In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een adoptieverzoek van een voogdes. De voogdes, die sinds 2018 de minderjarige opvoedt, had in eerste aanleg een verzoek tot adoptie ingediend, maar dit was afgewezen omdat niet was vastgesteld dat het kind niets meer van zijn ouders te verwachten had. De moeder van het kind, die nog steeds een rol in zijn leven wil spelen, en de vader, die recentelijk een actieve rol heeft aangenomen, zijn belangrijke factoren in deze zaak. De voogdes heeft in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en het adoptieverzoek alsnog toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2025 zijn alle betrokkenen, behalve het kind, verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft geconcludeerd dat, hoewel de voogdes en de vader het adoptieverzoek steunen, er onvoldoende bewijs is dat het kind niets meer van zijn ouders te verwachten heeft. De moeder heeft nog steeds een relatie met het kind, en de vader heeft een actieve rol in zijn leven. Het Hof heeft daarom besloten het verzoek tot adoptie af te wijzen en de eerdere beschikking te bevestigen, waarbij het belang van het kind bij het behoud van familierechtelijke betrekkingen met zijn ouders zwaarwegend is geacht. De beslissing houdt geen negatief oordeel in over de opvoeding door de voogdes, die als liefdevol en aandachtig wordt beschouwd.