ECLI:NL:OGHACMB:2025:69

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
AUA2023H00131
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens overschrijding appeltermijn

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg eiser was, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, uitgesproken op 7 juli 2023. De appellant heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De appeltermijn bedraagt in kort geding drie weken, en er zijn geen omstandigheden gesteld die erop wijzen dat deze termijn later is aangevangen. De appellant heeft aangevoerd dat hij door toedoen van de geïntimeerde geen toegang heeft tot zijn geld en dat hij zonder advocaat procedeert, maar het Hof oordeelt dat deze omstandigheden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Het Hof verklaart de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelt hem in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde op nihil worden begroot. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in Aruba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202301914 – AUA2023H00131
Uitspraak: 1 april 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend in Aruba,
in eerste aanleg eiser, thans appellant,
procederende in persoon,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.A. Kock.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze rechtszaak verklaart het Hof de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep wegens niet-verschoonbare overschrijding van de appeltermijn.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 31 juli 2023 ingekomen gedingstuk (aan te merken als: akte van appel, tevens houdende grieven) is [appellant] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 7 juli 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij e-mail van 1 augustus 2023 heeft een medewerker van de griffie van het Gerecht aan [appellant] bericht dat het “hoger beroepschrift” (hierna: beroepschrift) in goede orde is ontvangen, dat producties en een betalingsbewijs ontbreken, dat het beroepschrift compleet en in tweevoud en met zegels moet worden ingediend, dat griffierecht van Afl. 900 uiterlijk betaald moet worden bij de indiening van de memorie van grieven en dat [appellant] vriendelijk wordt verzocht het beroepschrift in te dienen op woensdag 2 augustus 2023 tussen 10 en 11 uur.
2.3
Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep te laat is ingesteld.
2.4
Bij exploot van 26 september 2023 is de akte van hoger beroep aan [geïntimeerde] betekend. Bij e-mail van dezelfde datum heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] zich opnieuw op het standpunt gesteld dat het hoger beroep te laat is ingesteld en daaraan toegevoegd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2.5
Bij e-mail van 16 oktober 2023 heeft de griffie van het Hof [appellant] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of hij ondanks de termijnoverschrijding ontvangen dient te worden in het hoger beroep.
2.6
Op 30 oktober 2023 heeft [appellant] een gedingstuk met producties ingediend. Zijn conclusie is dat hij dient te worden ontvangen in het hoger beroep.
2.7
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

3.1
In kort geding bedraagt de appeltermijn drie weken (art. 235 in verbinding met art. 264 Rv). Omstandigheden waaruit volgt dat deze appeltermijn later is aangevangen dan op 7 juli 2023 (de datum van uitspraak), zijn gesteld noch gebleken. De appeltermijn is dus overschreden. Dat leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van de appellant in het hoger beroep.
3.2
Termijnen voor het instellen van een rechtsmiddel zijn van openbare orde. In het belang van een goede rechtspleging dient duidelijkheid te bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het instellen van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt. Aan rechtsmiddeltermijnen moet strikt de hand worden gehouden en slechts onder bijzondere omstandigheden is plaats voor een uitzondering. Een uitzondering moet worden aanvaard indien degene die beroep instelt, als gevolg van een door (de griffie van) het gerecht begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat de rechter uitspraak heeft gedaan en als gevolg daarvan het rechtsmiddel niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingesteld (HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1401).
3.3 [
[appellant] heeft, verkort weergegeven, aangevoerd dat hij door toedoen van [geïntimeerde] (geïntimeerde) geen toegang heeft tot zijn geld, maar dat hij, nu hij niet onvermogend is, ook geen toevoeging van een advocaat krijgt, zodat hij gedwongen is zichzelf te verdedigen. Verder heeft hij aangevoerd, met een beroep op de e-mail van 1 augustus 2023 (zie 2.2 hiervoor), dat een medewerker van de griffie van het Gerecht hem heeft meegedeeld dat hij uiterlijk op 2 augustus 2023 zijn beroepschrift moest indienen. Daarnaast zijn er diverse rechtszaken aangaande [appellant] stelselmatig uitgesteld geweest en zou het niet efficiënt zijn als [appellant] de zaak opnieuw begint en daarna eventueel in hoger beroep gaat, aldus [appellant].
3.4
De omstandigheid dat [appellant] zonder advocaat procedeert, maakt de overschrijding van de appeltermijn niet verschoonbaar, ongeacht de reden waarom hij zonder advocaat procedeert. Uit de e-mail van 1 augustus 2023 volgt slechts dat de griffiemedewerker [appellant] de gelegenheid heeft geboden om op 2 augustus 2023 gebreken in de reeds eerder ingediende akte van appel te herstellen (vergelijk art. 112 lid 1 Rv). Onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat de medewerker heeft medegedeeld dat de appeltermijn doorliep tot 2 augustus 2023 of dat [appellant] de mededeling van de medewerker redelijkerwijs zo heeft mogen opvatten. De mededeling van de medewerker en zijn e-mail van 1 augustus 2023 bevatten dus geen apparaatsfout van dien aard dat die de termijnoverschrijding verschoonbaar zou doen zijn. Hetgeen in andere rechtszaken is gebeurd en de efficiëntie van een niet-ontvankelijkverklaring in deze zaak is niet relevant voor de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.5
De appeltermijn is dus niet verschoonbaar. Dit leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten van [geïntimeerde] in hoger beroep worden op nihil begroot, nu de beide e-mails van haar gemachtigde niet tellen als gedingstukken.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.