ECLI:NL:OGHNAA:2005:2

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
8 november 2005
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
CUR H 2005-215
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van executoriale titels binnen het Koninkrijk

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om de vraag of een besluit van de gemeente Amsterdam, dat een bijstandsuitkering aan [appellante] herzien en teruggevorderd had, als executoriale titel kon worden tenuitvoergelegd binnen het Koninkrijk. Het Hof oordeelde dat de grosse van het besluit, dat was genomen op 3 maart 2004, inderdaad als executoriale titel kon worden aangemerkt en dat deze in het gehele Koninkrijk ten uitvoer kon worden gelegd. De zaak begon met een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat op 24 januari 2005 was gewezen. [appellante] was in hoger beroep gekomen tegen dit vonnis, waarin de gemeente Amsterdam als eiseres in conventie en [appellante] als gedaagde in reconventie was aangemerkt. Het Hof bevestigde dat [appellante] tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep was gekomen en dat de gemeente ook tijdig incidenteel hoger beroep had ingesteld. Het Hof oordeelde dat de wetgeving in de verschillende landen van het Koninkrijk inmiddels de grossen van authentieke akten en andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken op één lijn had gesteld, wat betekende dat deze ook in andere delen van het Koninkrijk ten uitvoer gelegd konden worden. Het Hof vernietigde het vonnis waarvan beroep voor zover dit in conventie was gewezen en verklaarde voor recht dat de grosse van het herzieningsbesluit kon worden tenuitvoergelegd binnen de Nederlandse Antillen. [appellante] werd veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, terwijl het vonnis voor het overige werd bevestigd.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2005 VONNIS NO.
UITSPRAAK: 8 november 2005
ZAAKNR.: A.R. no. 275 van 2004; H - 215/2005
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Nederland,
voorheen gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante in het principaal
appel tevens geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: E.J. Leito,
- tegen -
de openbare rechtspersoon
de gemeente AMSTERDAM,
zetelend in Amsterdam,
voorheen eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, thans geïntimeerde in het
principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. G.J. Scheper.
Partijen worden hierna [appellante] en de gemeente genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 24 januari 2005. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
appellante] is in hoger beroep gekomen van gemeld vonnis door indiening op 21 februari 2005 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 22 maart 2005 ter griffie van het GEA ontvangen afzonderlijke memorie van grieven heeft zij drie grieven aangevoerd en deze toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de conventionele vordering van de gemeente zal afwijzen en de reconventionele vordering van [appellante] zal toewijzen met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure in beide instanties. De akte van hoger beroep en de memorie van grieven zijn op 7 april 2005 aan de gemeente betekend.
1.3.
De gemeente heeft op maandag 9 mei 2005 een memorie van antwoord in het principaal appel ingediend. Zij heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld en daarin een memorie van grieven genomen. De conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en, opnieuw rechtdoende, de conventionele vordering alsnog geheel toewijst en de reconventionele vordering afwijst met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in beide instanties. [appellante] heeft een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen. Op de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag heeft de gemachtigde van [appellante] pleitnotities overgelegd. De gemachtigde van de gemeente heeft daarvan afgezien. Vonnis is bepaald op heden.

2.Ontvankelijkheid

2.1. [
appellante] is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen van het vonnis van 24 januari 2005, zodat zij in het principaal appel kan worden ontvangen.
2.2.
Mede gelet op artikel 18a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Nederlandse Antillen (RvNA) heeft de gemeente tijdig en op de juiste wijze incidenteel hoger beroep ingesteld tegen gemeld vonnis.

3.Grieven

Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de respectievelijke memories van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan. Bij besluit van 3 maart 2004 (verder: het besluit) heeft de gemeente wegens schending van de wettelijke inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 54, derde lid, van de Wet werk en bijstand (Wwb) de toekenning van een bijstandsuitkering aan [appellante] over de periode van 25 oktober 1999 tot en met 31 december 2003 herzien en deze uitkering bepaald op nihil. Bij het besluit is voorts het teveel betaalde bedrag ad euro 25.741,41 teruggevorderd. Op 10 maart 2004 is de grosse van het besluit aan [appellante] betekend, vergezeld van een betalingsbevel.
4.2. [
appellante] heeft op 14 april 2004 bezwaar gemaakt tegen het besluit. Dat bezwaar is op 9 december 2004 ongegrond verklaard. Door [appellante] is geen beroep ingesteld. Het besluit is daardoor per 20 januari 2005 onherroepelijk geworden.
4.3.
Op 3 maart 2004 is door de gemeente conservatoir beslag gelegd op het recht van erfpacht op een perceel grond, bekend als […] in het Stadsdistrict van Curaçao, kadastraal bekend als […].
Incidenteel appel
4.4.
De gemeente heeft bij inleidend verzoekschrift primair gevorderd voor recht te verklaren dat de grosse van het besluit kan worden tenuitvoergelegd binnen de Nederlandse Antillen. De eerste rechter heeft die vordering afgewezen. Daartegen richt zich het incidenteel appel.
4.5.
Ingevolge artikel 60, derde lid, Wwb levert het besluit (tot terugvordering) een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van RvNL. In dat Tweede Boek is in artikel 430, voor zover hier van belang, bepaald dat de grossen van “in Nederland verleden authentieke akten alsmede andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken” in geheel Nederland tenuitvoergelegd kunnen worden. In artikel 430 van het per 1 augustus 2005 in de Nederlandse Antillen geldende RvNA is een vergelijkbare regeling opgenomen, namelijk dat de grossen van “hier te lande verleden authentieke akten, alsmede andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken” in de gehele Nederlandse Antillen tenuitvoergelegd kunnen worden. De wetgevers van de onderscheiden landen hebben derhalve inmiddels de “andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken” voor wat betreft de mogelijkheden van tenuitvoerlegging op één lijn gesteld met authentieke akten.
4.6.
Volgens artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk kunnen, voor zover hier van belang, grossen van authentieke akten die in een van de landen van het koninkrijk zijn verleden in het gehele koninkrijk tenuitvoergelegd worden. Gemeld artikel berust op de gedachte dat het koninkrijk, voor wat betreft de vatbaarheid voor tenuitvoerlegging van binnen het koninkrijk verleden authentieke akten als een rechtsgebied moet worden beschouwd, welke gedachte naar zijn strekking meebrengt dat de rechtskracht van de grossen van authentieke akten in alle delen van het koninkrijk gelijk is. In het licht van de omstandigheid dat de wetgevers van de betrokken landen “andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken” inmiddels op één lijn hebben gesteld met authentieke akten brengt die strekking mee dat ook die “andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken” op basis van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk in het andere land tenuitvoergelegd kunnen worden.
4.7.
In het licht van het voorgaande is niet van belang te onderzoeken of het besluit dat bij wet als executoriale titel is aangewezen ook als authentieke akte moet worden aangemerkt. De in het incidenteel appel voorgedragen grief slaagt. Het vonnis waarvan beroep dient vernietigd te worden. De primair ingestelde vordering is alsnog toewijsbaar. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [appellante] veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel aan de zijde van de gemeente gevallen.
Principaal appel
4.8.
Nu de in conventie primair ingestelde vordering (verklaring voor recht) alsnog wordt toegewezen komt de subsidiair ingestelde vordering (veroordeling tot betaling en vanwaardeverklaring conservatoir beslag) niet voor behandeling in aanmerking. Hetgeen door [appellante] in het principaal appel dienaangaande is opgemerkt kan dus onbesproken blijven.
4.9.
In reconventie heeft [appellante] opheffing van het gelegde beslag gevorderd. Die vordering is door de eerste rechter afgewezen. De grieven van [appellante] richten zich ook tegen die beslissing. Naar het Hof begrijpt is het bezwaar tegen de beslaglegging tweeërlei:
a. het beslag is te vroeg gelegd omdat het besluit ten tijde van de beslaglegging nog geen formele rechtskracht had;
b. het beslag benadeelt de overige gerechtigden in het beslagen onroerend goed.
4.10.
Nu de in conventie door de gemeente ingestelde subsidiaire vordering (onder andere strekkende tot vanwaardeverklaring van het gelegde conservatoire beslag) buiten behandeling blijft zal dat beslag niet van waarde verklaard kunnen worden. Dat is ook niet nodig. In artikel 704 RvNA is bepaald dat een gelegd conservatoir beslag overgaat in een executoriaal beslag zodra de beslaglegger (in de hoofdzaak) een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. Uit hetgeen hiervoor bij de behandeling van het incidenteel appel is opgemerkt volgt dat ten deze heeft te gelden dat de gemeente beschikt over een hier te lande geldige executoriale titel, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Dat die titel niet “in de hoofdzaak” is verkregen is niet van belang omdat de wettelijke bepaling niet de formaliteit van een hoofdzaak centraal stelt, maar het verkrijgen van een geldige executoriale titel en die titel is er. Het gelegde beslag is dus overgegaan in een executoriaal beslag.
4.11.
Dat het besluit ten tijde van de beslaglegging nog geen formele rechtskracht had doet aan het voorgaande niet af. De grosse van het besluit leverde niettemin een executoriale titel op nu artikel 60 Wwb niet bepaalt dat een terugvorderingsbesluit onherroepelijk moet zijn voordat de grosse daarvan een executoriale titel oplevert.
4.12.
Dat het beslagen onroerend goed aan meerdere gerechtigden toebehoort doet aan het voorgaande evenmin af. Het beslag strekt namelijk slechts tot uitwinning van het onverdeelde aandeel van [appellante] in dat onroerend goed en tast de rechten daarop van de overige gerechtigden dus niet aan.
Principaal en incidenteel appel
4.13.
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen dient te worden vernietigd met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in beide instanties.
BESLISSING:
Het Hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep doch uitsluitend voor zover dit in conventie is gewezen en
in zoverre opnieuw rechtdoende
verklaart voor recht dat de grosse van het herzieningsbesluit van 3 maart 2004 kan worden tenuitvoergelegd binnen de Nederlandse Antillen;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure aan de zijde van de gemeente gevallen en begroot die kosten
a. in eerste aanleg op NAF. 989,13 voor verschotten en NAF. 1.800,- voor salaris gemachtigde en
b. in hoger beroep op NAF. 300,08 voor verschotten en NAF. 5.100,- voor salaris gemachtigde.
wijst of het meer of anders gevorderde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.J. de Lannoy, president, en mrs. W.P. ter Berg en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curacao uitgesproken op 8 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier