ECLI:NL:OGHACMB:2025:37

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
CUR2024H00056
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval en schadevergoeding voor letselschade

In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval waarbij een werknemer, werkzaam als patrouillerend beveiliger voor de naamloze vennootschap CURACAO SURVEILANCE SERVICES N.V. (CSS), zijn ringvinger heeft verloren. Dit gebeurde tijdens zijn dienst toen hij over een hek sprong en met zijn trouwring achter een punt bleef haken. De werknemer heeft CSS aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden, waaronder inkomensverlies en immateriële schade. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt dat de werkgever niet voldoende maatregelen heeft getroffen om de werknemer te beschermen tegen het risico van letsel, zoals het dragen van sieraden tijdens het werk. Het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, waarin CSS is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van NAf 46.312, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Het Hof stelt vast dat de werknemer niet bewust roekeloos heeft gehandeld en dat de werkgever niet heeft aangetoond dat zij voldoende instructies heeft gegeven om het ongeval te voorkomen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de arbeidsveiligheid en de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Zaaknummers: CUR202303242 – CUR2024H00056
Uitspraak: 25 februari 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CURACAO SURVEILANCE SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg verzoeker, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk.
Partijen worden hierna CSS en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

De werknemer, als patrouillerend beveiliger in dienst van de werkgever, heeft in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade geleden. Hij is over een hek gesprongen en met de trouwring blijven haken achter een punt, waardoor hij de ringvinger van zijn rechter, dominante hand is kwijtgeraakt. Het Hof oordeelt net als het Gerecht in eerste aanleg dat de werkgever in het kader van artikel 7A:1614x BW en de Veiligheidslandsverordening aansprakelijk is en laat de veroordeling van de werkgever tot betaling van schadevergoeding, begroot op NAf 46.312, in stand.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 27 februari 2024 ingekomen beroepschrift is CSS in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 15 januari 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en de verzoeken van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met zijn veroordeling in de proceskosten.
2.2 [
[geïntimeerde] heeft op 23 oktober 2024 twee aanvullende producties overgelegd.
2.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op
21 januari 2025. Partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. Partijen hebben vragen van het Hof beantwoord en de gemachtigden hebben de standpunten toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities.
2.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1 [
[geïntimeerde] is op 1 november 2018 voor de bepaalde tijd van zes maanden als patrouillerend beveiliger in dienst getreden van CSS tegen een loon van NAf 1.794 bruto per maand exclusief toeslagen en vergoeding van overwerk. Inclusief toeslagen en exclusief vergoeding voor overwerk ontving hij netto circa NAf 1.678 per maand.
3.1.2
Tijdens zijn nachtdienst op 18 november 2018 omstreeks 04:30 uur kreeg [geïntimeerde] van de centralist van CSS de melding dat het alarmsysteem was afgegaan bij de school aan [adres], met de instructie van de
supervisorom zich - als dichtstbij zijnde patrouillerende beveiliger - naar dat adres te begeven. Het schoolterrein wordt omgeven door een lage stenen muur met daarop een ijzeren hekwerk, samen ongeveer twee meer hoog. Het hekwerk heeft korte, smalle punten aan de bovenkant. Daar aangekomen zag [geïntimeerde] bij de zogenoemde
spotcheckvan de buitenzijde niets dat duidde op onraad. Om op het terrein en bij het gebouw van de school te komen, is [geïntimeerde] vanaf die muur over dat hek gesprongen, waarbij hij met zijn trouwring achter een punt is blijven haken. Hierdoor werd de ringvinger van zijn rechterhand tot voorbij het onderste kootje afgerukt.
3.1.3 [
[geïntimeerde] heeft na aankomst bij de school nog over de portofoon contact gehad met de centralist, die hem gezegd heeft dat de sleutel van het hek van de school op de meldkamer lag (productie 10 bijlage 6 van CSS, verklaring van de dienstdoende centralist).
3.1.4
In de ‘Algemeen werkinstructie voor het personeel werkzaam bij CSS juli 2018’, waarnaar beide partijen hebben verwezen, staat in artikel 17 met als kop ‘Uiterlijke verzorging’:
a. Van de beveiliger wordt verwacht dat hij representatief is. (…)
b. Het dragen van opvallende sieraden is verboden.
3.1.5
CSS heeft geen melding gedaan van het dienstongeval bij de Inspectie Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn, afdeling Inspectie Arbeidsveiligheid (hierna: de Arbeidsinspectie); dat heeft [geïntimeerde] gedaan op 26 mei 2020. De Arbeidsinspectie heeft gerapporteerd op 19 oktober 2020. In het rapport staat onder meer:
- het wordt aanbevolen dat werknemers wordt gewezen op specifieke potentiële gevaren in de bedrijfsbranche, bij het maken van een persoonlijke overweging over het dragen van sieraden in het algemeen, en trouwringen in het bijzonder,
- Om te voorkomen dat handelingen moeten worden uitgevoerd onder spoed/ stress omstandigheden, zoals het springen over hekken, is het aan te bevelen dat bij een alarm in een object van een klant van een beveiligingsbedrijf, de patrouille agent de sleutel bij zich moet hebben of een voorziening moet hebben om de sleutel snel ter plaatse te krijgen;
3.1.5 [
[geïntimeerde] is rechtshandig. Hij heeft vanaf de dag na het ongeval niet meer gewerkt voor CSS. CSS heeft 100% van het loon doorbetaald tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst, 1 mei 2019. Vanwege de gevolgen van dit ongeval is [geïntimeerde] door SVB 100% arbeidsongeschikt verklaard, met een verbod om tijdens de arbeidsongeschiktheid te werken. Over de periode vanaf 1 mei 2019 tot het moment dat hij door SVB weer arbeidsgeschikt is verklaard, 15 mei 2023, heeft [geïntimeerde] een uitkering uit het Ongevallenfonds ter hoogte van 80% van het loon ontvangen. Gemiddeld kreeg hij per maand netto circa NAf 1.150 uitgekeerd. In de tussentijd heeft hij geen werk krachtens een arbeidsovereenkomst verricht. Sinds kort werkt hij als pakketbezorger voor apotheken. Zijn invaliditeit bedraagt blijvend 5% van de gehele persoon; de afname van de grijpkracht van zijn rechterhand bedraagt 25%.
Verzoeken
3.2
In deze rechtszaak heeft [geïntimeerde] het Gerecht verzocht om CSS te veroordelen hem een schadevergoeding van NAf 100.000 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat CSS als werkgever krachtens artikel 7A:1614x BW aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] als werknemer heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht geoordeeld dat CSS aansprakelijk is voor [geïntimeerde]’ schade en haar veroordeeld tot betaling van NAf 46.312 vermeerderd met wettelijke rente als vergoeding van de (im)materiële schade, en tot betaling van Naf 4.960,80 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van CSS in de proceskosten.
Overwegingen van het Hof
Het wettelijk beoordelingskader
3.4
Het kader voor de beoordeling van het recht van [geïntimeerde] op schadevergoeding jegens CSS wordt gevormd door artikel 7A: 1614x BW, voor zover in deze zaak relevant luidend:
1. De werkgever is verplicht (…) omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf (…) zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
2. Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding der schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening zijner dienstbetrekking overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat (…) die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten.
Van belang is ook artikel 2 lid 7 van de Veiligheidslandsverordening 1958, luidend dat door de werkgever (aan de Arbeidsinspectie) kennis moet worden gegeven van:
c. ongevallen, die zodanige verwondingen veroorzaken, dat blijvende gehele of gedeeltelijke invaliditeit hier het gevolg van kan zijn.
Toepassing van het beoordelingskader
3.5
Beoordeling van dit geval binnen dit kader brengt mee dat de verdeling van de plichten om te stellen en te bewijzen tussen [geïntimeerde] en CSS, en het antwoord op de vragen of aan die plichten is voldaan en welke gevolgen dat heeft, als volgt is.
3.5.1 [
geïntimeerde] moet gemotiveerd stellen en bij betwisting bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat heeft hij gesteld en CSS heeft het niet betwist, dus dat staat vast.
3.5.2 [
geïntimeerde] moet gemotiveerd stellen en bij betwisting aannemelijk maken dat het ontbrak aan (algemene) regelingen en (concrete) aanwijzingen van CSS over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden als patrouillerend beveiliger zo moest uitvoeren dat hem geen (voor CSS redelijkerwijs voorzienbaar) lichamelijk letsel zou overkomen. [geïntimeerde] heeft dit gesteld en aannemelijk gemaakt, zodat het vaststaat, behoudens door CSS te leveren bewijs dat die regelingen wel aanwezig waren en die aanwijzingen wel gegeven zijn. [geïntimeerde] kan en hoeft geen bewijs in formele zin (door akten en beëdigde getuigenverklaringen) te leveren. Bewijs van het
nietbestaan van regelingen en het
nietgegeven zijn van aanwijzingen kan, ook naar de in artikel
129 Rv bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid, niet van hem worden verlangd. Dit geldt te meer gelet op de aanbevelingen uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie (zie 3.1.5). Nu de Arbeidsinspectie aanbeveelt dat de werkgever zijn beveiligers zal wijzen op het gevaar van het dragen van sieraden (in het bijzonder trouwringen) en zal zorgen dat zijn beveiligers sleutels van de te bewaken objecten bij zich dragen of snel kunnen verkrijgen, moet behoudens tegenbewijs als vaststaand worden aangenomen dat (op de dag van het ongeval) die aanwijzing er niet was en die beschikbaarheid niet duidelijk geregeld was.
3.5.3
CSS moet, om na het voorgaande aansprakelijkheid te ontlopen, bewijzen dat zij zodanige (algemene) werkvoorschriften en (specifieke) aanwijzingen heeft gegeven dat [geïntimeerde], zo ver als van CSS kon worden gevorderd, zou worden beschermd tegen een ongeval zoals dat heeft plaatsgevonden. Aan de stelplicht ter zake van, en het leveren van, bewijs door CSS moeten strenge eisen worden gesteld vanwege het feit dat zij niet heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting om het ongeval van [geïntimeerde] te melden (zie 3.4 en 3.1.5 hierboven). CSS heeft dat bewijs niet geleverd en haar nadere bewijsaanbod is onvoldoende specifiek - er worden geen getuigen met naam genoemd - om haar tot bewijslevering toe te laten. Het Hof overweegt meer in detail als volgt.
3.5.3.1 Er is niet gebleken van een schriftelijke regeling met een gebod om tijdens het werk geen sieraden te dragen, zelfs geen kleine zoals trouwringen. Het verbod dat de algemene werkinstructie van CSS bevat (zie 3.1.4) is door zijn opschrift en zijn inhoud evident bedoeld om de representativiteit van de medewerkers te waarborgen, niet hun veiligheid. Van een mondelinge, algemene instructie is evenmin gebleken. Tot slot is niet gebleken van een concrete, individuele aanwijzing aan [geïntimeerde] om zijn trouwring af te doen.
3.5.3.2 CSS heeft zich niet beroepen op een schriftelijke regeling inhoudend dat medewerkers niet over hekken mogen springen, en van het bestaan daarvan is niet gebleken. Dat [geïntimeerde] individueel - in het algemeen of specifiek voor de aanvang van of tijdens zijn dienst op 18 november 2018 – op zo’n verbod is gewezen, is evenmin gebleken.
3.5.3.3 Er is niet gebleken van een duidelijke aanwijzing aan [geïntimeerde] dat het niet nodig was om zich op het terrein van de school te begeven toen uit zijn
spotcheckniet bleek van onraad. Evenmin is gebleken van een aanwijzing om, als [geïntimeerde] zich inderdaad op het schoolterrein wilde begeven, eerst de sleutel te komen halen of te laten brengen. De mededeling dat de sleutel op de meldkamer ligt (zie 3.1.4) is geen voldoende duidelijke aanwijzing . Of het noodzakelijk en wenselijk was dat [geïntimeerde] zich toegang verschafte tot het schoolterrein, kan hier in het midden blijven. [geïntimeerde] hoeft die noodzaak of wenselijkheid niet te bewijzen.
3.5.4
Van CSS kon (in de woorden van artikel 7A:1614x) redelijkerwijs gevorderd worden om meer en duidelijker regelingen te maken en aanwijzingen te verstrekken dan zij heeft gedaan. Een verbod om tijdens de buitendienst sieraden te dragen en een regeling om afgesloten terreinen niet te betreden alvorens zich van de sleutel te hebben voorzien, met controle op de naleving van die voorschriften, zou wellicht hebben volstaan. Eén en ander kan voor CSS niet bezwaarlijk worden genoemd. Een ongeval zoals zich dat heeft voorgedaan hangt zozeer samen met de aard van het werk van een ambulant beveiliger dat het voor CSS redelijkerwijs voorzienbaar was.
3.5.5
CSS kan aansprakelijkheid tot slot ontlopen wanneer zij bewijst of ten minste aannemelijk maakt dat de schade in belangrijke mate aan grove schuld van [geïntimeerde] te wijten was. Grove schuld moet worden gelezen [1] als: opzet of bewuste roekloosheid. Daarvan is naar het oordeel van het Hof geen sprake geweest. Van opzet is a fortiori geen sprake. Wat [geïntimeerde] heeft gedaan was onverstandig, zo is helaas gebleken. [geïntimeerde] was zich echter, kennelijk, niet bewust van het gevaar waaraan hij zichzelf blootstelde. Dat bewustzijn is noodzakelijk om te kunnen concluderen dat [geïntimeerde] zich bewust roekeloos heeft gedragen. Hij is, zoals hiervoor overwogen en beslist, ook niet duidelijk gewezen op het immanente gevaar van over een hek springen. Ook hier kan in het midden blijven waarom [geïntimeerde] het terrein van de school wilde bereiken: om zijn aanwezigheid in de ‘prikklok’ te bevestigen en/of om te controleren of er toch geen insluipers waren. Wat het ook was, bewust roekeloos maakte die intentie zijn handelen niet. Het standpunt van CSS dat het onnodig was reeds omdat de prikklok buiten het hek hing maakt dit - indien al juist; het lijkt onwaarschijnlijk gelet op de foto’s van vlak na het ongeval die [geïntimeerde] heeft overgelegd – niet anders.
Rechtsverwerking
3.6
Net als het Gerecht verwerpt het Hof het beroep van CSS op rechtsverwerking. Voor een geslaagd beroep van de aansprakelijke gestelde partij daarop is een enkel stilzitten van de schuldeiser niet voldoende. Vereist zijn gedragingen waaraan de aansprakelijke partij het vertrouwen mocht ontlenen dat de schudeiser zijn rechten niet meer geldend zou maken. Zulke gedragingen van [geïntimeerde] zijn niet gesteld, noch gebleken. Overigens zijn tussen het ongeval en de eerste brief waaruit CSS kon opmaken dat [geïntimeerde] haar aansprakelijk hield (11-10-2019, productie 3 bij inleidend verzoekschrift) slechts drie maanden verstreken. Tussen die brief en de indiening van het verzoekschrift zijn vier jaar verstreken maar ondertussen is verder gecorrespondeerd en was het onderzoek va de Arbeidsinspectie gaande.
De schadeposten
3.7
Bij het oordeel over de omvang van de afzonderlijke schadeposten staat voorop dat de rechter deze begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, en schat wanneer de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld (artikel 6:97 BW).
Inkomensverlies
3.7.1
Wegens concreet, aantoonbaar geleden verlies aan inkomen heeft het Gerecht
NAf. 25.344 toegewezen (overweging 4.17 van de bestreden beschikking). Voor de vaststelling van het concrete verlies aan inkomen moet de fictieve situatie waarin [geïntimeerde] zou hebben verkeerd zonder het ongeval worden vergeleken met de feitelijke situatie waarin hij heeft verkeerd. Uitgaande van een fictieve voortzetting van deze (of het sluiten van een andere) arbeidsovereenkomst tegen een vergelijkbaar loon van circa NAf 1.678 netto per maand zonder het ongeval, en een feitelijke netto ongevallenuitkering van circa NAf 1.150 netto per maand, moet de aan CSS toe te rekenen, concrete inkomensderving van [geïntimeerde] inderdaad worden begroot op
NAf 528 per maand gedurende 48 maanden (zie 3.1.6), in totaal NAf. 25.344.
De schade door het verlies van toekomstig verdienvermogen komt in overweging 4.18 van de bestreden beschikking aan de orde. Het Gerecht heeft door schatting de op dit onderdeel te lijden schade, beperkt tot zes maanden, begroot op NAf 3.168. Dit oordeel komt het Hof juist voor en er is geen grief tegen gericht of alternatieve wijze van begroting tegenover gesteld.
CSS heeft, tot slot, wel gesteld maar niet bewezen of voldoende concreet aangeboden te bewijzen dat [geïntimeerde] in deze periode met andere werkzaamheden (als zelfstandige) inkomsten van betekenis heeft verworven.
De totale schade wegens gederfd inkomen en te verwachten toekomstige inkomensderving bedraagt derhalve NAf 28.512, zoals het Gerecht met juistheid heeft beslist.
Immateriële schade
3.7.2
De immateriële schade heeft het Gerecht - bij een blijvende invaliditeit van 5% van de gehele persoon en het verlies van de ringvinger van de dominante hand waardoor de grijpkracht met 25% is afgenomen- met juistheid begroot op
NAf 12.500. De stelling van CSS in het hoger beroepschrift dat [geïntimeerde] (aanvankelijk) zijn vinger slechts tot boven het onderste kootje zou zijn kwijtgeraakt, vindt geen steun in enig bewijsmiddel, nog daargelaten dat die stelling - indien juist - niet zonder meer zou leiden tot het oordeel dat [geïntimeerde] minder voor rekening van CSS komende letselschade heeft geleden.
Verlies zelfwerkzaamheid en transportkosten
De eerste schadepost heeft het Gerecht gemotiveerd geschat op € 5.000, waar CSS geen andere wijze van begroting of gemotiveerde andere schatting tegenover heeft gesteld. Het Hof neemt het oordeel van het Gerecht over. Dit geldt ook voor de in hoger beroep niet nader betwiste tweede schadepost, transportkosten van NAf 300.
Slotsom
Op bovenstaande gronden bevestigt het Hof de bestreden beschikking. CSS, de in het ongelijk gestelde partij, wordt veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt CSS in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. van Unen, E.M. van der Bunt en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Aldus ook GEA Sint Maarten 5 oktober 2010, ECLI:NL:OGEANA:2010:BO5000.