ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3224
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake Landsverordening toelating en uitzetting van Aruba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 12 november 2003 een eerder beroep ongegrond verklaarde. De appellant had een verzoek ingediend bij de Minister van Justitie en Publieke Werken om een verklaring dat de Landsverordening toelating en uitzetting van Aruba niet op hem van toepassing was. Dit verzoek werd afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. De Minister verklaarde het bezwaar ongegrond op 26 oktober 2001. De appellant heeft vervolgens op 27 februari 2003 beroep ingesteld bij het Gerecht, dat de termijnoverschrijding als ontvankelijk beschouwde, omdat de appellant de beslissing op het bezwaarschrift pas op die datum had ontvangen. Het Gerecht oordeelde dat de appellant niet eerder op de hoogte was gesteld van de beslissing.
Het Hof heeft de zaak op 26 maart 2004 behandeld en kwam tot de conclusie dat de appellant de brief van de Minister met de beslissing op het bezwaarschrift wel degelijk had ontvangen, maar dat de deurwaarder, N.E. Hart, deze niet tijdig had overhandigd. Het Hof oordeelde dat de appellant verantwoordelijk was voor eventuele fouten van zijn gemachtigde en dat het beroep niet zo spoedig was ingesteld als redelijkerwijs verlangd kon worden. Daarom verklaarde het Hof het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep van de appellant tegen de beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk. Het Hof gelastte tevens dat het Land het griffierecht aan de appellant terugbetaalt.