ECLI:NL:OGHACMB:2025:256

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
CUR2025H00115
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voeging en tussenkomst in civiele procedure tussen KNOB en SOCAP

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot voeging en tussenkomst. De verzoekster tot tussenkomst, Caribbean Petroleum Refinery B.V. (CPR), wilde zich voegen aan de zijde van SOCAP in een hoger beroep dat was aangespannen door KNOB Trading S.A. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. KNOB had in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van 24 maart 2025 gevorderd, waarin SOCAP werd veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan KNOB. CPR stelde dat zij belang had bij de procedure omdat zij vorderingen had op KNOB uit een opslagovereenkomst, die zij had gecedeerd aan SOCAP. Het Hof oordeelde echter dat CPR niet voldoende onderbouwd had dat zij nadelige gevolgen zou ondervinden van de uitspraak in de hoofdzaak, en dat haar verzoek tot voeging en tussenkomst daarom werd afgewezen. Het Hof benadrukte dat CPR geen eigen vordering had en dat haar verzoek in strijd was met de goede procesorde. De kosten van het incident werden aan CPR opgelegd. De hoofdzaak tussen SOCAP en KNOB werd verwezen naar de rol voor pleidooi.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202302414 – CUR2025H00115
Uitspraak: 7 oktober 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in het verzoek tot tussenkomst (dan wel voeging) op grond van artikel 214 Rv van:
de besloten vennootschap
CARIBBEAN PETROLEUM REFINERY B.V.
gevestigd in Curaçao,
verzoekster tot tussenkomst/voeging,
hierna: CPR,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
in de zaak in hoger beroep van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
KNOB TRADING S.A.
gevestigd in Panama,
appellante,
hierna: KNOB,
gemachtigden: mrs. S. Terpstra,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SOCAP CORPORATION,
gevestigd in de Verenigde Staten,
geïntimeerde,
hierna: SOCAP,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Bij op 5 mei 2025 ingekomen akte van appel is KNOB in hoger beroep gekomen van het tussen haar en (onder meer) SOCAP gewezen en op 24 maart 2025 uitgesproken vonnis (hierna: het bestreden vonnis) van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 16 juni 2025 ingekomen memorie van grieven (met producties) heeft KNOB bezwaren tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van SOCAP alsnog zal afwijzen en de vorderingen van KNOB alsnog zal toewijzen, met veroordeling van (onder meer) SOCAP in de proceskosten in beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Bij memorie van antwoord (met producties) ingekomen op 4 augustus 2025 heeft SOCAP de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van KNOB– uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.

2.Het verloop van de procedure in voeging/tussenkomst

2.1
Op 4 augustus 2025 heeft CPR verzocht zich op grond van artikel 214 Rv te mogen voegen aan de zijde van SOCAP in de procedure in hoger beroep tussen KNOB en SOCAP, dan wel in deze procedure te mogen tussenkomen.
2.2
Bij conclusie van antwoord heeft KNOB het Hof verzocht de vordering tot voeging dan wel tussenkomst af te wijzen, met veroordeling van CPR in de proceskosten.
2.3
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

Het Hof gaat uit van de volgende feiten, voor zover nu van belang voor de beoordeling van het verzoek tot voeging/tussenkomst.
3.1
CPR en KNOB zijn op 24 augustus 2022 een opslagovereenkomst aangegaan. CPR heeft door KNOB aangeboden olie opgeslagen in Bullenbaai op het terrein van Curacao Refinery Utilities (hierna: CRU), tegen betaling van USD 2.700.000 per maand. KNOB heeft vanaf november 2022 niet meer (volledig) aan haar verplichtingen voldaan.
3.2
CPR heeft haar vorderingen op KNOB uit de opslagovereenkomst op 1 februari 2023 gecedeerd aan SOCAP (hierna: de cessieovereenkomst). Bij brief van 20 juli 2023 is een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging van de cessieovereenkomst uitgebracht.

4.De procedure bij het Gerecht

4.1
SOCAP heeft (in conventie) gevorderd, zakelijk weergegeven, dat het Gerecht
primair KNOB veroordeelt tot betaling aan haar van USD 18.779.000, met rente;
subsidiair voor recht verklaart dat SOCAP gerechtvaardigd beslag heeft gelegd op een specifieke lading olie van KNOB, opgeslagen in Bullenbaai.
4.2
KNOB heeft (in reconventie) onder meer (voor zover nu van belang) gevorderd dat SOCAP USD 2.800.000 terugbetaalt aan KNOB wegens onverschuldigde betaling, op de grond dat door de vernietiging van de cessieovereenkomst de grondslag aan de betalingen is ontvallen.
4.3
In het bestreden vonnis van 24 maart 2025 (in r.ov 5.6) heeft het Gerecht overwogen dat de cessieovereenkomst niet rechtsgeldig is vernietigd en dat SOCAP betaling van KNOB kan vorderen. Het Gerecht heeft op grond daarvan de primaire vordering in conventie toegewezen (betaling van USD 18.779.000, met rente). De vordering in reconventie van KNOB tegen SOCAP is op deze zelfde grond afgewezen.

5.De beoordeling

voeging of tussenkomst- maatstaf en verschil
5.1
Een partij kan vragen om in een lopende rechtszaak te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en als zij voldoende belang heeft om aan de procedure deel te nemen, in verband met de mogelijk nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan zijn dat door de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt of dat haar positie op een andere manier kan worden benadeeld.
5.2
Bij voeging moet de voegende partij eenzelfde voldoende belang hebben om aan de procedure in de hoofdzaak deel te nemen. De voegende partij beoogt echter geen eigen vordering in te stellen, maar wil zich scharen aan de kant van een reeds in de procedure betrokken partij.
stellingen partijen
5.3
CPR heeft gesteld dat zij belang heeft zich te voegen aan de zijde van SOCAP, dan wel belang heeft bij tussenkomst. Indien in hoger beroep komt vast te staan dat de cessie van de vorderingen uit de opslagovereenkomst wel rechtsgeldig is vernietigd, dan komen deze vorderingen weer toe aan CPR en is KNOB de uit de overeenkomst voortvloeiende bedragen verschuldigd aan CPR. CPR heeft dan een eigen vordering op KNOB en heeft daarmee belang bij tussenkomst. Indien de cessie niet rechtsgeldig is vernietigd (dan wel dat deze vernietiging geen rechtsgevolg heeft) dan heeft CPR belang om zich aan de zijde van SOCAP te voegen.
5.4
KNOB heeft zich verzet tegen voeging dan wel tussenkomst.
oordeel Hof -geen tussenkomst
5.5
Indien in hoger beroep komt vast te staan (anders dan het Gerecht heeft beslist) dat de cessie van de vorderingen uit de opslagovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, dan komen deze vorderingen weer toe aan CPR. In zoverre klopt de redenering van CPR en zou zij in dat geval een eigen vordering op KNOB hebben. Niet in te zien valt echter dat dit voor haar nadelig is, want zij verliest daardoor geen recht, maar verkrijgt juist (opnieuw) een vorderingsrecht. Reeds hierop stuit het verzoek op tussenkomst af.
5.6
Dit geldt nog afgezien van de vraag of een verzoek tot tussenkomst in dit geval voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld, nu KNOB door toelating daarvan een instantie mist om deze vordering van CPR te laten beoordelen en CPR ook in eerste instantie tussenkomst had kunnen verzoeken. Het verzoek om in hoger beroep te mogen tussenkomen acht het Hof daarom in strijd met de eisen van de goede procesorde, zoals KNOB ook heeft betoogd.
oordeel Hof- geen voeging
5.7
CPR heeft geen onderbouwing gegeven voor haar verzoek tot voeging, terwijl dit wel op haar weg ligt. CPR heeft niet onderbouwd dat zij nadelige gevolgen ondervindt als het Hof oordeelt dat de cessie (die zij zelf is aangegaan) in stand blijft, zodat SOCAP betaling van KNOB kan vorderen. SOCAP krijgt op dat punt dan gelijk en niet valt in te zien dat zij in dat geval ondersteuning door CPR nodig heeft of dat CPR een ander eigen belang heeft bij voeging.
slotsom
5.8
De verzoeken van CPR tot voeging/tussenkomst worden afgewezen en zij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld.
voorts in de hoofdzaak
5.9
De zaak zal naar de rolzitting worden verwezen voor pleidooi.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
ter zake van de verzoeken tot voeging/tussenkomst
wijst de verzoeken af;
veroordeelt CPR in de kosten aan de zijde van KNOB tot op heden begroot op XCG 2.000 aan salaris voor de gemachtigde;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak tussen SOCAP en KNOB naar de rol van
4 november 2025voor pleidooi;
houdt de zaak voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, ,leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.