ECLI:NL:OGHACMB:2025:88

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
H-195/23
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak van witwassen na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin de verdachte op 29 november 2023 was vrijgesproken van witwassen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld, waarbij zij eiste dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen voor schuldwitwassen. De verdachte had op 23 juni 2023 een geldbedrag van $ 4.969 bij zich, dat door de douane was aangetroffen. Het Hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd op 26 februari 2025, waarbij de procureur-generaal en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De procureur-generaal stelde dat er voldoende bewijs was voor schuldwitwassen, terwijl de raadsvrouw betoogde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat het geldbedrag afkomstig was van een misdrijf en dat de feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat het geld van criminele herkomst was. Het Hof heeft daarom het vonnis van het Gerecht vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. Het Hof gelastte tevens de bewaring van het in beslag genomen geldbedrag ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

Zaaknummer: H-195/23

Parketnummer : 400.00166/23
Uitspraak : 18 maart 2025 Verstek

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het Gerecht) van 29 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 op [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [‘adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven over het in beslag genomen voorwerp.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 26 februari 2025.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. S. Verheijen, en van hetgeen door de raadsvrouw van de niet verschenen verdachte, mr. M.M.A. van Lieshout, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte vrij zal spreken van het primair ten laste gelegde (opzetwitwassen), maar het subsidiair ten laste gelegde (schuldwitwassen) wettig en overtuigend bewezen zal verklaren en de verdachte hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met oplegging van een proeftijd van twee jaren. Zij heeft tevens gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf van veertig uren zal worden opgelegd en dat het in beslag genomen geldbedrag van
$ 4.969 verbeurd zal worden verklaard.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het vonnis van het Gerecht dient te worden bevestigd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Bonaire een voorwerp, te weten een geldbedrag van $ 4.969, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of begreep dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, mocht het voorgaande niet tot bewezenverklaring leiden
dat hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Bonaire een voorwerp, te weten een geldbedrag van $ 4.969 -, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt evenals het Gerecht tot een vrijspraak voor het ten laste gelegde, maar op (deels) andere gronden, zodat het vonnis van het Gerecht zal worden vernietigd.
Vrijspraak
Het openbaar ministerie heeft aan de verdachte primair opzetwitwassen en subsidiair schuldwitwassen ten laste gelegd. Daarvoor dient wettig en overtuigend bewezen te worden dat het geldbedrag van $ 4.969 dat de verdachte bij zich droeg, afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte dit wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden.
Het Hof stelt in de eerste plaats vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van het van enig concreet misdrijf afkomstig zijn van het geldbedrag dat onder de verdachte in beslag is genomen. In een geval zoals het onderhavige, waarbij op grond van het dossier geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan witwassen niettemin bewezen worden verklaard, indien sprake is van feiten en omstandigheden die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag in kwestie uit
enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld. Uit dit onderzoek zal voor een bewezenverklaring moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het Hof het volgende vast. Op 23 juni 2023 werd de verdachte op het vliegveld van Bonaire als binnenkomende reiziger uit Curacao door de douane staande gehouden en gecontroleerd. Aanleiding hiervoor was het feit dat de verdachte met versnelde pas langs de doorlaat controlepost richting de uitgang liep. Aangezien de verdachte bij deze controle wisselend verklaarde over de reden van zijn ééndaags bezoek aan Bonaire en er een – na onderzoek overigens niet gesubstantieerd – vermoeden was van het voorhanden hebben van verdovende middelen, werd de verdachte bij zijn terugkeer diezelfde dag op het vliegveld als reiziger naar Curacao opnieuw staande gehouden en gecontroleerd. Bij die gelegenheid bleek de verdachte een geldbedrag van $ 4.969 in zijn bagage te vervoeren.
De procureur-generaal stelt dat het vermoeden van witwassen in het onderhavige geval gestoeld is op de volgende feiten en omstandigheden, zakelijk weergegeven:
  • de verdachte heeft een groot geldbedrag in kleine coupures bij zich, hetgeen kenmerkend is voor inkomsten uit de handel in verdovende middelen;
  • in de telefoon van de verdachte bevindt zich een whatsappgesprek waarin wordt gesproken over een “vriend die koopt”, vergezeld van afbeeldingen van verpakkingen, inhoudende “vermoedelijk verdovende middelen” en een afbeelding van “vermoedelijk een geprepareerde koffer voor het vervoer van verdovende middelen”;
  • de verdachte is slechts vijf uren op Bonaire gebleven, hetgeen een indicatie zou kunnen zijn dat het ophalen van geld het enige doel van zijn reis was;
  • uit eerdere reisbewegingen van de verdachte blijkt dat hij vaker korte reizen naar Bonaire maakt;
  • de verdachte verklaart wisselend en weinig specifiek over de herkomst en eindbestemming van het geld.
De raadsvrouw bepleit dat bovenstaande feiten en omstandigheden op geen enkele manier tot een gerechtvaardigd vermoeden kunnen leiden dat het geld afkomstig moet zijn van een misdrijf. De verdachte heeft voor zijn handelen bovendien een concrete, verifieerbare en op voorhand niet volstrekt onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Dat hiernaar door het openbaar ministerie geen nader onderzoek is gedaan, kan niet aan de verdachte worden verweten.
Het Hof overweegt als volgt. De feiten en omstandigheden zoals blijkend uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geven naar het oordeel van het Hof geen aanleiding om te vermoeden dat het geldbedrag van $ 4.969, dat de verdachte bij zich had, afkomstig is van enig misdrijf. De hoogte van het bedrag en de samenstelling ervan zijn niet van dien aard dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor de aanwezigheid van dit geld kan gelden. Datzelfde geldt ook voor de verklaring die de verdachte bij de controle had gegeven, namelijk dat hij het geld van een zakenpartner had gekregen om een betonmolen in Curacao te kopen en vervolgens te verzenden naar Bonaire, alsmede de bewaarplaats van het geld, namelijk in de broekzak van een spijkerbroek in zijn handbagage. Dit wordt naar het oordeel van het Hof niet anders door de combinatie met de overige omstandigheden die door het openbaar ministerie naar voren zijn gebracht. Het feit dat bepaalde zaken onduidelijk zijn gebleven, is niet voldoende om aan te nemen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Het had naar het oordeel van het Hof op de weg van het openbaar ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar de whatsappgesprekken, de reisbewegingen en de andere omstandigheden die bij het openbaar ministerie vragen opriepen. Nu het Hof tot de conclusie komt dat de feiten en omstandigheden van het geval zoals thans bekend onvoldoende zijn om te concluderen dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, behoeven de overige verweren van de raadsvrouw, ten aanzien van de door de verdachte afgelegde verklaring en het al dan niet te verrichten onderzoek daarnaar, geen nadere bespreking.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire van 29 november 2023 en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de bewaring van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van $ 4.969 ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.L.A. Angela, W. Foppen en E.M.J. Brink,
leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 18 maart 2025 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao, met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Bonaire.
uitspraakgriffier: