Uitspraak
1.[appellant 1]
[appellant 2]
1.de besloten vennootschap EC INVESTMENTS B.V.
ENNIA CARIBE HOLDING N.V.
Het verloop van de procedure
De feiten
1. USD.300.000 fixed compensation to be paid in 12 monthly instalments, starting February 2011.
An Annual bonus to be determined by the Chairman of the Board of Supervisory Directors, and approved by the Board of Supervisory Directors.
3. The annual bonus for 2011 will be a minimum of USD 300.000.
4. [appellant 1] is furthermore entitled to:
a car allowance equal to nafls 40.000,= a year,
cost of an pension plan based on the conditions applicable for directors of [ECH} and based on a salary of USD 300.000,-
cost of the medical insurance for [appellant] and his wife for the medical plan applicable to the other directors of [ECH]
other allowances payable to the directors of [ECH]
The management agreement (annex 1) to be entered with the management company of [[appellant 1 ]]. (…)
7
ECI
"Alle (geldelijke) transacties met directeuren, senior management, commissarissen of aandeelhouders waaronder ook bonussen en gratificaties met uitzondering van salarissen."
"Ennia is challenging two aspects in particular:
‘’The below email is correct’’.
De vordering en beslissing van het Gerecht
De beoordeling in hoger beroep
(…) [appellant 1] heeft ook niet op een later moment ‘bedacht’ dat hij ook deze vergoeding wel kon vorderen, maar heeft op een later moment geconstateerd dat diverse overige bestuurders deze vergoedingen wel ontvingen, zodat ingevolge randnummer 5 van het remuneratiebesluit hij een aantal jaren was ondergewaardeerd. Dat is in 2014 ingelopen en daarna zijn de kosten steeds gefactureerd en betaald aan PMS.”Uit die verklaring blijkt dat [appellant 1] erkent dat hij in 2014 een bedrag aan huurvergoeding heeft ontvangen en dat in de jaren 2011 tot en met 2013 geen huurvergoeding aan hem is betaald. Tijdens de mondelinge behandeling bij het Gerecht op 25 mei 2021 heeft [appellant 1] dat nog eens bevestigd. Hij heeft daar verklaard:
”Ik woon ook in mijn eigen huis. De huurvergoeding is de huurwaarde, mijn huis is getaxeerd. Dat is om het gelijk te trekken met anderen.’’
(“other allowances payable to the directors of [ECH].”). Het ligt op de weg van [appellanten] om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan aannemelijk is dat een vergoeding van een dergelijke omvang, die niet met zoveel woorden is vermeld in het remuneratiebesluit, toch daarin zijn grondslag vindt. Dat heeft [appellanten] nagelaten. [appellanten] heeft eveneens nagelaten om feiten en omstandigheden te stellen die aannemelijk maken dat er een andere rechtsgrond dan het remuneratiebesluit bestond voor deze vergoeding. Het enkele feit dat andere bestuurders een vergelijkbare vergoeding genoten, voor zover al juist ([appellanten] heeft dit niet onderbouwd) is daarvoor ontoereikend. [appellanten] heeft de stelling dat het bij zijn aanstelling nooit de bedoeling is geweest om zijn vergoedingen lager te laten uitvallen dan die van andere bestuursleden niet gestaafd. De conclusie luidt dat het Hof als onvoldoende gemotiveerd betwist aanneemt dat Ennia c.s. het bedrag van NAf 792.439 onverschuldigd heeft betaald. Grief VIII slaagt niet.