet op vernietigbaarheid vanwege het ontbreken van haar toestemming beroepen als moet worden aangenomen dat Cat Crédito te goeder trouw was: artikel 1:89 lid 2 BW. Omdat Cat Crédito zich op die uitzondering beroept, ligt het op haar weg om feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen die dat beroep doen slagen.
4.31
Artikel 1:88 BW beperkt de handelingsbevoegdheid van echtgenoten om zich tegenover een derde te verbinden zonder toestemming van de andere echtgenoot. De wederpartij (in dit geval Cat Crédito) dwaalt in zo’n geval dus ten aanzien van de handelingsbevoegdheid van de contracterende echtgenoot (de man) en dat is een dwaling van feitelijke aard. Die is niet gegrond op het recht dat van toepassing is op het contract, maar op het naar de regels van het Curaçaose internationale privaatrecht te bepalen recht dat het personeel statuut (het geheel van rechtsregels die zodanig op de persoon van de mens betrokken zijn, dat zij hem of haar ook in het buitenland volgen) van de man en de vrouw beheerst, in dit geval het Curaçaos Burgerlijk wetboek.
4.32
Cat Crédito stelt dat zij heeft gedwaald ter zake:
(i) de handelingsbevoegdheid van de man in het algemeen, omdat hij in de Representations in de garantieovereenkomsten zegt dat hij volledig bevoegd is
(ii) welk recht van toepassing is op de handelingsbevoegdheid van de man en
(iii) de woon- en gewone verblijfplaats van de vrouw
.
4.33
Met de vrouw is het Hof van oordeel dat Cat Crédito aan de inhoud van de Representations niet een beroep op goede trouw kan ontlenen. De Representations betreffen door Cat Crédito zelf opgestelde en op de garantieovereenkomsten voorgedrukte standaardmatige passages. Voor zover haar beroep op de goede trouw daarop is gebaseerd gaat het dus niet op.
4.34
Dat ligt naar het oordeel van het Hof anders met betrekking tot de aspecten (ii) en (iii). Het Hof is van oordeel dat Cat Crédito niet erop bedacht hoefde te zijn dat de bevoegdheid van de man werd beheerst door Curaçaos recht en evenmin op het feit dat de vrouw haar gewone verblijfplaats had in Curaçao. Het Hof neemt daarbij in aanmerking de door Cat Crédito aangevoerde volgende feiten en omstandigheden, die de vrouw als zodanig niet betwist:
- Cat Crédito is gevestigd in Mexico, de Venequip groep heeft haar voornaamste activiteiten in Venezuela, de financiering werd verstrekt voor de Venequip groep als geheel waarvan de omzet op Curaçao slechts een klein onderdeel vormde
- de man heeft in de garantieovereenkomsten als woonplaats een adres in Venezuela vermeld, en Cat Crédito had geen reden om aan te nemen dat De vrouw op een ander adres in een ander land zou wonen
- de vrouw en de man hebben meer dan één nationaliteit (Spaanse, Hongaarse, Venezolaanse), maar niet (ook) de Nederlandse,
- Cat Crédito wist dat de man en de vrouw waren gehuwd, er waren geen aanwijzingen dat de man en de vrouw gescheiden leefden, zodat Cat Crédito ervan mocht uitgaan dat ook de vrouw haar woonplaats in Venezuela had
- de man was ‘director presidente’ van de Venequip groep en presenteerde zich naar buiten toe als de grote man van de Venequip groep, zoals onder meer blijkt uit zijn regelmatige aanwezigheid op de Caterpillar meetings, de zogeheten Pacda’s, waar hij vaak door de vrouw werd vergezeld.
4.35
Dat mensen van Caterpillar de man en de vrouw meermaals voor meetings in hun huis op Blue Bay hebben bezocht, zoals de vrouw nog aanvoert, wil nog niet zeggen dat zij daaruit moesten begrijpen dat de man en de vrouw daar ook woonden. De man en de vrouw hadden meer (vakantie)verblijven in verschillende buitenlanden. Waarom het voor Cat Crédito duidelijk moest zijn dat het huis in Curaçao hun eerste en geen tweede of derde woonhuis was, volgt het Hof niet. Temeer nu, naar Cat Crédito onweersproken aanvoert, een van haar mensen de man en de vrouw in 2017 ook in hun huis in Venezuela heeft opgezocht.
4.36
Tot slot heeft Cat Crédito onweersproken gesteld dat zij vóór het sluiten van de onderhavige garantieovereenkomsten in 2015/2016 met de man al eerder meermaals garantieovereenkomsten heeft gesloten, zonder dat de vrouw daarvan de vernietigbaarheid heeft ingeroepen, zodat Cat Crédito niet hoefde te verwachten dat dit nu wel zou gebeuren.
4.37
De vrouw stelt zich op het standpunt dat het beroep van Cat Crédito niet opgaat omdat, zoals tussen partijen vast staat, Cat Crédito bij het aangaan van de garanties werd bijgestaan door Curaçaose advocaten en dat op de garantieovereenkomsten Curaçaos recht van toepassing is verklaard met een Curaçaose forumkeuze. Bovendien had volgens de vrouw Cat Crédito, als professionele financiële dienstverlener, verder onderzoek moeten doen naar de burgerlijke staat van de man.
4.38
Het Hof gaat niet mee in deze verweren van de vrouw. In de eerste plaats is voor het inroepen van de beschermingsbepaling niet van belang welk recht van toepassing is verklaard op de garantieovereenkomsten (zie hiervoor onder meer AG Strikwerda in zijn conclusie bij ECLI:NL:PHR:1989:AC2847, inzake Jyske Bank nrs. 2.3.2 , 2.4.1 en 2.4.2 en ECLI:NL:GHSHE:2021:1356, r.o. 8.13). De reden voor het beschermen van de buitenlandse wederpartij ligt niet in het rechtstelsel dat van toepassing is op een overeenkomst. De bescherming waarop de vrouw zich beroept vloeit immers voort uit het internationale karakter van de garantieovereenkomsten en het feit dat de vrouw in Curaçao woont. Waar het om gaat is dan ook of Cat Crédito (als Mexicaanse vennootschap, handelend met een internationaal concern als wederpartij, die een hoofdvestiging in Venezuela heeft), erop bedacht moest zijn dat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Curaçao had. Gelet op het hiervoor overwogene is het Hof tot het oordeel gekomen dat dat niet het geval is.
In de tweede plaats is om dezelfde reden de stelling dat Cat Crédito is bijgestaan door Curaçaose advocaten en daarom bedacht had moeten zijn op de toepasselijkheid van Curaçaos recht (inclusief de beschermingsbepaling), te algemeen en gaat die niet op. De beschermingsbepaling kan alleen ingeroepen worden als de vrouw haar gewone verblijfplaats heeft in Curaçao en juist daarop hoefde Cat Crédito niet bedacht te zijn, zoals hiervoor is overwogen
.
4.39
Naar het oordeel van het Hof zijn er onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die het oordeel rechtvaardigen dat Cat Crédito in dit geval wèl bedacht moest zijn op de toestemmingseis in het Curaçaose BW (en daaraan voorafgaand: dat de gewone verblijfplaats van de vrouw Curaçao was). Betwist is of het Venezolaanse recht een met artikel 1:88 lid 1 BW vergelijkbare bepaling kent en of een dergelijke beschermingsbepaling nu wel of niet uitzonderlijk is wereldwijd. De vrouw heeft voorts onvoldoende gesteld om aan te nemen dat Cat Crédito te vergelijken is met een professionele kredietverstrekker. Uit hetgeen wel gesteld is maakt het Hof op dat Cat Crédito opereert als dochterbedrijf van een producent van machines op een specifieke zakelijke markt, waarbij kennelijk bij dat dochterbedrijf de financiering van die machines is belegd. Meer onderzoek van Cat Crédito naar de handelingsbevoegdheid van de man dan zij heeft gedaan hoefde van haar niet te worden verwacht. Bij dit oordeel speelt een rol dat Cat Crédito mocht vertrouwen op de omstandigheid dat bij eerdere garantieovereenkomsten met de man zijn handelingsbevoegdheid nooit tot problemen heeft geleid.
4.4
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van dit geval, waaraan nog toegevoegd de internationale context en de omvang van de transactie, komt het Hof tot het oordeel dat in dit geval de belangen van een ongestoord internationaal rechtsverkeer moeten prevaleren boven de bescherming die naar de opvatting van de wetgever in Curaçao – waarmee de vrouw slechts een relatief zwakke band heeft - echtgenoten tegen zichzelf en tegen elkaar behoeven. Het beroep van Cat Crédito op de goede trouw als bedoeld in artikel 1:89 lid 2 BW slaagt dus. De vordering van de vrouw om te verklaren voor recht dat de borgstellingen zijn vernietigd, is daarom niet toewijsbaar
.
eisvermeerdering
4.41
In hoger beroep vermeerdert de vrouw haar eis. Zij vordert (als petitum in de memorie van grieven) dat het Hof:
(1) voor recht verklaart dat de borgstellingen van 16 oktober 2015 en 11 oktober 2016 tussen de man en Cat Crédito zijn vernietigd, althans deze te vernietigen;
(2) althans, voor zover enige borgstelling geheel of gedeeltelijk geldig mocht blijven, Cat Crédito verbiedt voor haar vordering op de man verhaal te nemen op goederen die vallen in de huwelijksgemeenschap en/of onderdeel zijn van een trustvermogen waar de vrouw of de man uiteindelijk begunstigde van mochten zijn, één en ander op straffe van een dwangsom;
(3) het beslag op de echtelijke woning te Blue Bay op te heffen en Cat Crédito te veroordelen die opheffing in te schrijven in het kadaster, op straffe van verbeurte van een dwangsom, een en ander (4) met veroordeling van Cat Crédito tot terugbetaling van al hetgeen De vrouw heeft betaald ter voldoening aan het vonnis waarvan beroep en (5) met veroordeling van Cat Crédito in de proceskosten in beide instanties met wettelijke rente en nakosten.
4.42
Hiervoor is overwogen dat en uitgelegd waarom vordering 1 niet toewijsbaar is. Daarmee sneuvelt ook vordering 4.
4.43
Met betrekking tot vordering 2 overweegt het Hof als volgt. Het lijkt erop dat de vrouw die vordering instelt ‘voor zover de vraag of de vrouw het vernietigingsrecht toekomt bepaald moet worden aan de hand van het Venezolaanse recht’ (zie memorie van grieven in 6.1.1). Die voorwaarde gaat niet op, zoals uit het voorgaande blijkt.
4.44
Voor zover de vrouw bedoelt te stellen stelt dat verhaal op (haar aandeel in) een huwelijksgoederengemeenschap op grond van het daarop toepasselijke Venezolaans (huwelijksvermogens)recht hoe dan ook – dus afgezien van enig toestemmingsvereiste - niet mogelijk is, onderbouwt zij die stelling onvoldoende. In het dossier bevindt zich onvoldoende feitelijke informatie (als er al een gemeenschap van goederen bestaat, wat behoort daar precies toe en wat behoort aan het trustvermogen?) om die stelling te kunnen beoordelen. De door de vrouw overgelegde legal opinions van Acedo en Escovar zijn beide geschreven vanuit de gedachte dat de vrouw geen beroep kan doen op de Curaçaose beschermingsbepalingen – wat zij naar het oordeel van het Hof wel kan - en betogen dat het Venezolaanse huwelijksvermogensrecht dergelijke beschermingsbepalingen eveneens kent. Ook al zou dat laatste kloppen dan nog is dat onvoldoende als onderbouwing van een absoluut verhaalsverbod, waartoe vordering 2 (als die niet louter als voorwaardelijke vordering wordt gelezen) strekt. Kortom: er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en die zijn ook niet gebleken waaruit volgt dat er een grondslag bestaat voor een absoluut verhaalsverbod op aandelen in of bestanddelen van een huwelijksgoederengemeenschap en/of een trustvermogen. Vordering 2 is niet toewijsbaar. Hetzelfde geldt daarmee voor vordering 3.
slotsom in het principaal hoger beroep
4.45
Hoewel de grief slaagt is de vordering op andere gronden niet toewijsbaar.
Het vonnis waarvan beroep wordt daarom op andere gronden bevestigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de vrouw worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de tussen partijen gewezen vonnissen van 3 april 2023 en van 8 januari 2024,
veroordeelt de vrouw in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van Cat Crédito tot aan deze uitspraak begroot op Cg 338 voor betekeningskosten en
Cg 6.000 aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na deze uitspraak,
veroordeelt Cat Crédito in de kosten van het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van de vrouw tot aan deze uitspraak begroot op Cg 1.000 voor gemachtigdensalaris, met nakosten (van Cg 250 zonder betekening en Cg 400 ingeval van betekening) en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na deze uitspraak,
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.