ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF5216

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 november 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
46 HLAR 09/04
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift door Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin haar bezwaar tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet-ontvankelijk werd verklaard. De SVB had op 16 oktober 2002 besloten dat appellante per 15 oktober 2002 arbeidsgeschikt was en dat zij geen aanspraak meer had op ongevallengeld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de SVB op 4 april 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht in eerste aanleg heeft op 12 januari 2004 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld.

De kern van het geschil betreft de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaarschrift. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat haar oorspronkelijke gemachtigde voor het indienen van het bezwaar was overleden. Het Hof oordeelde echter dat appellante voldoende gelegenheid had om tijdig een bezwaarschrift in te dienen, ook al was haar nieuwe gemachtigde mogelijk niet in het bezit van het dossier. Het Hof benadrukte dat de mogelijkheid bestond om een bezwaarschrift in te dienen op nader aan te vullen gronden, en dat de SVB correcte rechtsmiddelenvoorlichting had gegeven.

Het Hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, en appellante kreeg verlof om kosteloos te procederen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 november 2004.

Uitspraak

46 HLAR 09/04.
Datum uitspraak: 29 november 2004
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 12 januari 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 16 oktober 2002 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) appellante per 15 oktober 2002 arbeidsgeschikt verklaard en bepaald dat zij vanaf die datum geen aanspraak meer heeft op ongevallengeld.
Bij beschikking van 4 april 2003 heeft de SVB het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 16 februari 2004, bij het Gerecht ingekomen op 18 februari 2004, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 2 april 2004 heeft de SVB van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, zijn verschenen. Voorts is drs. M. Maria, controlerend geneeskundige van de SVB, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante klaagt dat het Gerecht het overschrijden van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat haar gemachtigde op 3 oktober 2002 is overleden en dat diens beoogde opvolger wegens sluiting van het kantoor niet kon beschikken over haar dossier. Ook stelt appellante dat zij wel tijdig mondeling bezwaar heeft gemaakt om te voorkomen dat de bezwaartermijn verstreek.
2.2. In artikel 56, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de LAR) is bepaald dat het bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag, waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.
Ingevolge het tweede lid geldt de dag, waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, als de dag, waarop deze is gegeven.
In het derde lid is bepaald dat, wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
2.3. Het Gerecht heeft terecht overwogen dat 27 november 2002 de uiterste datum was voor het tijdig indienen van een bezwaarschrift en dat het bezwaarschrift van appellante van 6 december 2002 te laat bij de SVB is ingediend.
2.4. Het betoog van appellante dat het Gerecht de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten, faalt. In dit kader is van belang dat de oorspronkelijke gemachtigde van appellante, de heer E. Ong-A-Kwie, reeds vóór het nemen van de bestreden beschikking was overleden. Aangezien appellante die beschikking op 16 oktober 2002 heeft ontvangen, heeft zij voldoende gelegenheid gehad om – eventueel met inschakeling van een andere gemachtigde – tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Het feit dat een nieuwe gemachtigde wellicht niet over haar dossier kon beschikken, behoefde niet aan een tijdige indiening van een bezwaarschrift in te weg te staan, aangezien op grond van artikel 60 van de LAR de mogelijkheid bestaat om, ter bewaring van de termijn, een bezwaarschrift in te dienen op nader aan te vullen gronden. Voorts is van belang dat bij de bestreden beschikking een correcte rechtsmiddelenvoorlichting als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de LAR is opgenomen, waarin onder meer is vermeld dat schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt bij de Directeur van de SVB. Appellante kon er dan ook niet vanuit gaan dat haar mondelinge bezwaar bij een medisch adviseur van de SVB voldoende was om de bezwaartermijn veilig te stellen.
Hetgeen appellante heeft aangevoerd, leidt ook overigens niet tot het oordeel dat zich in dit geval zodanig bijzondere omstandigheden voordoen, dat tot verschoonbaarheid moet worden geoordeeld. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien, dat de termijnoverschrijding niet aan appellante kan worden tegengeworpen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verleent appellante verlof kosteloos te procederen;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. C.H. Govaerts en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Ter Berg, Voorzitter
w.g. Visser, griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2004.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Voor deze,