ECLI:NL:OGHACMB:2025:308

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
CUR2024H00108
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van besluit tot ontbinding van een stichting zonder wettelijke grondslag

In deze zaak verzoekt de MF Foundation, een stichting opgericht in Curaçao, om herroeping van een besluit tot ontbinding en liquidatie. Het verzoek is in eerste instantie afgewezen door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, omdat er geen wettelijke grondslag voor een dergelijk verzoek zou zijn. MF Foundation is in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat de Hoge Raad in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2014:3677) een oplossing heeft geboden voor situaties waarin geen wettelijke regeling bestaat voor herroeping van een ontbindingsbesluit. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de wettelijke grondslag voor herroeping ontbreekt, omdat de Curaçaose wetgeving geen vergelijkbare bepalingen kent als de Nederlandse wetgeving. Het Hof bevestigt de eerdere beschikking van het Gerecht, waarbij het verzoek van MF Foundation tot herroeping van de ontbinding is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de rechten van derden, en stelt dat de concordantie van rechtspraak niet van toepassing is in deze situatie.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202500212 – CUR2025H00108
Uitspraak: 16 december 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de stichting
MF Foundation(hierna: MF of de stichting),
statutair gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. J.M.J. Fox.

1.De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt een stichting om herroeping van een besluit tot ontbinding. In eerste instantie is dat verzoek afgewezen omdat een wettelijke grondslag voor een dergelijk verzoek ontbreekt. In hoger beroep beoordeelt het Hof het verzoek opnieuw en komt tot hetzelfde oordeel.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 29 april 2025 ingekomen beroepschrift, met producties, is MF in hoger beroep gekomen van de op 20 maart 2025 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft MF bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verzoek van MF tot herroeping van de ontbinding alsnog zal toewijzen.
2.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 4 november 2025. Aan de zitting hebben via videoverbinding deelgenomen de gemachtigde van MF en een van haar bestuurders.
2.3
Beschikking is aangezegd en nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1
MF is een stichting die op 12 november 2008 is opgericht naar het recht van Curaçao. De stichting heeft een zeer ruime doelomschrijving, met als vermelding ‘the activities of the foundation will be primarily oriented to people with a mental or physical handicap or an ailment, as well as to sustaining other useful general interests within and outside of the Netherlands.’ De stichting heeft onder meer tien jaar lang in Nederland een jaarlijks voetbaltoernooi georganiseerd voor kinderen met het syndroom van Down en een school in Zuid-Afrika opgericht. De stichting heeft nooit activiteiten in Curaçao ontplooid.
3.2
Bij bestuursbesluit van 19 december 2023 is MF ontbonden en geliquideerd. De vereffening heeft nog geen aanvang genomen.
3.3
Bij besluit van 27 februari 2025 heeft het bestuur de ontbinding en liquidatie herroepen.

4.Het verzoek

4.1
In deze rechtszaak heeft MF verzocht om de liquidatie op te heffen en de stichting opnieuw juridisch te activeren.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht het verzoek afgewezen. Het Gerecht heeft het verzoek begrepen als een verzoek tot herroeping van een ontbindingsbesluit. Bij tussenbeschikking was MF in de gelegenheid gesteld haar verzoek nader te onderbouwen (met stukken) en tevens om de grondslag van het verzoek nader toe te lichten. In de eindbeschikking heeft het Gerecht geoordeeld dat het artikel 2:21 BW, dat MF aan haar verzoek ten grondslag legt haar geen uitkomst biedt, nu het in dit geval niet gaat om een verzoek tot vernietiging van een ontbindingsbesluit en evenmin aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. Een beroep op vernietiging wegens dwaling slaagt volgens het Gerecht om die reden evenmin. Wegens gebrek aan een wettelijke grondslag heeft het Gerecht de vordering afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

Stellingen van MF
5.1
In hoger beroep betoogt MF dat haar verzoek ten onrechte is afgewezen. Zij verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3677. MF betoogt dat ook in Nederland geen wettelijke grondslag bestaat voor herroeping van een ontbindingsbesluit (zo heeft het Gerecht het verzoek opgevat en daartegen heeft MF in hoger beroep geen bezwaren ingebracht) maar dat daarvoor in het desbetreffende arrest van de Hoge Raad een oplossing is gecreëerd. Daarbij zou ook in dit geval moeten worden aangesloten want voor uitleg van de Curaçaose wet wordt ook gekeken naar de uitleg in het Nederlandse wetboek, aldus MF ter zitting. MF verwijst voor de wettelijke grondslag waarop zij haar verzoek baseert naar artikel 2:21 in het Curaçaose Burgerlijk Wetboek, dat gaat over de vernietiging van besluiten. Subsidiair baseert zij het verzoek op dwaling.
Beoordeling Hof: wettelijke grondslag ontbreekt
5.2
De Hoge Raad heeft in het hiervoor genoemde arrest inderdaad overwogen dat, hoewel de Nederlandse wet geen regeling over de herroeping van een ontbindingsbesluit kent, herroeping onder bepaalde voorwaarden toch mogelijk is. Anders dan MF stelt kan uit deze uitspraak niet worden afgeleid dat de mogelijkheid bestaat voor een rechtspersoon om vernietiging van een dergelijk besluit te vorderen. In het genoemde arrest heeft de Hoge Raad uitsluitend verwezen naar en aangesloten bij de (Nederlandse) wettelijke bepaling over ontbinding van een rechtspersoon (in artikel 2:19 lid 2 BW) onder meer door te overwegen dat - in verband met de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden - een herroeping van een dergelijke ontbinding pas rechtsgevolg heeft als de rechter overeenkomstig dat artikel op verzoek van de rechtspersoon een daartoe strekkende verklaring heeft gegeven. Het is dus artikel 2:19 lid 2 BW dat overeenkomstig wordt toegepast en daarmee als grondslag voor een verzoek tot herroeping van een ontbindingsbesluit dient. Omdat nu juist een met die bepaling vergelijkbare bepaling in de Curaçaose wetgeving ontbreekt is er - ook niet op basis van de in Nederland daarvoor ontwikkelde jurisprudentie - in Curaçao geen mogelijkheid om terug te komen op een besluit tot ontbinding en liquidatie. Het beginsel van concordantie van rechtspraak geldt dan immers niet (ECLI:NL:HR:2018:1104, r.ov. 3.4.5).
5.3
Gelet op het voorgaande kan ook de verwijzing van MF naar artikel 2:21 BW haar niet baten, omdat dat artikel uitsluitend ziet op vernietiging van besluiten op de in dat artikel limitatief opgesomde gronden en binnen de daarvoor in het vierde lid van dat artikel genoemde termijn. In deze zaak gaat het niet om vernietiging maar om herroeping van een besluit.
5.4
Evenmin kan het verzoek om herroeping worden gebaseerd op dwaling, omdat het hier geen meerzijdige rechtshandeling betreft.
Slotsom
5.5
Het hoger beroep slaagt niet. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.