Uitspraak
Het Gerecht heeft deze beslissing in stand gelaten. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vragen of de minister de primaire beschikking per e-mail bekend mocht maken en of aannemelijk is geworden dat de primaire beschikking op 19 juli 2023 per e-mail is verzonden en of appellant die beschikking heeft ontvangen.
Het Gerecht heeft daarbij ten eerste geoordeeld dat de minister de beschikking per e-mail bekend mocht maken. Appellant heeft zijn e-mailadres opgegeven in het bouwaanvraagformulier. In dat formulier is toegelicht dat de indiener die een e-mailadres opgeeft, akkoord gaat met het digitaal ontvangen van documenten die betrekking hebben op de bouwaanvraag.
Het Gerecht heeft verder overwogen dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat hij de beschikking ook daadwerkelijk op 19 juli 2023 naar het e-mailadres van appellant heeft verzonden. Dat oordeel heeft het Gerecht gebaseerd op de door de minister overgelegde uitdraai van de e-mail van 19 juli 2023. Het Gerecht heeft daarbij ook het door de minister overgelegde overzicht van het IT-systeem betrokken. Dat is een overzicht van verzonden e-mails met als onderwerpregel: “B.A. nr. 0446-2023 Afgewezen Nieuwbouw Appartementengebouw te Seroe Colorado”. In dit overzicht staat dat de verantwoordelijke medewerker van de DOW op 19 juli 2023 een e-mail heeft verzonden met die onderwerpregel.
Uit het voorgaande volgt volgens het Gerecht het vermoeden dat appellant de beschikking tijdig heeft ontvangen en het is aan hem om dat te weerleggen. Daarin is appellant niet geslaagd. De door appellant overgelegde screenshot van zijn e-mailbox waarop de betreffende e-mail niet zichtbaar is, is daartoe onvoldoende, aldus het Gerecht.
Mocht de minister de primaire beschikking per e-mail verzenden?
Heeft appellant de primaire beschikking ontvangen?
Het overzicht van het IT-systeem is bij deze beoordeling niet van doorslaggevende betekenis. Daarin staat namelijk niet naar welk e-mailadres de berichten zijn verzonden. In dit overzicht lijken meerdere berichten van verschillende tijdstippen te zijn opgenomen. Dit laat de mogelijkheid open dat de daarin genoemde e-mails betrekking hebben op interne communicatie. Dat leidt echter niet tot een andere uitkomst, omdat de minister anderszins al aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikking op 19 juli 2023 naar het e-mailadres van appellant is verzonden en het overzicht in zoverre hiervan als een bevestiging kan worden gezien.
De door appellant overgelegde screenshot van zijn e-mailbox, waarin tussen de ontvangen e-mails op en omstreeks 19 juli 2023 geen bericht van de DOW zichtbaar is, is onvoldoende om te oordelen dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat appellant de e-mail heeft ontvangen. Op het moment van het maken van de screenshot was er weliswaar geen e-mail van de DOW zichtbaar, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de e-mail nooit in zijn e-mailbox is binnengekomen.
Appellant wijst ter onderbouwing ook op een e-mail waarin hij de DOW verzoekt om te bevestigen dat hij op 15 september 2023 bij het kantoor van de DOW is geweest en dat hij toen de primaire beschikking heeft ontvangen. Ook dit is onvoldoende om te oordelen dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat appellant de e-mail heeft ontvangen. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat de DOW dit daadwerkelijk heeft bevestigd, volgt uit het enkele bezoek aan het kantoor van de DOW niet dat appellant de e-mail niet heeft ontvangen.
Appellant wijst er tot slot nog op dat de minister de beschikking op bezwaar wel persoonlijk bij hem en zijn gemachtigde heeft laten bezorgen, maar daaraan komt geen betekenis toe. De minister heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de gemachtigde eerst in bezwaar is opgetreden en dat hij daarom de beschikking op bezwaar mede aan de gemachtigde heeft doen toekomen. Dat deze beschikking in persoon is bezorgd, staat los van de ontvangst van de primaire beschikking.