ECLI:NL:OGHACMB:2025:80

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
SXM2023H00165
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rectificatie publicatie over beschuldigingen van corruptie tegen minister in Sint Maarten

In deze zaak heeft [geïntimeerde], destijds minister in Sint Maarten, in kort geding gevorderd dat [appellant] uitlatingen over hem zou verwijderen en rectificeren. [appellant] had in videofilmpjes beschuldigingen geuit van corruptie en crimineel gedrag. Het Gerecht in Sint Maarten heeft de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen. [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Tijdens de procedure heeft het Hof de grieven van [appellant] beoordeeld, waarbij hij stelde dat hij geen eerlijk proces had gehad vanwege een taalbarrière. Het Hof oordeelde dat de mondelinge behandeling in hoger beroep in het Engels had plaatsgevonden en dat [appellant] voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten. Het Hof heeft de belangen van de vrijheid van meningsuiting van [appellant] afgewogen tegen de reputatie van [geïntimeerde]. Het Hof concludeerde dat de uitlatingen van [appellant] onvoldoende feitelijke basis hadden en dat de bescherming van de reputatie van [geïntimeerde] zwaarder woog. Het Hof bevestigde de veroordeling van [appellant] tot rectificatie van zijn uitlatingen, met een beperking van de dwangsommen tot USD 100.000. Het verzoek van [geïntimeerde] om een verbod op toekomstige uitlatingen werd afgewezen, omdat dit te onbepaald was.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: SXM202301139 – SXM2023H00165
Uitspraak: 19 maart 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[appellant],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten [plaats],
appellant,
in eerste aanleg gedaagde,
procederend zonder gemachtigde,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg eiser,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde], die bij het begin van deze procedure minister was in Sint Maarten, heeft in kort geding gevraagd [appellant] te bevelen uitlatingen te verwijderen en te rectificeren die deze over [geïntimeerde] heeft gedaan in videofilmpjes en hem te gebieden zich te onthouden van het doen van deze uitlatingen in de toekomst. De videofilmpjes werden op elektronische wijze gedeeld met anderen. In die filmpjes noemt [appellant] [geïntimeerde] onder meer corrupt en een crimineel en beschuldigt hij hem van concrete gevallen van omkoping. Het Gerecht in Sint Maarten heeft de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen. Het Hof beoordeelt deze vorderingen opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 14 december 2023 ingekomen akte van appel is [appellant] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 24 november 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 14 december 2023 ingekomen memorie van grieven heeft [appellant] bezwaren tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.4
Op 13 januari 2025 heeft mondeling pleidooi plaatsgehad in het Court House in Sint Maarten. Aanwezig waren [appellant], die aan de zitting heeft deelgenomen via een videoverbinding, en [geïntimeerde], bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft [appellant] per mailbericht van 9 januari 2025 aan het Hof en aan de wederpartij een stuk met als opschrift Plea Proceedings (met één bijlage) verzonden. De zitting is gehouden in de Engelse taal. De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft een pleitnota voorgedragen die in het Nederlands was opgesteld. Die pleitnota is telkens na de voordracht van één pagina in het Engels vertaald door de bij de behandeling aanwezige tolk, L. Richardson. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2.5
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1
Ten tijde van de behandeling van de zaak bij het Gerecht in 2023 was [geïntimeerde] minister van VSA (Volksgezondheid, Sociale Zaken en Arbeid) in de regering van Sint Maarten.
3.2
Tijdens het ministerschap van [geïntimeerde] heeft [appellant] videofilmpjes, geluidsopnames en berichten gedeeld via verschillende kanalen, voornamelijk Whatsapp, waarin hij allerlei beschuldigingen uit tegen [geïntimeerde].

4.De procedure bij het Gerecht

4.1 [
[geïntimeerde] heeft (zakelijk weergegeven) gevorderd dat het Gerecht:
I. [appellant] zal bevelen de uitlatingen waarbij hij [geïntimeerde] valselijk ervan beschuldigt dat hij corrupt is, een crimineel is en strafbare feiten pleegt van de social media en met name van Whatsapp te verwijderen;
II. [appellant] zal bevelen zich te onthouden van het publiekelijk doen van verdere valse en onnodig grievende en beledigende uitlatingen over [geïntimeerde];
III. [appellant] zal bevelen een rectificatie te plaatsen in de krant en deze rectificatie ook te verspreiden via social media,
alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2
Het Gerecht heeft de vorderingen I en II toegewezen en vordering III in zoverre dat [appellant] is bevolen om een rectificatie te plaatsen op zijn social media. De veroordelingen zijn uitgesproken op straffe van dwangsommen en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling

spoedeisend belang
5.1 [
[geïntimeerde] heeft bij het pleidooi in hoger beroep aangevoerd dat [appellant] nog steeds bezig is om hem te beledigen en te bedreigen. [appellant] heeft niet betwist dat hij nog steeds soortgelijke berichten over [geïntimeerde] deelt als in eerste aanleg aan de orde waren. Daarom heeft [geïntimeerde] nog altijd voldoende spoedeisend belang bij de door het Gerecht gegeven verboden en bevelen.
fair trial
5.2 [
[appellant] heeft in zijn “Appeal of Judgment” (op p.15/16) geklaagd dat hij bij het Gerecht geen eerlijk proces heeft gehad, met name vanwege de taalbarrière die hij ondervond tijdens de zitting. De gemachtigde van [geïntimeerde] hield haar pleidooi in het Nederlands en de tolk die dit voor [appellant] vertaalde (en waarvan hij betwijfelt of zij een “certified translator”was) kon het tempo van het pleidooi en van de vragen die de rechter stelde niet bijhouden, waardoor [appellant] in het nadeel was.
5.3
De mondelinge behandeling in hoger beroep is geheel in het Engels gehouden. De pleitnota van de gemachtigde is pagina voor pagina van het Nederlands in het Engels vertaald door een beëdigd tolk/vertaler. Ook al zouden de verwijten van [appellant] over de mondelinge behandeling bij het Gerecht terecht zijn, dan nog geldt dat hij in hoger beroep alle gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt toe te lichten in het Engels. De bijdragen van de andere procesdeelnemers waren ofwel in het Engels of zijn direct vertaald in die taal. Daarmee voldoet het proces, de eerste aanleg en het hoger beroep gezamenlijk beschouwd (in dit opzicht) aan de eisen van een eerlijk proces. [appellant] heeft daarom geen belang bij zijn bezwaren.
5.4 [
[appellant] noemt nog stukken die [geïntimeerde] bij zijn slotwoord bij het Gerecht zou hebben overgelegd (stukken over autoleningen en aktes van huizen) waarvan hij geen afschrift heeft gekregen en die het Gerecht niet had mogen accepteren. Het Hof heeft deze stukken echter niet in het dossier aangetroffen en heeft die dus ook niet in de hiernavolgende beoordeling betrokken. Ook in zoverre is er geen strijd met de eisen van hoor en wederhoor en van een eerlijk proces.
rechtskader
5.5
Het gaat hier om een botsing tussen twee fundamentele rechten, het recht op vrijheid van meningsuiting van [appellant] (beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)) en het recht op eerbiediging van de eer, goede naam, reputatie en de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerde] (mede beschermd door artikel 8 EVRM).
5.6
Een beperking van deze rechten is toegestaan als deze bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer de bescherming van de rechten en
vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM) respectievelijk de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
5.7
Het antwoord op de vraag welke van deze (in beginsel gelijkwaardige) rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle omstandigheden van het geval. Het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets.
achtergrond van deze zaak
5.8
Deze botsing van grondrechten speelt zich af in Sint Maarten (ongeveer 80.000 inwoners, waarvan ruim 40.000 op het Nederlandse deel) met een levendig politiek klimaat (12 kabinetten sinds 2010, meer dan 20 politieke partijen die strijden om 15 zetels in de Staten, het parlement). De behandeling van het kort geding bij het Gerecht vond plaats in het midden van de strijd voor de verkiezingen op 11 januari 2024.
over welke uitingen gaat het
5.9 [
[geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen bij het Gerecht in totaal 17 videofilmpjes overgelegd. Het Gerecht heeft over de uitingen in die filmpjes overwogen (in 4.5) dat het gaat om het beschuldigen van [geïntimeerde] dat hij crimineel is, strafbare feiten pleegt, overheidsgelden steelt, corrupt is en zich schuldig maakt aan witwassen en omkoping en dat [appellant] in dat verband onder meer de volgende uitspraken heeft gedaan (met nummering door het Hof van de uitingen):
“Hof: uiting 1:
“If [geïntimeerde] is man enough to want to give me a notice via his lawyer tell him to meet me in Santo Domingo, where he sat down with Arajet and other people and [betrokkene 1] and collect the money. I filed a criminal complaint against [geïntimeerde]",
Hof: uiting 2: "
That is three houses. So, the man building a house in Saunders, he buys [betrokkene 1] house cash money, the cement man house cash and he got one in the Valley. This is a serious case of money laundering here. The people of Sint Maarten were these follows getting the money to buy these types of things. Boy Oh God, where are they getting the money to buy these types of things. The man buys [betrokkene 1].... You are a corrupt fellow. You are just like your father. Your hands are sticky. You are in Government to make money. Your hands are sticky. (...) My people this cannot be serious business. These guys are in your government ripping you off. I have got an idea how he gets the money. It probably come from EHAS. (..) [geïntimeerde], it has been declared by \[appellant] you are a corrupt politician",
Hof: uiting 3:
"I come after you and your father", "Your dirty big head split skunk", "Once I get the document, I will rip every single piece of your backbone out of your back body my friend", [geïntimeerde] is a gangster. A Minister gangster", "So.[geïntimeerde] was busy on a boat yesterday full of drugs. A boat that he himself sponsor the party. But they want to be gangsters", "What say [geïntimeerde] we don't need gangsters in our government", “We are going to get you out", "So, this guy together with his cousin [betrokkene 2] who has rip off Sint Maarten people money and the Sint Maarten people are poor cannot buy a home".
5.1
Deze selectie van uitingen en de weergave daarvan komt inhoudelijk overeen met de uitingen die [geïntimeerde] in het inleidend verzoek (in de alinea’s 3 en 6) heeft geciteerd en heeft voorgelegd ter beoordeling aan het Gerecht. [geïntimeerde] heeft daarnaast ook een uitwerking overgelegd (inleidend verzoek, productie 2) van de inhoud van de uitlatingen van [appellant] die hij gedaan heeft op de video’s 1 tot en met 10, steeds per video. In die uitwerking zijn de door het Gerecht weergegeven uitingen 1 tot en met 3 ook terug te vinden. In zijn verweerschrift/pleitnota in eerste aanleg (hierna: pleitnota Gerecht, met als opschrift “SXM movement for change”) heeft [appellant] gereageerd op het inleidend verzoek (per alinea van dat verzoek).
5.11
In hoger beroep heeft geen van beide partijen opmerkingen gemaakt over de selectie en weergave van uitingen door het Gerecht, zodat het Hof ervan uitgaat dat de schriftelijke uitwerkingen de uitingen in de filmpjes correct weergeven en dat de selectie representatief is voor de vorm, de aard en de inhoud van de uitingen van [appellant]. Het Hof neemt deze weergave van uitingen als uitgangspunt voor de verdere beoordeling.
publieke verspreiding
5.12
Het Gerecht heeft geoordeeld (in 4.4) dat de uitingen van [appellant] op social media onder het begrip publicatie vallen in de zin van artikel 6:167 BW, waarvoor rectificatie kan worden gevraagd.
[appellant] heeft dat betwist, ook in hoger beroep. Hij heeft aangevoerd dat hij alleen via een broadcast van Whatsapp (een bericht van één Whatsapp-account naar meerdere contacten) video’s heeft verspreid aan zijn contacten (“friends and family”) en dat Whatsapp het bereik van een broadcast beperkt tot een groep van 256 personen. [appellant] betwist instructies te hebben gegeven de video’s verder te verspreiden en geen van zijn video’s is volgens hem gepubliceerd op andere social media platforms.
5.13
Whatsapp kan worden gebruikt voor berichten in kleine kring, maar ook voor verspreiding van berichten in middelgrote en grote kring. Gelet op dat laatste duidt het Hof Whatsapp hierna aan als een social medium. Ook als het Hof ervan uitgaat dat het klopt dat [appellant] de video’s alleen heeft verspreid via een broadcast van Whatsapp aan zijn contacten in een groep van maximaal 256 personen, is daarmee sprake van een publicatie die voor rectificatie in aanmerking kan komen. Aannemelijk is dat de contacten van [appellant] die de video’s te zien krijgen via Whatsapp die ook zullen verspreiden via Whatsapp en andere social media. Voldoende aannemelijk is ook dat [appellant] dit weet en ervan uitgaat dat dit zal gebeuren. In elk geval behoort hij dat te begrijpen. Tegen de achtergrond van de kleine samenleving van Sint Maarten, waar social media als Whatsapp en Facebook veelvuldig door de bevolking worden geraadpleegd en er een levendige belangstelling is voor de lokale politiek, is deze wijze van verspreiding door een politiek en publiekelijk actieve persoon als [appellant] aan te merken als een publicatie in de zin van artikel 6:167 BW.
relevante factoren bij belangenafweging
5.14
Het EHRM (Europese Hof voor de Rechten van de Mens) heeft in zaken waar het recht op vrijheid van meningsuiting moet worden afgewogen tegen het recht op respect voor reputatie en privéleven een aantal factoren opgesomd die van belang zijn bij deze belangenafweging. Het Hof zal de relevante factoren in deze zaak hieronder bespreken en beoordelen.
a. aard uitingen en bijdrage aan publieke debat
5.15
De uitingen zijn door [appellant] gedaan in videofilmpjes en bevatten een stroom van feitelijke mededelingen, meningen, verwensingen, beschuldigingen en bedreigingen. Het betreft algemeen verwoorde beschuldigingen die erop neerkomen dat [geïntimeerde] corrupt is (doordat hij overheidsgelden gebruikt voor privédoeleinden en zich door derden laat betalen voor het verkrijgen van overheidscontracten) en dat hij een crimineel/gangster is (doordat hij zich schuldig maakt aan strafbare feiten, waaronder moord, drugshandel, witwassen en fraude). Die algemene aantijgingen worden doorspekt met een aantal concrete beschuldigingen waaronder uiting 1 (omkoping van [geïntimeerde] door de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Arajet voor het verkrijgen van landingsrechten in Sint Maarten), uiting 2 (het kopen van drie huizen door [geïntimeerde] van een bedrijf in Sint Maarten (Sint Maarten Concrete, directeur [directeur 1]) met cash geld afkomstig uit overheidsgelden) en uiting 3 ([geïntimeerde] is bezig op een boot vol drugs en zijn familie is ook betrokken bij zijn diefstallen).
5.16
Corruptie door overheidsfunctionarissen is onderdeel van een continu publiek debat in Sint Maarten. Het aan de kaak stellen van voorbeelden daarvan kan een zinvolle bijdrage leveren aan dat publieke debat en publicaties daarover moeten daarom niet al te snel worden beknot.
b. positie [geïntimeerde]
5.17 [
[geïntimeerde] is als minister een publieke figuur en moet zich dus volgens vaste rechtspraak van het EHRM forsere kritiek laten welgevallen en toleranter zijn voor die kritiek dan een willekeurige, niet publiek bekende burger, die aanspraak kan maken op een grotere mate van bescherming van zijn privéleven. [geïntimeerde] is anderzijds niet volledig vogelvrij en heeft ook recht op een zekere bescherming van zijn privéleven en zijn reputatie (die naar valt aan te nemen ook van belang is voor zijn aantrekkingskracht als politicus). De familieleden van [geïntimeerde], die ook genoemd worden in de uitingen, zijn geen publieke figuren en hebben dus aanspraak op een grotere bescherming van hun privéleven.
c. positie [appellant]
5.18 [
[appellant] heeft weinig naar voren gebracht over zijn eigen positie in Sint Maarten ten tijde van het kort geding en het Gerecht heeft daarover ook niets vastgesteld. Onder meer uit de verklaringen van [appellant] ter zitting in hoger beroep heeft het Hof begrepen dat hij zich na de behandeling van het kort geding en na de verkiezingen van 11 januari 2024 verkiesbaar heeft gesteld voor de daarop volgende verkiezingen namens een politieke beweging (SXM Movement for Change, dat was ook het opschrift van zijn pleitnota bij het Gerecht). Kennelijk in dat kader richt hij zich kritisch tot het publiek over mogelijke misstanden in de samenleving van Sint Maarten. Dit is zijn recht als burger en als politicus en dat recht verdient op zichzelf bescherming. In zijn “Appeal of Judgment” formuleert [appellant] zijn positie met een zekere welsprekendheid: “
In a land where 16 square miles harbor whispers of nepotism and stifled voices, my fundamental and universal right to express my opinions has been shackled”.
d. inhoud uitingen; ontbreken feitelijke basis
5.19
Zoals hiervoor overwogen vormen de gewraakte uitingen een mengeling van algemeen verwoorde en concrete beschuldigingen. Die concrete beschuldigingen worden zeer stellig geuit en zullen gelet op de vorm en inhoud daarvan door het publiek worden opgevat als feitelijke mededelingen, niet louter als een mening of een waardeoordeel van [appellant]. De juistheid van dergelijke feitelijke mededelingen moet (volgens vaste rechtspraak van het EHRM) een voldoende feitelijke basis hebben en die feitelijke basis moet worden aangeleverd door degene die de uitingen doet (de beschuldigde hoeft die niet te ontkrachten).
5.20 [
[appellant] heeft onvoldoende aangevoerd als feitelijke basis van zijn uitingen. In zijn pleitnota bij het Gerecht gaat [appellant] wel in op een aantal van de concrete beschuldigingen tegen [geïntimeerde] en hij heeft een groot aantal stukken overgelegd (attachments 1 tot en met 10). Die vormen echter onvoldoende feitelijke basis voor de verschillende concrete beschuldigingen, zoals hierna nader zal worden gemotiveerd.
uiting 1 (omkoping Arajet)
5.21
Ter zake van uiting 1 stelt [appellant] dat hij [geïntimeerde] niet heeft beschuldigd van omkoping door Arajet, maar dat hij slechts vragen daarover heeft gesteld (“
What I have done is question him about his actions”), maar hij vervolgt :
“I did indeed see the envelope in question in the Dominican Republic. 1 +1= 2, but nevertheless, I never said that [geïntimeerde] received it”.De tekst van uiting 1 bevat wel een concrete beschuldiging: “….
in Santo Domingo, where he sat down with Arajet and other people and [betrokkene 1] and collect the money.”De manier waarop deze beschuldiging geuit wordt en herhaald wordt in diverse videofilmpjes (in video 1, 2, 3 en 8) in steeds soortgelijke bewoordingen geeft wel degelijk de sterke suggestie dat [appellant] meent te weten dat [geïntimeerde] smeergeld heeft ontvangen van Arajet en het publiek zal dit ook zo opvatten.
5.22
In zijn pleitnota bij het Gerecht (onder 8) verwijst [appellant] naar de strafrechtelijke aangifte die hij op 19 juni 2023 namens zijn bedrijf Ava Airways SXM B.V. heeft gedaan bij de landsrecherche in Sint Maarten. In deze aangifte maakt [appellant] bezwaar tegen het verlenen van landingsrechten aan Arajet, een Dominicaanse luchtvaartmaatschappij en noemt hij [geïntimeerde] als betrokken minister bij de onderhandelingen daarover. In de aangifte noemt [appellant] echter geen concrete aanwijzingen waaruit blijkt dat [geïntimeerde] geld heeft ontvangen in ruil voor het verlenen van de landingsrechten aan Arajet. [appellant] zegt een envelope te hebben gezien, maar hij zegt niet dat hij gezien heeft dat die envelope door [geïntimeerde] is ontvangen. Die aanwijzingen zijn ook niet te vinden in de bijlagen bij die aangifte. In elk geval zijn die niet te vinden zonder voldoende toelichting door [appellant] in de processtukken en die ontbreekt.
uiting 2 (aankoop onroerend goed door [geïntimeerde] met overheidsgelden)
5.23 [
[appellant] beschuldigt [geïntimeerde] in uiting 2 van het gebruiken van overheidsgelden voor de aankoop van onroerend goed als privépersoon. In zijn verweerschrift bij het Gerecht stelt [appellant] daarover vragen
“[geïntimeerde], do you have 3 houses (…)? Do you have an an appartment in Dubai, yes or no? (…) We, the people of Sint Maarten, want to know where you got the money to purchase all these homes (…).”en doet hij suggesties :
“It is said among the community that the Managing Director/Owner of the concrete company that poured the hospital floors, [directeur 1], Managing Director of St. Maarten Concrete, is the same person or company that sold or traded off the house with [geïntimeerde]”.
5.24
De vragen die [appellant] hier stelt kunnen legitiem zijn in het kader van het publiek debat over mogelijke misstanden. Het uiten van de concrete beschuldigingen zoals in uiting 2, zonder enkele feitelijke basis daarvoor is dat echter niet. In de pleitnota en in de overgelegde attachments is geen feitelijke basis te vinden voor de concrete beschuldigingen van witwassen en omkoping aan het adres van [geïntimeerde] en ook niet voor de beschuldiging dat hij onroerend goed heeft gekocht met overheidsgeld.
5.25
Die feitelijke basis is (ook weer zonder toelichting, die ontbreekt) niet te vinden in de algemene stukken die zijn overgelegd als attachments 3 tot en met 6 (een rapport van de Ombudsman van Sint Maarten van juni 2022 over de aanbesteding van Solid Waste Collection, een brief van die Ombudsman van 13 oktober 2022 over een onderzoek naar de toedeling van bepaalde stukken grond in de regio “Over the Bank/Vineyard Heights”), de grondwet van Sint Maarten en een rapport van Transparency International uit 2015 over Sint Maarten ).
5.26
Die feitelijke basis is ook niet te vinden in de meer specifieke attachments 7 tot en met 10. Attachment 9 is een uittreksel uit het kadaster betreffende een stuk grond op naam van [geïntimeerde] met foto’s van een huis en Attachment 10 is een meetbrief en een akte betreffende een stuk grond. Een concrete link tussen de in deze stukken genoemde onroerende zaken en de beschuldigingen over de financiering van de huizen van [geïntimeerde] wordt echter niet gelegd in de processtukken. Hetzelfde geldt voor Attachment 7: een verzoek van 21 september 2023 van [appellant] op grond van de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur tot het verkrijgen van kopieën van de salarisstroken van een aantal toenmalige ministers, waaronder [geïntimeerde] en de weigering van dat verzoek door de minister-president. Attachment 8 is een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van koophandel van een bedrijf genaamd O & Eric Construction B.V. met als managing director [directeur 2]. Over dit bedrijf heeft [appellant] in zijn pleitnota bij het Gerecht vragen gesteld :
“(…) the company, of which [geïntimeerde] is allegedly a shareholder of which his girlfriend [directeur] is the Managing Director (…)[geïntimeerde]: have you as Minister conducted any business with this company ?”. Ook hiervoor geldt dat vragen over (zaken)relaties van ministers legitiem kunnen zijn in een publiek debat, maar concrete beschuldigingen van omkoping of vriendjespolitiek onderbouwd moeten worden.
uiting 3 (beschuldiging strafbare feiten)
5.27
Voor de beschuldigingen van strafbare feiten in uiting 3 ([geïntimeerde] is een gangster, bezig op een boot vol drugs en besteelt samen met zijn familie het volk van Sint Maarten) is in de processtukken van [appellant] of in de door hem overgelegde stukken geen enkele feitelijke basis te vinden.
belangenafweging
5.28
Met inachtneming van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is het Hof van oordeel dat het belang van [geïntimeerde] om gevrijwaard te blijven van beschuldigingen waarvoor geen enkele feitelijke basis is aangevoerd in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om door hem gesignaleerde misstanden in Sint Maarten aan de kaak te stellen. Ook als [appellant] dit beoogt te doen als “public watchdog”, geldt dat hij bij het verspreiden van informatie die de reputatie van anderen kan schaden een verantwoordelijkheid draagt voor de juistheid van de uitingen die hij doet. In de woorden van het EHRM (onder meer in EHRM 28 juli 2020 (rechtsoverweging 80) in de zaak Macovei vs Romania ECLI:CE:ECHR:2020:0728JUD005302814):
“(…) Article 10 of the Convention does not (…) guarantee a wholly unrestricted freedom of expression even in respect of coverage of matters of serious public concern (…) the exercise of this freedom carries with it “duties and responsibilities” which are liable to assume significance when there is a question of attacking the reputation of private individuals and undermining the “rights of others”. Thereby, the information conveyed on issues of general interest is subject to the proviso that the party concerned is acting in good faith in order to provide accurate and reliable information”.
Die verantwoordelijkheid heeft [appellant] onvoldoende serieus genomen en daarmee heeft hij onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [geïntimeerde].
rectificatie
5.29
Nu [appellant] aansprakelijk is jegens [geïntimeerde] vanwege de onjuiste uitingen zal hij die moeten rectificeren. Nu de concrete beschuldigingen in de uitingen 1, 2 en 3 zijn gedaan in het midden van een stroom van verwensingen, vragen, beschuldigingen en bedreigingen en zijn terug te vinden in een groot aantal van de overgelegde videofilmpjes past daarbij de algemeen verwoorde rectificatie die het Gerecht heeft toegewezen als bevel onder 5.3. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep niet verzocht om een geactualiseerde versie van de rectificatie. Het vonnis zal daarom in zoverre worden bevestigd, met maximering van de dwangsommen die verbeurd kunnen worden bij niet naleving van het bevel op een lager bedrag, te weten USD 100.000.
5.3
Ook passend is dat [appellant] de rectificatie moet verspreiden via het plaatsen van een bericht op Whatsapp, het medium dat hij gebruikt heeft voor de uitingen.
verzochte bevelen
5.31
Het vonnis van het Gerecht zal ook worden bevestigd ter zake van het in 5.1 gegeven bevel tot verwijdering van de daar genoemde uitlatingen, met dezelfde aanpassing van de maximering van dwangsommen tot USD 100.000.
5.32
Het verzochte bevel dat [appellant] zich moet onthouden van soortgelijke uitingen in de toekomst (toegewezen door het Gerecht onder 5.2) zal het Hof afwijzen. Dat is te onbepaald; een verbod op voorhand van uitlatingen waarvan de precieze inhoud nog niet bekend is maakt een belangenafweging zoals hiervoor gedaan niet goed mogelijk en levert daarom een te groot risico op voor een ontoelaatbare inperking van de vrijheid van meningsuiting van [appellant]. Dat neemt uiteraard niet weg dat indien [appellant] in de toekomst soortgelijke uitlatingen doet zonder voldoende feitelijke basis, dit opnieuw onrechtmatig kan zijn en hem opnieuw schadeplichtig kan maken.
slotsom
5.33
Het hoger beroep gaat alleen in zoverre op dat het verzochte verbod ter zake van toekomstige uitlatingen zal worden geweigerd. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bevestigd, met aanpassing van de maximaal te verbeuren dwangsommen.
5.34 [
[appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
rechtdoende in kort geding:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van het in dit vonnis onder 5.2 gegeven bevel en met uitzondering van de in 5.1 en 5.3 genoemde maximering van de dwangsommen, slechts in zoverre wordt het vonnis vernietigd;
opnieuw rechtdoende:
bepaalt het maximum van de dwangsommen die [appellant] verbeurt bij overtreding van het in 5.1 gegeven bevel op USD 100.000 en bepaalt het maximum van de dwangsommen die [appellant] verbeurt bij overtreding van het in 5.3 gegeven bevel eveneens op USD 100.000;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op NAf 1.140,50 aan verschotten en NAf 6.000 aan salaris voor de gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, G.C.C. Lewin en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 19 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.