ECLI:NL:OGHACMB:2025:68

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
AUA2024H00030
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontruimingsvordering Massimo Consultant and Financial Services N.V. tegen [geïntimeerde]

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een ontruimingsvordering. De zaak betreft Massimo Consultant and Financial Services N.V. (hierna: Massimo), die in eerste aanleg was veroordeeld tot ontruiming van een onroerende zaak. Massimo was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, dat op 26 januari 2024 was uitgesproken. De vordering tot ontruiming was door [geïntimeerde] ingediend, die stelde dat Massimo de huur sinds maart 2021 niet had betaald en dat er een mondelinge huurovereenkomst was gesloten. Massimo voerde aan dat [geïntimeerde] geen eigenaar was van de onroerende zaak en dat er geen spoedeisend belang was voor de ontruiming. Het Hof oordeelde dat het Gerecht terecht de ontruimingsvordering had toegewezen, omdat het spoedeisend belang bij ontruimingsvorderingen doorgaans aanwezig is. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en veroordeelde Massimo in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil werden begroot, omdat deze geen gedingstukken had ingediend.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202304087 – AUA2024H00030
Uitspraak: 1 april 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT AND FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: aanvankelijk mr. G.J. Scheper, nu procederende in persoon.
Partijen worden hierna Massimo en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In dit kort geding heeft het Gerecht een ontruimingsvordering toegewezen.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof die vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 13 februari 2024 ingekomen gedingstuk, getiteld “hoger beroep” (aan te merken als akte van appel, tevens houdende memorie van grieven) is Massimo in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 26 januari 2024 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Het gedingstuk is op 18 april 2024 betekend aan (de toenmalige gemachtigde van) [geïntimeerde].
2.2
Zijdens [geïntimeerde] is geen memorie van antwoord ingediend.
2.3
Bij brief van 28 november 2024 heeft mr. Scheper bericht dat hij zich als gemachtigde van [geïntimeerde] onttrekt van de zaak.
2.4
Op 3 februari 2025 heeft mondeling pleidooi plaatsgehad. Aan de zijde van Massimo is de gemachtigde verschenen. [geïntimeerde] is in persoon verschenen. Beiden hebben gebruik gemaakt van pleitnota’s, die zijn voorgedragen (in het geval van [geïntimeerde] door de tolk) en overgelegd. Verder partijdebat is gevoerd en vragen van het Hof zijn beantwoord.
2.5
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Het geschil
3.1 [
[geïntimeerde] heeft gevorderd dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. Massimo en de haren beveelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de onroerende zaak gelegen te [adres], Aruba, te ontruimen en te verlaten met medeneming van al hetgeen zich aldaar bevindt en haar in eigendom mocht toebehoren;
b. Massimo beveelt om, desnoods bij wege van voorschot, aan [geïntimeerde] te betalen het bedrag van Afl. 55.000 (gerekend tot en met 14 december 2023), verhoogd met de maandelijkse huurpenningen van Afl. 2.500 voor iedere maand of deel van een maand dat Massimo de onroerende zaak langer occupeert, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, althans een bedrag in goede justitie nader te bepalen;
c. Massimo veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
[geïntimeerde] heeft bij het Gerecht, verkort weergegeven, het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] is met Massimo een mondelinge overeenkomst aangegaan met betrekking tot de verhuur van de woning annex garage staande en gelegen te [adres], Aruba. De huur is met ingang van 14 november 2019 aangegaan voor een periode van twee jaar. Ondanks sommaties heeft Massimo de huur sinds maart 2021 niet meer voldaan. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en daarop vooruitlopend de ontruiming van het gehuurde. Hierbij komt nog dat [gemachtigde], de procuratiehouder van Massimo, bij brief van 31 maart 2023 zelf heeft meegedeeld het gehuurde eind juli 2023 te willen ontruimen.
3.3
Massimo heeft bij het Gerecht, verkort weergegeven, het volgende verweer gevoerd. [geïntimeerde] heeft geen spoedeisend belang bij de ontruiming. [geïntimeerde] is geen eigenaar van het gehuurde en heeft geen zeggenschap of bevoegdheid om Massimo het gehuurde te doen ontruimen. [geïntimeerde] heeft de huurpenningen niet uitgekeerd aan de rechtmatige eigenaren. Verder heeft Massimo zich op verrekening met een vordering op [geïntimeerde] beroepen. [geïntimeerde] heeft te veel huur geïncasseerd en heeft schade toegebracht aan [gemachtigde]/Massimo door goederen te ontvreemden. Verder heeft Massimo duizenden guldens in het gehuurde geïnvesteerd.
Beslissingen van het Gerecht
3.4
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de ontruimingsvordering toegewezen. Het heeft daartoe, samengevat weergegeven, als volgt overwogen. Het spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen (3.1). Ook een onbevoegde tot een zaak kan die zaak rechtsgeldig verhuren. [geïntimeerde] heeft Massimo het genot van de onroerende zaak verschaft (3.3). Niet is betwist dat Massimo de huur sinds maart 2021 onbetaald heeft gelaten en een brief heeft geschreven waarin ingestemd wordt met ontruiming (3.4). Aan de gestelde tegenvorderingen gaat het Gerecht in dit kort geding voorbij (3.5). De vaststelling van lagere huur door de huurcommissie kan Massimo niet baten, nu hij sinds maart 2021 in het geheel geen huur heeft betaald (3.6). De ontbindingsvordering van [geïntimeerde] heeft daarom in een bodemprocedure een zo grote kans van slagen dat ontruiming gerechtvaardigd is (3.2 en 3.7).
Beoordeling door het Hof
3.5
De vordering van [geïntimeerde] tot betaling is door het Gerecht afgewezen en in dit hoger beroep niet langer aan de orde, omdat [geïntimeerde] niet in hoger beroep is gegaan.
3.6
Bij het mondeling pleidooi in hoger beroep heeft de gemachtigde van Massimo verklaard dat Massimo de onroerende zaak heeft verlaten en geen gebruik meer van de onroerende zaak zal willen maken, ook niet als het Hof het bestreden vonnis vernietigt. In zoverre is een mogelijk belang bij het hoger beroep weggevallen.
3.7
Massimo heeft aangevoerd dat zij belang heeft bij voortzetting van het hoger beroep, omdat het bestreden vonnis precedentwerking heeft. Dit belang is in zoverre beperkt dat in kort geding gewezen vonnissen slechts voorlopige oordelen bevatten waarvan doorgaans weinig precedentwerking uitgaat.
3.8
Massimo heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] geen spoedeisend belang heeft bij de vordering. Ontruimingsvorderingen wegens betalingsachterstand van een huurder hebben echter doorgaans naar hun aard spoedeisend belang, omdat zij kunnen bewerkstelligen dat een niet-betalende huurder wordt vervangen door een betalende huurder. Niet valt in te zien dat dit in dit geval anders is. Niet van belang is dat het Gerecht na de mondelinge behandeling van 14 december 2023 [geïntimeerde] eerst nog in de gelegenheid heeft gesteld een akte te nemen voordat het vonnis wees. Ook in een zaak waarin een vordering met een spoedeisend belang aan de orde is, kan dat nodig zijn. Het feit dat het Gerecht [geïntimeerde] in de gelegenheid heeft gesteld een akte te nemen, wijst ook geenszins op partijdigheid. Hetzelfde geldt voor het feit dat het Gerecht de ontruimingsvordering heeft toegewezen, ook al heeft [geïntimeerde] geen verklaring van erfrecht kunnen overleggen.
3.9
Massimo heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] niet de eigenaar is van de door Massimo gebruikte onroerende zaak. Dat doet er niet aan af dat [geïntimeerde] wel de verhuurder en daarmee de contractuele wederpartij van Massimo was, en dat Massimo dus jegens [geïntimeerde] verplicht was tot betaling van huur. De gemachtigde van Massimo heeft zelf bij het mondeling pleidooi in hoger beroep verklaard dat [geïntimeerde] de onroerende zaak heeft verhuurd. Dat maakt [geïntimeerde] reeds bevoegd om ontruiming te vorderen als Massimo tekortschiet in zijn contractuele verplichting jegens [geïntimeerde] tot huurbetaling. Daarnaast geldt, zoals het Gerecht heeft overwogen, dat men geen eigenaar van een zaak behoeft te zijn om het te kunnen verhuren, zolang men wel in staat is te voldoen aan de wettelijke verplichting om de zaak ter beschikking van de huurder te stellen (art. 7:203 BW). Afspraken over verhuur van een zaak waarvan de verhuurder geen eigenaar is, zijn dan ook niet nietig. Ook is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat, indien Massimo bij het aangaan van de huurovereenkomst in de veronderstelling verkeerde dat [geïntimeerde] eigenaar van de onroerende zaak was, dit een grondslag voor een beroep dwaling op oplevert. Niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] aan Massimo had moeten meedelen dat hij niet de eigenaar was.
3.1
Indien [geïntimeerde] niet de eigenaar van de onroerende zaak is, maar verklaard heeft dat wel te zijn, is dat op zichzelf geen reden om zijn vordering af te wijzen.
3.11
Massimo heeft aangevoerd geen schulden te hebben aangaande de huur. Echter heeft zij niet betwist dat zij in maart 2021 is gestopt met maandelijkse betalingen. Bij het mondeling pleidooi heeft haar gemachtigde verklaard dat Massimo is gestopt met betalen. Niet aannemelijk is dat [geïntimeerde] de eerdere betalingen redelijkerwijs moest opvatten als aanbetalingen voor koop. Op diverse door Massimo overgelegde kwitanties (zowel de kwitanties die [geïntimeerde] als echt erkent als de kwitanties waarvan [geïntimeerde] stelt dat ze vals zijn) staat de term “verhuur” of “huur” en worden maanden genoemd.
3.12
Massimo heeft aangevoerd dat “de erfgenamen” (die zij kennelijk ziet als de eigenaars van de onroerende zaak) haar opdracht hebben gegeven om in het pand te blijven zonder betalingen aan [geïntimeerde] te verrichten. Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde echter verklaard dat hij hiervoor geen toestemming had van alle erfgenamen. Dit verweer kan daarom geen geldige titel voor het verblijf van Massimo in de onroerende zaak opleveren.
3.13
Massimo heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] spullen en goederen heeft weggenomen. Zij heeft hier aangifte van gedaan. Massimo heeft echter de aangifte niet in het geding gebracht en dit betoog ook voor het overige onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende aannemelijk is dan ook dat Massimo een tegenvordering op [geïntimeerde] heeft van een zodanige omvang dat daardoor de omvang van de huurachterstand onvoldoende is om ontruiming te rechtvaardigen.
3.14
Massimo is bij het mondeling pleidooi ingegaan op de gang van zaken met betrekking tot het door hem op 2 februari 2024 ingediende gedingstuk getiteld “executiegeschil”. Die gang van zaken is echter niet van belang voor de beoordeling van het hoger beroep.
3.15
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, dient te worden bevestigd. Massimo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze worden echter aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil begroot, omdat zijn gemachtigde in hoger beroep geen gedingstukken heeft ingediend.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde;
veroordeelt Massimo in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.