Uitspraak
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
3.De beoordeling
voordat(cursivering Hof) de man overleed met hem familierechtelijke betrekkingen hebben gekregen: door een eerder huwelijk, door erkenning, door adoptie of door een eerdere gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het gaat hier dus om kinderen van de vader van wie vóór het overlijden van de vader het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld. [appellante] valt daar niet onder (zie hiervoor 3.1.3). Dat, zoals [appellante] betoogt, in het tweede lid van artikel 1:207a BW voor ‘andere kinderen’ een andere definitie moet gelden en dat daaronder - in tegenstelling tot in lid 1 - (ook) vallen kinderen van de vader over wie na diens overlijden het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld, ligt zonder nadere toelichting die [appellante] niet geeft, in dat kader niet voor de hand. Vooralsnog kan er naar het oordeel van het Hof niet van worden uitgegaan dat de situatie van artikel 1:207a lid 2 BW van toepassing is in deze zaak, waar beide kinderen ([appellante] en [belanghebbende 2]) pas na het overlijden van de vader aanspraak hebben gemaakt op familierechtelijke betrekkingen. Dat [belanghebbende 2] die aanspraken inmiddels heeft prijsgegeven is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat niet is gebleken dat [persoon 1] een daartoe strekkend verzoek binnen de in artikel 1:207a lid 2 BW genoemde termijn van vijf jaar na het overlijden van de vermoede vader heeft ingediend bij de rechter in Curaçao, is voor zo’n verstrekkend oordeel niet voldoende.